Het Ministerie van Economische Zaken wil met de energiedialoog onder andere scherp krijgen wat er nodig is om de warmtetransitie in de gebouwde omgeving mogelijk te maken. In het Energierapport staat dat er in 2050 bij de voorziening van lage temperatuur-warmte per saldo geen CO₂-emissie meer mag optreden. Dat betekent dat Nederlands huishoudens van het aardgas af moeten. In het kader van de landelijke kick-off van de energiedialoog deelt Sible Schöne zijn visie op een effectieve aanpak in de notitie Wijken zonder aardgas.
Volgens Sible Schöne, directeur van het HIER klimaatbureau, zijn onderstaande drie onderdelen essentieel voor een zorgvuldige implementatie van de warmtetransitie. Uitgangspunt is dat de bewoner de kennis en instrumenten in handen heeft om zelf keuzes te maken tussen maatregelen op woning-, straat- en of wijkniveau.
Regierol bij gemeenten
De rijksoverheid moet gemeenten de opdracht en de bevoegdheid geven om de regierol op zich te nemen. Gemeenten krijgen de taak om met gebouweigenaren en -gebruikers, netwerkbedrijven en installatiebedrijven de lokale verwarming van de toekomst te plannen. Afhankelijk van de lokale situatie moet worden gekozen voor een optimaal alternatief voor de warmtevoorziening zoals restwarmte, biogas of warmte en elektriciteit uit hernieuwbare bronnen.
De keuze voor de vorm van de nieuwe warmtevoorziening wordt lokaal gemaakt, maar vastgelegd wordt dat deze uiterlijk in 2050 CO2-neutraal moet zijn. Het aardgasnet zal daardoor in veel bestaande buurten gaandeweg verdwijnen. Hiervoor is een wettelijke verplichting nodig, om in of bij alle bestemmingsplannen van gemeenten verplicht een strategie voor “CO2-neutraal in 2050” op te nemen. Omdat de warmtetransitie veranderingen in de infrastructuur vraagt, is het verstandig om de besluitvorming te koppelen aan de planning van de netwerkbedrijven voor de eventuele vervanging van oude gasnetten.
Proposities waar iedere wijkbewoner in redelijkheid mee uit de voeten kan
De grootste opgave ligt in het meekrijgen van bewoners. Aardgas is een zeer aantrekkelijke energiebron voor de verwarming van woningen en de transitie naar duurzame alternatieven is een ingrijpende en kostbare opgave. Aantrekkelijke proposities, op het gebied van geld, comfort en woningverbetering, en goede communicatie over de gevolgen voor individuele huishoudens zijn heel belangrijk. De duurzame alternatieven moeten onder andere worden gestimuleerd door de verschillen in fiscale behandeling en tarifering van gas en elektriciteit weg te nemen. Zonder uitgebreide subsidiëring moet de gasprijs omhoog naar ongeveer één euro per kubieke meter.
Een heldere lokale uitvoeringsorganisatie
Schöne pleit voor een professionele buurtgerichte aanpak met het gebruik van klantrelatiebeheersystemen. Hierbij kan worden voortgebouwd op ervaringen met grootschalige renovatieprojecten met bewonersparticipatie, de ervaringen met wijkbedrijven en met lokale energiedienstenbedrijven. Lokale energie-initiatieven en wijkgebonden bewonersorganisaties zijn onmisbaar voor voldoende draagvlak en kunnen hierbij een waardevolle rol spelen.