Het debat over de crisis verloopt verwonderlijk. De problemen die onlosmakelijk verbonden zijn met geldcreatie door bankschuld krijgen veel te weinig aandacht. En omdat de kern van de kredietcrisis al 5 jaar lang vaak genegeerd wordt, bieden de meeste analyses en debatten geen oplossing.
Een oplossing voor de kredietcrisis begint met het begrijpen van het huidige proces van geldcreatie. Dit is heel simpel. Iedere keer als iemand een krediet (bijvoorbeeld een hypotheek) neemt bij een bank, wordt nieuw geld ‘uit het niets’ gecreëerd. Al het girale geld, ruim 95% van het totaal in westerse landen, is momenteel op deze manier gecreëerd. In Nederland door banken als ING, Rabobank, ABNAMRO en SNS. Deze commerciële banken zijn dus geldscheppende instellingen. Kredietverlening = geldcreatie. Geld = bankschuld. Meer geld in omloop betekent meer bankschuld. En omgekeerd, als we al onze bankschulden aflossen, is er nauwelijks geld meer. We ‘huren’ nu in feite nagenoeg al het geld van banken tegen het geldende rentetarief. Deze privatisering van het geldsysteem is uit de hand gelopen. Steeds duidelijker wordt dat de bedrijfseconomische kredietbeslissingen van winstmaximaliserende banken niet overeenkomen met de macro-economische en maatschappelijke behoefte aan geld. De onzichtbare hand faalt.
Het huidige crisisdebat draait vaak om de vraag hoe de overheid aan geld komt en of zij wel of niet moet bezuinigen. De overheid kan momenteel slechts aan geld komen door belasting te innen of door geld te lenen. Zelden wordt geopperd om de overheid zelf geld te laten creëren. Afgelopen maandag deed de hoofdeconoom van de Rabobank, Wim Boonstra, dit opmerkelijk genoeg wel. Hij stelde in het Financieel Dagblad dat monetaire financiering, ofwel geldcreatie door de overheid, uit de taboesfeer dient te komen. Gelijk heeft hij. Om de crisis op te lossen is het zelfs noodzakelijk dat wij ons afvragen waarom commerciële banken het recht op geldcreatie hebben en of er alternatieve geldsystemen zijn. Er is een fundamenteel debat en een democratisch besluit nodig over het recht op geldcreatie. De beslissing ‘hoeveel geld voor wat’ is een essentieel economisch en maatschappelijk stuurmechanisme.
Gezien de omvang van de crisis dient op zijn minst overwogen te worden om van geldcreatie weer een taak van de overheid te maken. Het nationaliseren van de geldcreatie – wel te onderscheiden van nationalisatie van het bankwezen – is een weg uit de crisis en kan bovendien bijdragen aan de transitie naar een circulaire economie en 100% duurzame energie. Banken mogen in zo’n geldsysteem niet meer uitlenen dan zij aan spaargelden binnenhalen en verliezen hierdoor hun geldscheppende karakter. Zij gaan doen wat velen denken dat ze al doen: intermediairen. Bankschuld- en rentevrije geldcreatie door de overheid heeft de potentie de maatschappij te veranderen. Zaak is wel de beslissing ‘hoeveel nieuw geld?’ en ‘waarvoor?’ van elkaar te splitsen, zodat misbruik door politici wordt voorkomen.
Pas indien de problemen van het huidige geldsysteem niet langer gebagatelliseerd worden, maar worden benoemd en aangepakt, is de crisis op te lossen. De huidige rol van banken in het economisch systeem is problematisch. Bankiers zijn dit niet. Hun bedrijfseconomische afwegingen zijn uiterst waardevol. De optelsom van al deze bedrijfseconomische afwegingen leidt echter niet tot de optimale maatschappelijke geldhoeveelheid. Daarnaast zijn er voldoende argumenten om de allocatie van nieuw geld niet langer te laten gebeuren op basis van korte termijn winstmaximalisatie, maar op basis van lange termijn maatschappelijke doelen. Het is tijd voor een fundamenteel debat over het geldsysteem in het algemeen en geldcreatie in het bijzonder. Juist nu de onzichtbare hand faalt.
Martijn Jeroen van der Linden (1980) studeerde Bedrijfseconomie in Tilburg, werkte bij ING en als daytrader. Nu is hij onderzoeker, coördinator van het Platform DSE en bestuurslid van Stichting Ons Geld.