Wie circulaire economie zegt, zegt ook – maar mogelijk niet altijd even bewust – transitie. Een circulaire economie is gebaseerd op het organiseren van kringlopen met grondstoffen, halffabricaten of producten. Dit betekent dat niet de waardeketen, maar een waardecyclus centraal komt te staan. Om waarde te creëren in die cyclus moeten partijen anders samenwerken. Niet als elkaars concurrenten, maar als partners.
Competitie maakt daardoor plaats voor nieuwe vormen van coöperatie. Het gevolg is dat het lineaire organisatiemodel verandert, maar ook het aan een waardecyclus gerelateerde business- en verdienmodel. Na pakweg anderhalve eeuw lineair industrieel organiseren vraagt dat een fundamentele ommezwaai, een transitie dus. Een transitie is (met dank aan collega Derk Loorbach van Drift-EUR): ‘Een fundamentele omslag in denken en handelen op systeemniveau om tot een duurzamer systeem te komen. Dat vraagt om ruimte te bieden om het echt anders te doen. Dat vraagt een omslag in denken, werken en organiseren.’
Steun voor de circulaire ‘prutsers’
Inmiddels is er een ambtelijk en bedrijfsleven-breed debat op gang gekomen over nut en noodzaak van een circulaire economie. Uit ons recente onderzoek echter blijkt: de transitie naar een circulaire economie bevindt zich nog in een pril stadium. Zeker, er zijn prachtige praktijkvoorbeelden op bedrijfsniveau en er is van alles in ontwikkeling. Maar dat gebeurt allemaal in een dominante lineaire omgeving. Dat is logisch, want die dominante inrichting is vertaald in de gevestigde orde. Een orde die verankerd is in o.a. fiscaliteit, wet- en regelgeving en niet in de laatste plaats technologie. Dat betekent dat circulaire initiatieven moeten zien te ‘overleven’ in een economie die fundamenteel anders denkt, ontwerpt, inkoopt, organiseert, produceert, boekhoudt, afrekent, belasting heft en nog een paar van dat soort zaken.
Bedrijven en mensen die in die dominante lineaire orde toch circulair gaan organiseren zijn eigenlijk moedige ‘types’. Die verdienen steun en aandacht. Want zij laten zien hoe het anders kan. Zeker, daar is vanuit een puristen oogpunt bijna altijd het nodige op aan te merken. De meeste circulaire bedrijven zijn helemaal niet integraal circulair. Het is immers bijna onmogelijk echt en volledig circulair te worden in een voor de rest lineaire en daarmee fundamenteel anders ingerichte omgeving. De waardeketen is daar immers helemaal niet op ingericht, laat staan de verdienmodellen of de juridische aspecten voor het hergebruik van tweedehands grondstoffen, om maar een paar kanten van de zaak te noemen.
Dus zijn er heel veel ondernemers die in een hoekje van hun bedrijf experimenteren met het circulair maken van een proces of een product, maar die – zoals dat zo mooi heet – ‘locked-in’ zijn in een voor de rest lineaire bedrijfsvoering. Die daar vervolgens heel ver mee komen, maar die op de kritische keper beschouwd geen volledig circulair georganiseerde bedrijven zijn, hoe hard ze daar ook aan werken. Denk aan bedrijven als Auping (bedden), KAAK (bakmachines) of Interface (tapijten). Let wel op dat er tussen deze drie voorbeelden grote verschillen zitten in de mate waarin zij circulaire principes hebben doorgevoerd in hun bedrijfsvoering. Dus niet alles over een kam scheren. Maar die bedrijven zijn heel, heel hard nodig, wil het ooit wat worden met de circulaire economie.
… en de circulaire pioniers
Zijn er dan geen echt circulaire bedrijven? Het recente onderzoek naar de stand van het land als het gaat om de circulaire economie laat zien dat dat zeker wel het geval is. Op basis van ruim 800 respondenten in het onderzoek én een samenvoeging en kritische analyse van alle lijstjes met bedrijven die om de een of andere reden claimen ‘duurzaam’ te zijn hebben we een puristische selectie gemaakt. En daar blijkt uit dat er inmiddels een mooie lijst te maken is van bedrijven die opgestart zijn op basis van een circulaire bedrijfsfilosofie. Denk aan DutchSpirit (kleding), Roof2Roof (bitumen) of de Versfabriek (champignons). In totaal zijn dat zo’n honderd unieke gevallen. Let wel op dat we absoluut en niet relatief geteld hebben.
We hebben dus niet alle bedrijven geteld die bezig zijn met het kweken van champignons op koffiedik, om maar wat te noemen. Dus in de praktijk zullen er mogelijk zo’n 250 echte circulaire bedrijven zijn. Los van een impliciet gedeelde filosofie hebben deze bedrijven nog iets anders gemeen: ze hebben het vaak moeilijk om het hoofd boven water te houden. Oh zeker, ze krijgen volop aandacht in de media, mogen opdraven bij congressen, conferenties en beleidsjamborees om hun verhaal te vertellen, maar daar verdienen ze zelden een cent aan. Dat is jammer heel jammer, want zij laten zien hoe nieuwe concepten eruitzien en voor die ondernemersmoed hoeven ze niet afgestraft te worden met een amper rendabel bedrijfsmatig bestaan, laat staan een faillissement.
Launching customer
In Nederland hebben we zo’n 750.000 bedrijven, de moedige één-pitters niet meegeteld. Uit de omvang van de belangstelling voor het onderzoek naar de circulaire economie in Nederland blijkt dat er onder bedrijven grote bereidheid is daarmee aan de slag te gaan. Maar dat gaat niet vanzelf. Het onderzoek laat ook zien waar bedrijven behoefte aan hebben, zoals zelf-scans met het oog op hun duurzaamheid, collegiale ondersteuning of regionale kennisplatforms. Om nu niet in de subsidie-valkuil te vallen is het misschien een idee dat de overheid op landelijk, regionaal en lokaal niveau gaat optreden als ‘launching customer’. In totaal heeft de overheid ergens tussen de 60 en 80 miljard aan te besteden. Juist dat geld zou stelselmatig aanbesteed kunnen worden om circulair organiseren te bevorderen.
Dat gebeurt ook al, getuige bijvoorbeeld de recent gepubliceerde aanbesteding om kantoorinrichting voor het hele Rijk circulair in te kopen. Het gaat dan om stoelen, tafels en kasten voor 100.000 werkplekken. Natuurlijk wordt een transitie niet in een dag, een week of een jaar gerealiseerd. Maar door exponentieel en stabiel te investeren in de circulaire economie met middelen die er al zijn kan de overheid een belangrijke rol spelen in die transitie. Het behoeft geen betoog dat dat voor de circulaire ‘prutsers’ en pioniers meer dan een geweldige opsteker is. Het is de basis om van beleid te komen naar maatschappij brede implementatie. En daar gaat het tenslotte om. Anders komt die transitie er nooit.
Jan Jonker
is hoogleraar Duurzaam Ondernemen aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Zijn werk concentreert zich op nieuwe businessmodellen in een veranderende economie. Samen met Hans Stegeman, Niels Faber en Ivo Kothman heeft hij in 2016-2017 een onderzoek uitgevoerd naar de stand van het land rond de Circulaire Economie en Business Modellen in het bijzonder. Op 18 mei vindt een landelijk slotcongres van dat onderzoek plaats. Aanmelden kan hier.