In de kapitalistische orde staat de productie van goederen in dienst van de accumulatie van het vermogen van de kapitaalbezitters. Dit principe jaagt voortdurend de groei van de productie aan met alle gevolgen van dien voor het milieu. In zijn boek ‘Afscheid van het kapitalisme’ maakt Egbert Tellegen duidelijk dat er een andere economische orde nodig is om verdere vernietiging van onze aardbol tegen te gaan. Hoe ziet die eruit? Die vraag beantwoordt de auteur in een interview met Stephan Slingerland.
Binnen het huidige kapitalistische systeem kun je milieuproblemen oplossen door externe milieueffecten mee te nemen in de marktprijzen. Ook kan het BNP als belangrijkste indicator voor welvaartsgroei vervangen worden door een breder welvaartsbegrip. Waarom is er dan toch een andere economische orde nodig?
“Het meenemen van zowel externe effecten in de marktprijzen als het vervangen van het BNP als belangrijkste indicator voor welvaartsgroei wordt al een halve eeuw bepleit. In de praktijk zie je hier vrijwel niets van terug. Ik zou ook niet weten hoe je zaken als de uitputting van grondstoffen en de vermindering van biodiversiteit in marktprijzen kan verdisconteren. Bij een bredere definitie van het welvaartsbegrip staat weliswaar de toename van private consumptie niet langer centraal, maar raak je de kern van de bestaande economische orde. De menselijke soort heeft tot voor kort altijd geworsteld met het probleem dat er onvoldoende werd geproduceerd om in de consumptieve behoeften te voorzien. De laatste decennia leven we echter in een economische orde waarin het ook in rijke landen een probleem is als de consumptie de productie niet bijhoudt. Om dat te voorkomen worden er gigantische bedragen uitgegeven aan reclame. Het grote probleem van nu is dat we te weinig consumeren en ‘de hand op de knip houden’.
Wat is het alternatief?
“Om dit patroon te doorbreken moeten ondernemers zich ontwikkelen tot milieubeschermers die een optimale behoeftebevrediging van consumenten nastreven die het milieu niet belast. Dit betekent dat de belangen van milieubescherming en consumptieve behoeften met elkaar in evenwicht zijn door deze voortdurend op elkaar af te stemmen.”
Streven ondernemers niet nu al optimale behoeftebevrediging van consumenten na – al zijn die behoeften niet altijd milieuvriendelijk?
“Mijn boek bevat voorbeelden van zowel traditionele kleinschalige ondernemers als nieuwe sociale ondernemers die professionaliteit voor winstmaximalisatie laten gaan. Die kunnen je ook afraden om een product te kopen. Maar in de economie zoals die thans bestaat zijn dat betrekkelijk marginale verschijnselen. Ondernemingen horen maximaal en niet optimaal te leveren in hun streven naar winstmaximalisatie. De kern van mijn boodschap is dat de productie en dienstverlening bij consumptiegoederen los moeten worden gemaakt van het streven naar kapitaalsaccumulatie, van de macht van aandeelhouders, van het geld met geld willen verdienen.”
Je pleit voor vervanging van het sleetse begrip ‘duurzaamheid’ door ‘zorgvuldigheid’. Is dat niet een semantisch detail?
Met de term ‘semantisch detail’ onderschat je de betekenis van woorden voor het denken en daardoor ook voor het handelen. Mondiale milieubescherming dient gebaseerd te zijn op een geloof in vooruitgang door verandering. Dat is iets heel anders dan uitgaan dat er van alles genoeg is en dat alles wat is duurzaam moet blijven. Daarom zie ik ook niets in een begrip als ‘duurzame samenleving’.
Waarom noem je de gezondheidszorg als voorbeeld voor het milieu? Zijn artsen in het huidige systeem niet juist een soort ‘graaiers’ die door meer – al dan niet zinvolle – handelingen te verrichten hun eigen inkomen kunnen vergroten?
“Het gaat mij in dit geval om een model waarvan de werkelijkheid wel eens kan afwijken. Maar ik ga er vanuit dat tot op de dag van vandaag hulpverleners in de gezondheidszorg streven naar optimale in plaats van maximale zorg. Bij de levering van consumptiegoederen is dat hooguit een randverschijnsel in plaats van een regel. In de gezondheidszorg wordt ernaar gestreefd de hulpbehoefte te beperken. Vergelijk dat eens met het dominante economische denken, waarvoor krimpende consumptie een probleem is.”
Waarom noem je economie een religie?
“Vroeger hadden gelovigen nog geestelijke leiders en vele ongelovigen waren navolgers van ideologische leiders. Die situatie bestaat in westerse landen thans niet meer op grote schaal. De economie heeft als samenbindend hoogste goed de plaats van religie en ideologie overgenomen. Voortdurend worden we geïnformeerd over of het ‘goed’ of ‘slecht’ gaan met de economie. En de laatste jaren vooral over het wel of niet optreden van ‘herstel’. Hoe is het mogelijk dat economen de gecompliceerde werkelijkheid reduceren tot het ‘goed’ of ‘slecht’ gaan en zich niet tegen dit simplisme verzetten? Ik denk dat ijdelheid hun wetenschappelijke geweten in de weg zit. Economen zijn de hogepriesters van de hedendaagse geseculariseerde samenleving. Zoals kerkelijke en ideologische leiders ons vroeger mochten toespreken over ons wel en wee, zo wordt dat thans door economen gedaan. ‘De economie’ is het enige samenbindende geloof van de geseculariseerde samenleving geworden.”
Je gooit alle economen op een hoop. Is dat terecht?
“Natuurlijk bestaan er tussen economen grote verschillen van inzicht, maar die bestonden er vroeger ook tussen progressieve en conservatieve bisschoppen. En er waren toen ook wel lieden die in ‘niches’ ketterse opvattingen verkondigden zoals er nu ook wel niches zijn voor kritiek op het gebruik van het BNP als welzijnsindicator en het stimuleren van consumptie. Maar in de media is het geloof vooralsnog onaantastbaar. Het wordt de hoogste tijd dat dit geloof in ‘de economie’ frontaal wordt aangevallen. Een begin daarmee kan gemaakt worden door het gangbare economische denken en de vertolkers van dat denken volstrekt belachelijk te maken.”
Stephan Slingerland
Dit interview verscheen eerder in Milieu, het magazine van de VVM. Lid worden van de VVM? Kijk hier voor een proeflidmaatschap inclusief een abonnement op Milieu.