Er komt echt een einde aan de economische groei. Dat horen we wel vaker vanuit de duurzame hoek. Maar nu komt een van de grootste en invloedrijkste moneybrokers in de wereld, Tullett Prebon, met dat bericht. In een persbericht over hun recente rapport Perfect Storm zegt Dr Tim Morgan, hoofd research van het bedrijf: ”De wereldeconomie stevent op een dodelijke samenval af van vier kritieke factoren – de fall-out van de grootste schuldenballon in de geschiedenis, een desastreus experiment met globalisering, het masseren van gegevens zodat de werkelijke economische trends onzichtbaar blijven en de op ons afstormende ‘energy-returns-cliff’, het moment waarop de netto opbrengst van de energiewinning in elkaar stort.”
Deze vier ontwikkelingen samen gaan er voor zorgen dat twee eeuwen van economisch groeibeleid nu vol in de achteruitversnelling gaan. De belangrijkste aandrijver daarin is het wegvallen van de energiehefboom. Kostte het in 1990 nog een eenheid energie om er veertig te winnen, nu halen we met moeite 1 op 17 en koersen we hard op de kritische grens af van 1 op 15. Die grens is zo kritisch omdat voorbij dit punt de kosten voor het winnen van elke extra eenheid energie exponentieel toenemen. Dat moment bereiken we ergens in de komende tien jaar. En het einde van goedkope energie is het einde van de economie zoals we die kennen.
Bovenop het einde van goedkope energie stapelen zich dan nog drie andere effecten die het gevolg zijn van korte termijn denken en ongebreidelde winstmaximalisatie. Over de kredietcrisis hoeven we niet zo veel meer te zeggen. Die zal ook volgens Morgan uiteindelijk uitmonden in het aanzetten van de geldpers, met hyperinflatie en ineenstorting van het financiële systeem en mogelijk de hele maatschappij als resultaat.
Dat globalisering leidt tot kannibalisering van de economie is minder bekend. Toch is het mechanisme simpel: in de afgelopen dertig jaar hebben geïndustrialiseerde landen veel van hun productie uitbesteed naar lageloonlanden. De consumptie in de exporterende landen bleef echter stijgen in plaats dat deze aan de dalende productie werd aangepast. En doordat met de productie ook de werkgelegenheid de deur uit werd gedaan, moest die consumptiegroei worden gefinancierd met schuld. Want ook het inkomen, dat met de productie werd verdiend, was geëxporteerd. Het resultaat is zichtbaar in de toenemende schuld in verhouding tot het BNP (bruto nationaal product) van landen. Als illustratie: voor de VS was de totale schuld van overheid, bedrijven en burgers in 1980 nog 176% van het BNP, in 2009 was dat 381%.
Waarom hebben we dat niet eerder gezien? Dat wordt verklaard door ontwikkeling nummer 3. Sinds het begin van de jaren zestig, onder aanvoering van John F. Kennedy, worden economische statistieken aangepast. Inflatie en werkgelegenheid worden gemeten aan een mandje van categorieën, dat naar behoefte kan worden aangepast. Op die manier bleven de cijfers in lijn met de voorspellingen en kon economische groei worden aangetoond. Maar meer waarschijnlijk is dat er al sinds 1990 feitelijk geen economische groei meer is, als de financiering van die groei in de cijfers wordt meegenomen. Ook de werkelijke werkloosheid is aanmerkelijk hoger dan de statistieken laten zien.
En dan is er dus nog de prijs van energie, of meer precies, het wegvallen van de hefboom van de energieproductie: het kost steeds meer energie om energie te maken, totdat het moment komt waarop we er meer in moeten stoppen dan er uit komt.
Hoe zijn we daar zo afhankelijk van geworden? Tot ongeveer 1750 bestonden alle economische goederen uit het resultaat van menselijke arbeid: voedsel, huisraad, wapens, werktuigen en huizen. Met uitvindingen die energie omzetten in arbeid, zoals de stoommachine, werd het maken van goederen steeds meer afhankelijk van energie en steeds minder van menselijke arbeid. Zo konden er veel meer goederen geproduceerd worden dan mensen ooit op eigen kracht zouden kunnen maken. Die verhouding explodeerde volledig met de ontdekking van olie.
Om het allemaal nog wat erger te maken, ontstond op dat moment ook een, naar nu lijkt dodelijke, afhankelijkheidsrelatie tussen geld en olie: voor 1800 waren vrijwel alle producten die met geld te koop waren, product van menselijke arbeid. Nu, in 2013, bestaan de kosten van producten voor 99,5% uit vergoeding van energie en voor 0,5% uit vergoeding voor arbeid.
Die relatie zorgt voor een exponentiële stijging van de kostprijzen: fossiele energie wordt duurder als gevolg van schaarste, resterende voorraden zijn moeilijker winbaar en / of hebben een lagere calorische waarden, zodat er meer nodig is om de zelfde hoeveelheid energie te produceren en er is steeds meer input van energie nodig om bruikbare energie te produceren. Om de economie blijvend te laten groeien zijn dus zowel een eindeloze voorraad energie als een oneindige voorraad geld nodig.
En duurzame, hernieuwbare energie dan, of schaliegas? De magische factor is ook hier ‘energy returns on energy invested’ (EROEI). En de EROEI voor schaliegas ligt nu bij het begin van de winning al rond 1 op 5. De EROEI van windenergie is momenteel vergelijkbaar met die van fossiel, maar kan ook snel toenemen als gevolg van stijgende onderhoudskosten van windparken, die momenteel volgens de onderzoekers nogal worden onderschat.
De enige echte uitweg is of een plotselinge, onverwachte uitvinding van een schone en schier oneindige goedkope energiebron, of grootschalig overstappen op CSP, concentrated solar power. De zonne-energie variant waarbij spiegels worden gebruikt om met zonnewarmte stoom te produceren waarmee elektriciteit wordt opgewekt. Maar ook dat halen we vrijwel zeker niet op tijd. Goed voorbereiden op een leven na de groei lijkt dan ook de enige realistische optie.