Door de restwarmte van energiecentrales en zware industrie te benutten kan Nederland op een eenvoudige manier enorm besparen op zijn energiegebruik. Daardoor zou het aardgas uit eigen bodem, als hoogwaardige vorm van energie, vier keer zo effectief ingezet kunnen worden. Dat blijkt uit het promotieonderzoek van planoloog Ferry Van Kann. Hij stelt vast dat ruimtelijke ordening aldus een grote bijdrage kan leveren aan de energietransitie van fossiele brandstoffen naar duurzame energie. Van Kann promoveert op donderdag 12 februari aan de Rijksuniversiteit Groningen.
De Nederlandse overheid zet al vijftien jaar in op deze energietransitie. Eerst met grootse plannen om de overgang snel te realiseren, maar sinds 2011 een stuk minder ambitieus, met vooral de blik op de verre horizon. Van Kann concludeert dat relatief goedkope ingrepen de doelstellingen snel dichterbij brengen: ‘Het uitwisselen van warmte en koude via netwerken heeft ten onrechte nauwelijks aandacht gekregen in de energietransitie. Ik heb twee regio’s, Zuidoost-Drenthe en Zuid-Limburg, onder de loep genomen waar al geëxperimenteerd wordt met onder meer het benutten van restwarmte. Het blijkt dat op regionaal niveau, op zowel kleine als grotere schaal, netwerken te creëren zijn die zorgen dat energie veel efficiënter wordt benut.’
Eemshaven
Er wordt, ondanks alle goede voornemens, nog maar mondjesmaat gebruik gemaakt van restwarmte. Van Kann geeft als voorbeeld de restwarmte van de energiecentrales in de Eemshaven. ‘Nu wordt er per seconde 35.000 liter schoon water gebruikt voor de koeling van de centrale. Dat water wordt geloosd in zee. In Nederland is dat een goedkope oplossing omdat dat, anders dan bijvoorbeeld in Denemarken, gewoon mag. Maar met behulp van een leiding die het verwarmde proceswater naar de stad Groningen voert, zoude we daar 10.000 huishoudens mee kunnen verwarmen. Het is een investering die in zes jaar is terugverdiend. Op dezelfde manier zouden regio’s in een straal van dertig kilometer rond zware industrie en energiecentrales verwarmd kunnen worden. Dat is een groot deel van Nederland.’
Exergie
Dat is niet alleen economisch interessant, het is ook een zorgvuldiger manier van omgaan met kostbare energie. Sleutelwoord in de redenering van Van Kann is exergie. Dat is de kwaliteit van de energiebron. Zo heeft stroom een enorme exergie omdat het op zoveel verschillende manieren toepasbaar is, en datzelfde geldt voor aardgas. Helemaal onderaan de exergieladder staat warmte. De uitdaging is om het gebruik van hoogwaardige energie zoveel mogelijk te beperken tot activiteiten die niet op ‘lagere’ energiebronnen kunnen draaien, zodat aardgas bijvoorbeeld wordt gebruikt om te koken en niet om huizen te verwarmen. Van Kann verwacht dat het op regionale schaal uitwisselen van energiestromen daar een bijdrage aan kan leveren: ‘Er liggen grote kansen om het energiesysteem te verbeteren. We zouden daardoor tot wel vier keer zo efficiënt kunnen omgaan met ons eigen aardgas.’