“Nederland kent de grootste afname van biodiversiteit van Europa.” “Een watercrisis vormt de grootste bedreiging van onze wereld.” “Je kunt beter minder vlees eten dan korter douchen.” Er kwamen weer behoorlijk wat ‘tweetable quotes’ voorbij, vorige week op de eerste bijeenkomst van de zesde editie van de serie ‘landbouw- & voedseldialogen’ It’s the Food, my Friend.
De debattenreeks is bedoeld voor geïnteresseerde burgers, studenten en professionals, zo vermeldt de folder. Een vingertelling door gesprekleider Felix Rottenberg, die het niet nodig vond zichzelf bij zijn publiek te introduceren, bevestigde de aanwezigheid van elk van deze groepen. Een gemengd publiek dus, voor de twee hoogleraren en een boer, die kwamen spreken over het thema ‘De ecologische bronnen van onze voedselproductie’.
Zoals ook bij de eerdere edities van deze debattenreeks, kregen de sprekers vooraf de opdracht mee om rond hun specifieke thema een stelling te poneren. Tijdens de ‘grande finale’ op 28 april moeten deze stellingen een aanzet geven tot een ‘voedselvisie voor Nederland’. Een nastrevenswaardige ambitie op een complex terrein.
Dagelijks elf vierkante meter
Jan Willem Erisman, hoogleraar integrale stikstofstudies, begint met cijfers die indruk maken. Doet ‘t altijd goed in opiniërende betogen. Zo is voor de voedselvoorziening van de ‘gemiddelde Nederlander’ dagelijks elf vierkante meter grond nodig. Vegetariërs kunnen toe met zeven vierkante meter. De afgelopen veertig jaar werd anderhalf miljard hectare landbouwgrond -dat is een derde van het wereldwijde totaal- verlaten wegens degradatie en erosie van de bodem, die grote schade toebrachten aan de biodiversiteit. En die biodiversiteit, die zit voor een kwart in de bodem. Maar liefst 12.000 soorten huizen er in 100 gram bodem. Of waren het er 1200? Heel veel, in elk geval.
Van controle- naar adaptatiesysteem
In Nederland is die afname van biodiversiteit volgens Erisman het sterkst. Van Europa dan, want daarbuiten maken ze er vaak helemaal een potje van. Dat komt, zegt de hoogleraar, doordat de Nederlandse landbouw een controlesysteem hanteert. “Er wordt probleemgericht gewerkt, waardoor de natuurlijke variatie wordt uitgeschakeld en er een statisch evenwicht ontstaat.” Wat zoveel wil zeggen als: om problemen als vraat en ziektes te voorkomen, voegen de boeren op voorhand allerlei chemische stoffen toe waardoor het natuurlijke evenwicht van de bodem en het ecosysteem als geheel ontwricht wordt. Ook de overbemesting draagt daar stevig aan bij.
“We zouden moeten toewerken naar een adaptatiemodel”, vindt Erisman. “Dat wil zeggen: eerst de kracht van de natuur gebruiken en pas als laatste redmiddel iets toevoegen. Daarmee versterk je de functionele agrobiodiversiteit.” Een hele mond vol voor alles wat groeit, bloeit en krioelt en verbonden is aan de landbouw. Erismans stelling: ‘De agrarische ondernemer moet beloond worden voor de investeringen in bodem en biodiversiteit voor en krachtig voedselsysteem.’
Die stelling roept wel wat vragen op bij het publiek: Waarom moeten boeren daarvoor beloond worden, als ze sowieso al meer verdienen wanneer ze ervoor zorgen dat hun bodem gezond blijft? En wie gaat dat dan betalen? De consument? Vragen waarover per stuk al een avond belegd zou kunnen worden.
Nare plaatjes
Arjen Hoekstra, ‘architect van het wereldwijde waterfootprintconcept’, begint met het tonen van nare plaatjes. Van het opgedroogde Aralmeer, bijvoorbeeld. Van skeletten van rivierdolfijnen in een stoffige bedding. En van de populaire Peru-asperges, die een enorme watervoetafdruk hebben. En ook hier volgen cijfers: de watervoetafdruk van de gemiddelde Nederlander (daar is ‘ie weer) is 4000 liter per dag. Amerikanen pakken dat natuurlijk weer grootser aan: zij schrijven 8000 liter per dag op hun waterconto. Slechts vijf procent van die 4000 liter waterverbruik vindt plaats in eigen land. De rest wordt geïmporteerd, opmerkelijk genoeg vaak vanuit landen met de grootste waterschaarste. Europa is de grootste waterimporteur ter wereld.
Wat nodig is om deze scheefgroei recht te trekken, volgens Hoekstra, zijn richtlijnen voor een betere verdeling van productie. Maar om te weten wat een betere verdeling is, moet eerst bekend zijn waar producten en grondstoffen vandaan komen en hoeveel water het kost om ze te produceren. Zijn stelling luidt dan ook: ‘Producttransparantie is een absoluut noodzakelijke eerste stap naar duurzaam voedsel.’ Dat kennis van zaken kan leiden tot rationelere keuzes, kun je al voorzichtig afleiden uit een voorbeeld dat hij geeft: “Ik mag het van mijn collega’s niet zeggen, maar korter douchen leidt vooral tot energiebesparing. De indruk wordt gewekt dat je daarmee het watertekort helpt terugdringen, maar dat is onzin. Het water van huishoudens blijft gewoon in de waterhuishouding; dat is een vrijwel gesloten systeem. Met korter douchen verbruik je zo’n 50 liter minder water per dag. Wanneer je geen vlees eet, bespaar je 800 liter per dag.”
Boerenverstand
De Texelse groenteteler Marc van Rijsselberghe sluit de rij. “Ik ben blij dat ik nog steeds boer ben”, begint hij. “Dan kan ik tenminste gewoon mijn boerenverstand gebruiken.” Hij vertelt over de lekkende dijk naast zijn perceel, die hem op het idee bracht om te gaan experimenteren met het kweken van aardappels en andere gewassen in de zilte grond. “De zouttolerantiemodellen die die landbouw nog altijd hanteert, zijn in 1954 opgesteld in het zuiden van de Verenigde Staten. Toch gaan wij er vanuit dat die aannames hier ook gelden. Dat blijkt dus helemaal niet te kloppen.”
‘Op z’n janboerenfluitjes’ probeerde Van Rijsselberghe, geholpen door een promovendus van de Vrije Universiteit Amsterdam, 160 gewassen uit. “Wat dood ging, viel af en we gingen verder met wat bleef leven. Sommige gewassen doen het echt uitstekend op zilte of zelfs zoute grond.” Daarmee, stelt de teler, zou 300 miljoen hectare grond, die nog ongeschikt wordt geacht om iets op te verbouwen, aan het landbouwarsenaal kunnen worden toegevoegd. Zijn stelling: ‘Er is meer voedselproductie mogelijk als we de interactie tussen land en water meer ruimte geven.’ “Dan kun je van alles aan productieprocessen in kaart gaan brengen en transparant maken in de hoop dat dat iets verandert”, stelt van Rijsselberghe, “Maar volgens mij moet je gewoon iets gaan dóen. De planten op mijn bedrijf vertellen het verhaal van wat werkt en wat niet werkt.”
Annelies Roon