Hoe ambitieus is Nederland in het terugdringen van CO2? Dat is van belang, want de kosten van de energietransitie die nodig is om de uitstoot van broeikasgassen in Nederland terug te dringen hangen daar van af. In het licht van het Klimaatakkoord van Parijs is 80-95% CO2-reductie in 2050 nodig. Daarbij past een reductie van 43 – 49% in 2030.
Als er naar gestreefd wordt om in 2030 de emissies kosteneffectief met 43 procent te hebben teruggebracht, zijn de kosten in 2030 tussen de 1,6 – 2,6 miljard euro per jaar; als het doel wordt om 49 procent te reduceren, dan kunnen de kosten in 2030 oplopen tot 3,5 – 5,5 miljard euro per jaar. Dit heeft het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) samen met ECN berekend. Emissiereductiemaatregelen in de industrie zijn relatief goedkoop, maatregelen bij woningen relatief duur. In de praktijk zijn er vele redenen waarom de kosten anders – en waarschijnlijk hoger – zullen uitvallen.
PBL en ECN hebben op verzoek van de ministeries van Financiën, Economische Zaken, Infrastructuur en Milieu, en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de kosten van de energietransitie in Nederland in 2030 in kaart gebracht. Om bij te dragen aan het realiseren van het Klimaatakkoord van Parijs, moeten de broeikasgasemissies in Nederland in 2050 80 tot 95 procent lager zijn dan in 1990. Indien wordt uitgegaan van een tijdige en daarmee geleidelijke transitie, moet de uitstoot in 2030 met 43 tot 49 procent zijn gedaald.
Energietransitie kost 1,6 tot 5,5 miljard euro per jaar in 2030
PBL en ECN hebben de kosten van opties voor emissiereductie geanalyseerd. Op basis van deze opties zijn enkele pakketten van maatregelen samengesteld die leiden tot een emissiereductie in Nederland in 2030 van 43 tot 49 procent tegen de laagste kosten. De nationale kosten in deze pakketten komen in 2030 uit op 1,6 tot 2,6 miljard euro per jaar (bij 43 procent reductie) en 3,5 tot 5,5 miljard euro per jaar (bij 49 procent reductie). Dit zijn de kosten bovenop de kosten die al in het basispad worden gemaakt zoals in de Nationale Energieverkenning 2016 geschetst. Het betreft hier nationale kosten – voor de Nederlandse samenleving als geheel, ongeacht wie deze draagt – in het jaar 2030.
Potentieel van kosteneffectieve opties varieert per sector
Vooral in de industrie is een groot potentieel aan kosteneffectieve opties met relatief lage kosten of zelfs opbrengsten. De opties bij de elektriciteitsvoorziening, zoals wind op zee of CO2-opslag, bevinden zich in de midden-range van kosten. Opties bij het verkeer zijn of heel goedkoop (bijvoorbeeld het stimuleren van zuinige banden) of heel duur (zoals de kilometerheffing). De kosteneffectiviteit van opties in de landbouw varieert van gunstig tot gemiddeld. Ook liggen er mogelijkheden in het veranderen van grondgebruik, bijvoorbeeld van landbouw naar natte landbouw of natuur, of het vergroten van het bosareaal. Opties bij woningen en kantoren zijn tenslotte vrijwel allemaal relatief duur.
Goedkoop kan echter duurkoop zijn, als bij het nemen van maatregelen voor 2030 geen rekening wordt gehouden met de stappen die daarna nodig zijn om het einddoel in 2050 te behalen.
De uitkomsten van de berekeningen zijn een indicatie van de orde van grootte van de kosten, er zijn veel onzekerheden. Ook zegt de kosteneffectiviteit van een pakket van maatregelen niets over de uitvoerbaarheid ervan; zo kunnen relatief goedkope maatregelen stuiten op maatschappelijke weerstand. Daarnaast zal beleid op EU-niveau, zoals het EU-emissiehandelssysteem (ETS), ook een impact hebben op Nederlandse emissies en op Nederlandse reductiemaatregelen.
Het rapport is te downloaden van de PBL website.