De afgelopen jaren hebben we gezien dat diverse veelbelovende initiatieven op het gebied van deeleconomie en samenwerken zijn gesneuveld door de valkuilen van het neoliberale denken en doen: carpoolen en timebanking (red. tijd is geld) transformeren in commerciële bedrijven als Uber en Task Rabbit; samenleef concepten worden exclusieve wijken met gesloten hekken, en ga zo maar door.
Hoe voorkomen we dat de sociale mogelijkheden van de deeleconomie teniet wordt gedaan door de druk van neoliberale ideeën en de economie? Hoe kunnen veelbelovende samenwerkingsinitiatieven worden verspreid met behoud van hun maatschappelijke waarde en zo een bijdrage leveren aan de overgang naar een veerkrachtige en duurzame samenleving?
Voor een antwoord komen we terecht bij drie concepten die onderling verbonden zijn:
- Samenwerkende organisaties
- Relationele goederen
- Social commons
Samenwerkende organisaties zijn om twee redenen belangrijk. Ten eerste zijn ze gebaseerd op samenwerking, waardoor het mogelijk is anders te kijken naar hardnekkige sociale, ecologische en economische problemen. Ten tweede hebben ze ook een maatschappelijke waarde. Als mensen samenwerken om iets te bereiken – zoals het verzorgen van kinderen of ouderen of het opzetten van workshops voor de gemeenschap – produceren ze tegelijkertijd neveneffecten, relationele immateriële zaken: vertrouwen, empathie, vriendelijkheid en aandacht. Deze zaken hangen allemaal samen met de kwaliteit van menselijke interacties.
Vind jij goede en onafhankelijke informatie over een duurzame en klimaatveilige toekomst belangrijk? En helpt Duurzaamnieuws.nl je daarmee? Help ons dan als ondersteunend lid. Dank je wel.
Liever eerst een tijdje volgen? Meld je dan aan voor de gratis nieuwsbrief.
Op hun beurt dragen deze ‘relationele goederen’ bij aan de leefbaarheid van de gemeenschappen waarin ze zijn ontstaan. Zo genereren meer maatschappelijke waarde. Dat wil zeggen, ze worden social commons. Of anders uitgelegd: social commons worden ontwikkeld en onderhouden door een netwerk van interacties tussen mensen en tussen mensen en de plaatsen waar ze wonen.
Ze zijn heel divers, variërend van een gevoel van veiligheid in een stad of binnen een wijk vertrouwen op gezamenlijke standpunten over mensenrechten en democratie, of een open en inclusieve houding ten opzichte van nieuwkomers.
Social commons kunnen ook specifieke kenmerken hebben: creativiteit, het vermogen om te ontwerpen of ondernemerschap. En als ze voldoende worden verspreid in een samenleving, groeien ze uit tot een van de kenmerkende aspecten van die samenleving. Social commons zijn de lijm die het geheel bij elkaar houdt en waardoor cohesie en sociale veerkracht ontstaan. De maatschappelijke waarde van samenwerkende organisaties is dan ook de bijdrage die zij kunnen geven aan het bouwen van deze social commons.
Samenwerkende organisaties kunnen produceren wat nodig is om de sociale ziekte van over-individualisering, verlies van sociale cohesie en kwetsbaarheid tegen te gaan. Dat is een kwestie van goed ontwikkelen. Maar hoe maken we deze potentieel maatschappelijke waarde concreet? En niet alleen in de veelbelovende beginfase, maar ook als het project groeit en succesvol wordt. Hoe verspreiden we het?
Om samenwerkende organisaties te evalueren, kijk ik naar twee zaken: effectiviteit en maatschappelijke waarde. Effectiviteit laat zien dat ze resultaten behalen die in relatie staan tot de inspanningen van betrokken partijen. De sociale waarde staat voor het vermogen om relationele producten te produceren.
Effectiviteit versus maatschappelijke waarde
Het produceren van maatschappelijke waarde is niet gratis: het vergt tijd en aandacht. Dat zijn twee zeer beperkte middelen. Daarom ontstaat bij het samenwerken tussen organisaties een neveneffect: de zoektocht naar het maximaliseren van de effectiviteit, gericht op het verminderen van tijd en aandacht. Daardoor neemt de maatschappelijke waarde vaak juist af.
Sterker nog: om toegankelijker te zijn voor veel mensen, moeten samenwerkende organisaties efficiënter zijn. En door deze efficiency verliezen ze veel van hun maatschappelijke waarde. Hoewel ze dus in de praktijk succesvol zijn, dragen ze niet bij aan de social commons.
Daarom draagt de groei van dit soort samenwerkende organisaties niet bij aan het verbeteren van de sociale kwaliteit in termen van cohesie en veerkracht. Integendeel, als de maatschappelijke waarde heel hoog is, dan is de samenwerking ook veeleisend (in termen van tijd en aandacht). Om diezelfde reden zijn de effectiviteit en toegankelijkheid laag – tenminste zo wordt dat ervaren. Daarom willen of kunnen niet veel mensen deelnemen.
Het resultaat is dat dit soort samenwerkende organisaties wel interessant en zinvol werk doen, maar niet bijdragen aan de algehele verbetering van de samenleving. In feite worden de relationele producten die zij leveren beperkt gebruikt door een kleine groep mensen. Ze worden niet groter, verbinden niet en worden geen social commons.
Daarom zou de kern van het verspreiden van samenwerkende organisaties met behoud van de maatschappelijke waarde moeten bestaan uit het zoeken naar de juiste balans tussen effectiviteit en maatschappelijke waarde. Ieder geval apart. De samenwerkende organisaties moeten effectief genoeg zijn om toegankelijk te zijn voor grotere aantallen mensen.
Tegelijkertijd moeten ze relationele producten maken die de mensen aanspreken die betrokken zouden kunnen worden om deze producten te vervaardigen. Als dit in evenwicht is, kunnen samenwerkende organisaties zich verspreiden en ook de daarmee verband houdende sociale waarden. Samenwerkend in het bouwen van ‘social commons’.
Kijk bijvoorbeeld eens naar de ruim 500 gemeenschappelijke tuinen in New York City: een groot aantal mensen werkt in deze tuinen met een groot gevoel van gemeenschappelijkheid. Dit soort gezamenlijk gedrag kan lange tijd blijven bestaan: sommige tuinen zijn er al meer dan 30 jaar. Dit fantastische resultaat is verkregen dankzij de wederzijdse kennis van de betrokkenen en – misschien nog wel belangrijker – door de steun van een publieke organisatie, GreenThumb, die de gemeenschappen van de tuinders versterkt en hun enkele eenvoudige regels biedt.
Naar mijn mening laat dit voorbeeld duidelijk zien hoe de balans tussen effectiviteit en maatschappelijke waarde mogelijk kan worden gemaakt: door een goed ontwikkeld – of, nog beter, gezamenlijk ontwikkeld – systeem van producten, diensten, procedures, normen en economische steun.
Een van mijn favorieten is het samenleefprogramma in Milaan dat is ontwikkeld door de Social Housing Foundation. Dit kan worden gezien als de volwassen evolutie van gemeenschappelijk wonen. Honderden gezinnen zijn gesteund bij het opstarten van verschillende gemeenschappelijke projecten, terwijl ondertussen hun toekomstige huizen werden gebouwd. Het doel was om hun te steunen bij het gezamenlijk ontwerpen en beheren van hun huizen en gemeenschappelijke ruimtes.
Ook in dit geval was het de rol van een instelling – de Social Housing Foundation – om een systeem te creëren waarbij leerprocessen werden ondersteund: mensen die elkaar aanvankelijk niet kenden, leerden hoe ze konden samenwerken op een effectieve manier (om hun huizen en buurt te ontwikkelen en vervolgens om hun woningen gezamenlijk te beheren). Het programma was gericht op vriendelijke interacties en openheid in de groep.
Wat kunnen we leren van deze voorbeelden? Als innovatief project laten ze zien dat het mogelijk is om oplossingen die geschikt zijn voor een paar betrokken mensen (de sociale helden die als eerste begonnen), ook toe te passen op ecosystemen die sociale waarden creëren voor veel deelnemers die ook nog eens minder betrokken zijn: normale mensen die normale keuzes maken in tegenstelling tot de trends van over-individualisering en sociale kwetsbaarheid. Ik noem de zeer bijzondere omstandigheden waarin deze keuzes gemaakt kunnen worden “ontwrichtende normaliteit.”
Ontwerp voor een disruptieve normaliteit
Met disruptieve normaliteit bedoel ik een aantal activiteiten die – hoewel ze normaal kunnen zijn in een bepaalde context (en dus lokaal verspreid kunnen zijn) – storend kunnen zijn in een andere context, waar de mainstream activiteiten nog dominant zijn. Op verschillende plaatsen in de wereld, bijvoorbeeld de tuinen van New York City, hoef je geen sociale held te zijn om een paar uur per week door te brengen in een gemeenschappelijke tuin. Hetzelfde geldt voor sommige vormen van gemeenschappelijk wonen of met je gezin naar een boerenmarkt gaan. Desalniettemin gaan deze mensen – met hun keuzes en hun normale gedrag – niet mee in de reguliere stedelijke gang van zaken en staan ze op tegen de grote en niet duurzame voedingsmiddelenindustrie.
Wat kunnen we doen om de disruptie van normaal uit te breiden? Mijn antwoord is het ontwikkelen van drie activiteiten die verband houden met elkaar:
- Zoek voorbeelden van activiteiten die een goede balans hebben tussen effectiviteit en maatschappelijke waarde.
- Verbeter het bestaande sociaaltechnische ecosysteem om een omgeving te creëren waarin samenwerkende organisaties kunnen ontstaan en zich verspreiden. Dit betekent passende materiële en immateriële elementen ontwikkelen: digitale platforms, producten, plaatsen, diensten, normen en incentives.
- Deel de verhalen over het gezamenlijke welzijn, de gezamenlijke activiteiten en de social commons waarop ze gebaseerd zijn. Om de gebieden van ontwrichtende normaliteit te vergroten hebben we nieuwe activiteiten en nieuwe ideeën nodig. Sterker nog: we hebben meer ontwrichtende activiteiten nodig die zijn gebaseerd op nieuwe ideeën van welzijn.
Tot slot wil ik nog één punt onderstrepen: hoewel effectiviteit en toegankelijkheid belangrijk zijn bij het ontwikkelen van samenwerkende organisaties, is de cultuur net zo belangrijk. Die geeft zulke organisaties de kans te gedijen en maatschappelijke waarde te behouden. Het creëren van een gemeenschappelijke visie op wat gezamenlijk wordt ondernomen en waarom het moet gebeuren is bijzonder waardevol. Deze visie erkent de waarde van relationele producten en social commons voor persoonlijk en sociaal welzijn.
Als we aandachtig om ons heen kijken, zien we dat deze visie langzaam in opkomst is. Maar ze is nog te zwak en soms een beetje oppervlakkig. Visies versterken en verdiepen vormt een belangrijk deel van het ontwikkelen.
Dit artikel verscheen eerder op Shareable