Eerlijk beleid vraagt om meer inclusie en gelijkwaardigheid. Om meer bottom-up initiatieven, meer experimenteren en vrouwen aan het roer, gesteund door kaders die van bovenaf komen. Onderzoeker Jessica Duncan en akkerbouwer Hero Havenga de Boer zijn elk op hun eigen manier bezig met zo’n samenwerking.
“De wetenschap is duidelijk: een voedseltransitie is noodzakelijk”, steekt onderzoeker Jessica Duncan meteen van wal. “Maar we besteden nog te weinig aandacht aan de politieke dimensie ervan: wie er wint, wie er verliest, en hoe verschillende waarden daarin meewegen. Voor een rechtvaardige transitie is veel meer onderzoek én actie nodig.” Duncan praat ongelofelijk snel, alsof ze voortdurend voelt dat we tijd aan het verliezen zijn.
Niet dat ze precies wil voorkauwen hoe het verder moet. “Ik denk dat we voorzichtig moeten zijn en geen eenduidige oplossing moeten presenteren.” Natuurlijk zijn er principes die goed zijn voor de biodiversiteit of voor het inkomen van een boer. Maar liever benadert Duncan onze voedselvoorziening vanuit een meer holistische visie die inclusief is. “Ik denk dat we een stap terug moeten doen en echt even moeten kijken wat nu het beleid is rondom eten, welke beleidsterreinen en welke mensen er nu worden geraakt door dit beleid en hoe je zorgt dat iedereens belangen goed worden behartigd.”
Voedselraden
Een inspirerend voorbeeld hiervan vindt ze de zogeheten voedselraden, ofwel Food Policy Councils (FPC). Een perfecte afspiegeling van de samenleving zijn ze niet: “ook hier vind je vooral witte mensen uit de middenklasse”, maar ze zijn een manier om veel verschillende mensen samen te laten werken aan een eerlijker voedselbeleid. “Ze houden zich bijvoorbeeld bezig met reclame rondom scholen, groene ruimten in de wijk, wetgeving rondom voedselverspilling of het delen van eten in de gemeente.”
Juist om het speelveld gelijk te maken moet je het soms bewust ongelijk maken; door dominante stemmen te temperen en gemarginaliseerde groepen actief ruimte te geven. “In Bristol kozen ze er bij de start van hun beweging bewust voor om supermarkten niet uit te nodigen voor een gesprek, omdat zij veel politieke invloed hadden. Terwijl andere steden ervoor kiezen om hen juist wel uit te nodigen, omdat zij echte impact kunnen maken.” Het blijft zoeken en aftasten.
Bedrijven hebben disproportioneel veel invloed en geen enkele motivatie voor radicale verandering
Bottom-up
Wat hem drijft, is om producten te maken die voldoen aan de vier B’s. “Wat ik teel moet in balans zijn, het moet goed zijn voor de boer, bodem, bakker en buik.” Ondertussen heeft Havenga de Poel zich gespecialiseerd in de teelt van hoogwaardige biologische baktarwe. “De bakker kan hier brood mee bakken zonder toevoegingen, met een goed eiwitgehalte. Hij heeft maar vier ingrediënten nodig om een brood te bakken.” Om een geschikt ras te vinden deed hij veel onderzoek naar nieuwe rassen en populaties. “Ze moeten op alle b’s een vinkje geven.”
Korte keten
Havenga de Poel is een van de weinige akkerbouwers die leveren in de korte keten. “We hebben zelf geen winkel, maar schonen onze tarwes zelf, pellen de spelt en laten het malen bij onze molen Joeswert, die uitsluitend voor ons maalt. Een unieke samenwerking met Molenstichting Winsum. Dit verkoop ik dan bij verwerkers.” Dit zorgt voor echt contact, én directe feedback op zijn producten. Iets wat je als gangbare akkerbouwer niet hoort wanneer je producten worden opgehaald door een coöperatie. “Dan kom ik bij de plaatselijke bakker en die zegt dan: hee, het meel was eerder wat hoekiger, maar deze is lekker zacht. Dan blijkt dat de molensteen net gebild is. Dat krijg ik dan direct terug. Ik vind het prachtig om met hen mooie producten te ontwikkelen.”
Ruimte om te experimenteren
Net als Duncan ziet ook Havenga de Poel niet zoveel in oplossingen voorkauwen. Liever zet hij in op meer samenwerken en leren van elkaar. “Vaak worden gangbaar en bio tegen elkaar opgezet, het is veel te zwart-wit. Je bent met z’n allen boer. Ik kan veel dingen van een gangbaar boer leren en andersom. Dat gesprek moeten we blijven voeren.” Jammer is wel dat er maar weinig ruimte is om te experimenteren met vergroening in je bedrijf. “Een boer heeft elk jaar maar één kans om het goed te doen. Als ik mijn product niet op tijd in de grond heb, of ik maak een fout met eggen, dan maak ik alles stuk.”
Graag zou hij zien dat er vanuit de overheid meer werd gedaan om boeren experimenteerruimte te gunnen. “Begeleid boeren die echt willen, om stappen te zetten. Sommige boeren steken hun nek boven het maaiveld uit en maken kosten die ze niet vergoed krijgen. Wanneer je zorgt dat ze niet zelf het risico hoeven te lopen en de opgedane kennis voor iedereen beschikbaar is, dan leert iedereen daarvan.”
Ook Duncan ziet een wisselwerking, tussen enerzijds van onderop zorgen dat er een maatschappelijke beweging komt, waarbij iedereens belangen worden meegenomen en stem wordt gehoord. En anderzijds een top-down-aanpak die zorgt dat er structurele ondersteuning is hierbij. “Mensen raken uitgeput als de beweging alleen maar bottom-up is, en ze niet genoeg reactie krijgen.”
Meer vrouwen als boer
Duncan: “Vrouwen zijn erg ondervertegenwoordigd onder boeren, ze hebben niet dezelfde toegang tot erfgoed, geld, training en contacten als mannen. Ook boeren ze vaak kleinschaliger en meer divers en dat maakt dat ze minder subsidies krijgen. Daarnaast hebben ze ook nog zorgtaken.” De populaire tv-serie Boer zoekt vrouw is volgens haar typerend hiervoor. “De titel van de show laat al zien dat we denken dat vrouwen vooral via het huwelijk het boerenleven inrollen. We zijn deeply genderblind.” En dit is een probleem, vooral omdat we in de toekomst veel meer boeren nodig gaan hebben. “We hebben beleid nodig dat zorgt dat vrouwen toegang hebben tot het vak.”
Machtsverhoudingen
Kortom: meer gelijkheid en inclusie zijn nodig voor de transitie. De grootste barrière die de transitie tegenhoudt, is volgens Duncan dan ook een asymmetrie van macht. “Bedrijven hebben disproportioneel veel invloed en geen enkele motivatie voor radicale verandering.” Er is weinig politieke wil. “Er komen moeilijke tijden aan, maar degenen die daar het meest aan hebben bijgedragen, gaan daar het minst van merken.” Dit heeft ook gezorgd voor veel ‘roll backs’ in beleid, merkt Duncan. De Europese Unie had een plan voor de landbouw in de Farm to Fork-strategie, maar die is grotendeels afgezwakt en uitgesteld.
Ze vergelijkt het huidige beleid met een bord spaghetti: “het is moeilijk om het te ontwarren.” Maar: dat betekent niet dat we het niet moeten proberen. Volgens Duncan worden we te veel afgeleid. ‘Bread and circus to the people’, noemt ze het huidige politieke klimaat. “Het is niet zo vreemd dat mensen het gevoel hebben dat ze er niet meer tegen kunnen of overweldigd zijn. Maar de wetenschap is helder en ook wij burgers zijn niet zo gepolariseerd als we denken. We hebben een verplichting om te blijven duwen en uit te dagen.”
Jessica Duncan is onderzoeker op het gebied van voedselbeleid, duurzame landbouw en voedselsoevereiniteit. Ze is universitair hoofddocent aan de Wageningen University & Research, waar ze werkt binnen de vakgroep Rural Sociology. Haar werk richt zich op de sociale en politieke dimensies van voedselproductie en voedselsystemen, met speciale aandacht voor inclusieve beleidsvorming, agro-ecologie en participatieve governance.
Hero Havenga de Poel is een biologisch akkerbouwer uit Kloosterburen, Groningen. Samen met zijn familie runt hij Landgoud, waar hij biologische aardappelen, uien, mosterd en granen zoals spelt, emmer en Lennox teelt. Daarnaast produceert hij lokale producten zoals mosterd, pasta en risotto. Hij teelt biologische baktarwe op bakkwaliteit, die hij zelf laat malen en afzet bij bakkers in heel Nederland.
Dit is een artikel uit de actieserie Landbouw, geen roofbouw. Kijk hier voor een overzicht van alle artikelen.
Blijf op de hoogte met de nieuwsbrief. Meld je hier aan.
( Je kunt ons ook steunen door lid te worden of te doneren )