Lodewijk Asscher heeft nogal wat discussie losgemaakt met zijn aandacht voor toenemende robotisering, die in zijn ogen een grote bedreiging vormt voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Die zorg duikt in de geschiedenis telkens de kop op als machines meer werk van mensen overnemen. Tegelijk opperde Asscher dat de overheid, die innovatie promoot als speerpunt van de Nederlandse economie, dan ook de verantwoordelijkheid dient te nemen om het uitdijende contingent werklozen van een inkomen te voorzien. Hoe, gaf hij daar niet bij aan.
Wel gaf Asscher aan dat daarvoor nieuwe manieren moeten worden gevonden. Want nog meer uitkeringen bij een dalende belastingopbrengst kan de staat niet trekken.
Het onderliggende rapport, The Future of Employment van Oxford University, heeft al eerder de aandacht getrokken van mensen die daar wel concrete ideeën over hebben. Rutger Bregman bij voorbeeld, die de discussie over het basisinkomen weer actueel heeft gemaakt. Tegenlicht deed daar onlangs nog verslag van.
Basisinkomen als gruwel van neoliberalen
De moderne interpretatie van het basisinkomen stamt uit de jaren 80 van de vorige eeuw. Op de website van de Vereniging Basisinkomen staat zelfs een voorbeeld dat dateert uit 1795. Maar de vrije markteconomie en (neo)liberale politiek hebben de discussie telkens weer onder het tapijt weten te schoffelen. Inkomen verschaffen aan niet werkenden is nog steeds de ultieme gruwel voor dit gedachtegoed.
De vrije markt lijkt zich echter binnen afzienbare tijd in de eigen staart te gaan bijten. Want met het doorlopend vergroten van de productiviteit ten koste van menselijke arbeid verdwijnt het fundament: de markt zelf. Het toenemende leger van nieuwe armen is niet langer in staat om de alsmaar groeiende stroom van producten te kopen. Ook de toestroom van miljardairs aan de bovenkant kan dit niet compenseren; wie duizend keer rijker is gaat niet duizend maal meer eten.
Zelfs vanuit traditioneel economisch perspectief lijkt het dus een goed idee om iedereen van een inkomensbasis te voorzien, zodat de machine blijft draaien. Vanuit duurzame gezichtshoek kun je daar echter vraagtekens bij zetten. Wanneer het kunstmatig voeden van de economie er toe leidt dat ook de consumptie op een onhoudbaar hoog niveau blijft ruilen we het ene probleem in voor het andere.
Nieuwe kaders
De constatering van Asscher en van het Oxford rapport gaan in feite over slechts een aspect van een systeem dat over de hele linie aan het vastlopen is. Zwaar en eenzijdig inzetten op technische innovatie in een samenleving die eigenlijk al uitstel van betaling heeft aangevraagd lijkt nog het meest op bouwen van een formule-1 motor in een doorgeroeste Deux Chevaux. Oftewel, voor werkelijke vooruitgang is een compleet nieuw systeem nodig. Zomaar een basisinkomen invoeren zonder de samenleving van nieuwe kaders te voorzien zal ongetwijfeld tot nieuwe problemen leiden.
Delen van die kaders worden zichtbaar door te kijken naar de kritiek op het basisinkomen. Zoals de veel gehoorde opmerking dat mensen die gratis geld krijgen ophouden met werken. Dat die kritiek onjuist is, is al verscheidene malen aangetoond in experimenten. Maar die kritiek komt ook voort uit de achterliggende moraal: werk als maatschappelijke plicht. Wie een vervelende plicht ervaart zal daar zeker onderuit proberen te komen. Maar wanneer je naar werk kijkt als recht draait het perspectief om: een verworven recht geef je niet graag op. En dat is veel meer zoals menig werkloze naar zijn situatie kijkt: het recht op werk is hem of haar ontnomen, en daarmee ook vaak de maatschappelijke positie en waardering.
Het invoeren van een basisinkomen zou onbetaalbaar zijn. Voorlopige schattingen laten zien dat het duur is, op basis van huidige financiële kaders. Maar aan de kosten van de economische crisis tot nu toe hebben we ook bedragen betaald die we voordien voor onmogelijk hielden. Bovendien hangt het zwaard van onbetaalbare zorg aan een steeds dunner draadje boven de maatschappij.
Vereenvoudiging van belastingen en het vervallen van een uitkeringsapparaat levert grote besparingen op. Het geld van een basisinkomen stroomt direct en volledig terug in de economie. Een eerlijke verdeling van arbeid levert ook de tijd op om te kunnen zorgen, dus kunnen de zorgkosten flink omlaag, ook al door het verminderen van stress bij overbelaste werkers. En mensen krijgen de tijd om zich verder te ontwikkelen, zodat Asscher ook zijn zin krijgt met het verhogen van het ontwikkelingsniveau.
Verder zal het onbelaste basisinkomen als vanzelf zorgen voor een verschuiving van belasting van arbeid naar consumptie, wat de arbeidsmarkt stimuleert en de consumptie op een houdbaar niveau helpt te houden.
Wanneer we dan ook nog de politieke moed kunnen opbrengen om gemeenten toe te staan om op lokale schaal eigen betaalmiddelen te onderhouden en zo zelf samen met de inwoners nieuwe werkgelegenheid te scheppen, hebben we de kaders voor een robuuste, eerlijke en houdbare samenleving waarin het evenwicht veel makkelijker is te bewaren dan nu het geval is.
Nederland is uitstekend geoutilleerd om het experiment aan te gaan: we zijn klein, rijk, goed georganiseerd en gemiddeld goed opgeleid. En waarom zouden we ook niet met sociale innovatie voorop kunnen lopen? Geen gezeik, iedereen gelukkig.
Peter van Vliet