De opkomst van groeilanden als India en China is eigenlijk geen goed nieuws voor de armere landen, zeggen experts. Ook de groeilanden sluiten grote vrijhandelsakkoorden en daarin is geen plaats voor de armere landen.
Vroeger waren het de VS, de EU, Japan en Canada die binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO) over de grote handelsakkoorden beslisten, zegt Masahiro Kawai, hoofd van het Asian Development Bank Institute (ADBI), een denktank met zetel in Tokio.
Door de opkomst van groeilanden als India en China behoort dat tot het verleden. Maar voor de arme en middeninkomenslanden is dat geen goed nieuws.
379 handelsovereenkomsten
Vind jij goede en onafhankelijke informatie over een duurzame en klimaatveilige toekomst belangrijk? En helpt Duurzaamnieuws.nl je daarmee? Help ons dan als ondersteunend lid. Dank je wel.
Liever eerst een tijdje volgen? Meld je dan aan voor de gratis nieuwsbrief.
De opkomende landen en de rijkste landen (G7) zijn volop aan het onderhandelen om tot regionale en bilaterale vrijhandelsakkoorden te komen, vaak met even sterke handelspartners.
Volgens het ADBI zijn er wereldwijd 379 van die handelsovereenkomsten van kracht en zijn er nog meer op komst. Er zijn onder meer onderhandelingen gaande over een Trans-Pacific Partnership; dat kan tien landen aan weerszijden van de Grote Oceaan samenbrengen: Australië, Brunei, Canada, Chili, Japan, Maleisië, Mexico, Nieuw-Zeeland, Peru, Singapore, de VS en Vietnam.
Evenveel belangstelling is er voor Asean+3: dat partnerschap kan de Vereniging van Zuidoost-Aziatische Naties (Asean) samenbrengen met Japan, Zuid-Korea en China.
Nieuwe realiteit
Die grote en krachtige handelsakkoorden, waarbij de landen elkaar voordelen toekennen, laten de armere landen links liggen. En die landen zelf geraken er ook niet in.
Zo vinden we bij de vijftien belangrijkste handelspartners van India geen enkele van de acht landen in de Zuid-Aziatische Associatie voor Regionale Samenwerking (Saarc), een politiek samenwerkingsverband. “Door die vrijhandelsakkoorden komen we in een nieuwe realiteit terecht”, zegt Kawai.
Een recent rapport van de VN-handelsorganisatie Unctad laat zien dat de aangroei van banen in de 49 minst ontwikkelde landen de laatste decennia slechts 2 procent bedroeg, nauwelijks meer dan hun bevolkingsgroei.
WTO als scheidsrechter
Volgens Kawai kan de Wereldhandelsorganisatie daar een belangrijke rol spelen. Ze kan een katalysator worden van handelsonderhandelingen die niet alleen de rijke landen bevoordelen en ze kan bij conflicten als scheidsrechter optreden. Er moet meer op multilaterale en regionale akkoorden worden ingezet, met de Wereldhandelsorganisatie in een kritische centrale rol.
“Een hertekend WTO-proces zou tot de liberalisering van wereldwijde handel en investeringen kunnen leiden via de consolidatie van regionale akkoorden, de creatie van akkoorden over de regio’s heen en de harmonisering van de regels voor de verschillende akkoorden.”
Rodolfo Certeza Severino, voormalig secretaris-generaal van de Asean, is het daarmee eens. “Eigenlijk moeten de bepalingen in die handelsovereenkomsten aan het WTO-beleid beantwoorden.”
Maar de Wereldhandelsorganisatie zelf raakt maar moeilijk vooruit. De gesprekken van de Doha-ronde, die in 2001 van start gingen, zijn nog altijd niet afgerond. De kans dat het een beslissende rol speelt in handelsonderhandelingen is klein, toch zeker op korte termijn, zeggen beide experts.
Bron: IPS, Amantha Perera