Eind dit jaar moet er een klimaatwet met bijbehorende begroting liggen, maar tot op heden krijgt de burger die het probeert te volgen vooral de indruk van getouwtrek om politieke en zakelijke belangen op de korte termijn waarbij de grootste gemene deler lijkt te zijn dat ‘het allemaal wel betaalbaar moet blijven’. Nationaal polderen we door tot we met de voeten in het water staan. Lokaal en regionaal zien we hoe dat anders kan.
Onlangs was een van mijn kinderen voor school bezig met het schrijven van een betoog over het Nederlandse klimaatbeleid. Na een paar dagen informatie verzamelen klonk de verzuchting dat het allemaal veel te ingewikkeld is: documenten, websites, documentaires en clips over klimaatdoelstellingen, het klimaatakkoord, klimaatvraagstukken, klimaatbeleid, klimaatwet, klimaatpartners, klimaattafels, en het klimaatdebat, bleken een stuk ruimer voorhanden dan feitelijke en begrijpelijke informatie over concrete plannen. In de ogen van een zestienjarige: hoe kan de regering zo veel tijd verdoen met praten als ze nu al weten dat er sowieso heel veel moet gebeuren en als ze nu al weten wat dat minimaal gaat kosten. Een van de stellingen in het betoog werd dan ook dat politieke en bestuurlijke daadkracht ontbreken.
De overheid ligt niet alleen met betrekking tot de klimaatwet onder vuur. Het enthousiasme bij Nederlandse burgers voor online petities en inspraakavonden lijkt haaks te staan op de povere opkomst bij landelijke, provinciale en lokale verkiezingen. Politieke partijen kampen met teruglopende leden- en vrijwilligersaantallen. De oude gremia langs welke draagvlak bij en inspraak van de burger werden geregeld werken niet meer. In plaats daarvan verkiest de burger actie, in de eigen leefomgeving en rond zelf bepaalde thema’s, boven partijcongressen.
Dat is een logische ontwikkeling in een tijd waarin de overheid zich steeds verder terugtrekt uit het organiseren en financieren van het publieke domein. Actieve burgers pakken de handschoen op door gezamenlijk, op een ondernemende manier, te organiseren wat de overheid in hun ogen laat liggen. Zo ontstaan ondernemende netwerken vanuit een gedeeld gevoel over de urgentie van duurzaamheids- en leefbaarheidskwesties en de behoefte om daar samen met anderen iets aan te doen. Sommige initiatieven ontstaan uit noodzaak: bijvoorbeeld de gezamenlijke overname van een dorpswinkel omdat deze anders dreigt te verdwijnen. Andere zetten zich in om duurzame oplossingen voor iedereen bereikbaar te maken. Mooie voorbeelden daarvan zijn in deze serie columns te vinden zoals in de column van Derk Hueting in deze bundel over energie-initiatieven.
Vind jij goede en onafhankelijke informatie over een duurzame en klimaatveilige toekomst belangrijk? En helpt Duurzaamnieuws.nl je daarmee? Help ons dan als ondersteunend lid. Dank je wel.
Liever eerst een tijdje volgen? Meld je dan aan voor de gratis nieuwsbrief.
Al experimenterend in de eigen leefomgeving ontstaan interessante nieuwe organisatievormen die allemaal op hun eigen manier, binnen een lokale of bovenlokale context, vormgeven aan transitie. Dat gaat niet vanzelf. Nieuwe manieren van werken moeten bijvoorbeeld naast gevestigde manieren van werken kunnen functioneren. Soms gaat dat goed, vaak is het nog wennen. De mondige, ondernemende burger krijgt dan het gevoel dat de overheid die hem uitnodigt of noodzaakt om zaken zelf te organiseren tegelijkertijd de oplossingen frustreert met onbegrip, gedateerde procedures en regelgeving. De overheid heeft van haar kant moeite om te bepalen waar en hoe in dit veranderende speelveld de regie los kan worden gelaten. En dan is er de kwestie van draagvlak: hoe representatief is die zelforganiserende burger? Een terechte vraag waar burgerinitiatieven zelf ook nog mee worstelen.
Desondanks doet men langzaamaan overal in het land ervaring op met het organiseren van concrete, op transitie gerichte samenwerking tussen organisaties, en parallel daaraan doet men ervaring op met het inrichten van de nieuwe vormen van gezamenlijke besluitvorming die daarbij passen. Op uitvoeringsniveau leidt dat tot uiteenlopende projecten, organisatievormen en besluitvormingsprocedures. Dat kan ook niet anders, want de ene stad of regio is de andere niet en juist de lokale context bepaalt waarom, waarvoor en op welke manier burgers zich willen en kunnen inzetten.
Wat al die lokale en regionale initiatieven gemeen hebben is een gedeeld gevoel over de urgentie van de transitie; de overtuiging dat alleen samenwerking met anderen bijdraagt aan oplossingen; het vermogen om complexe duurzaamheidskwesties te verbinden met maatwerk in hun, uw, en mijn directe leefomgeving. Dat alles draagt bij aan de bereidheid om ervaringen te delen en met en van elkaar te leren.
Juist deze drie punten lijken in het nationale klimaatdebat anno 2018 ver te zoeken. Politieke partijen profileren zich met uiteenlopende visies op de mate van urgentie; concrete samenwerking gaat moeizaam omdat bij meerdere gesprekspartners de eigen agenda prevaleert boven de gezamenlijke opgave; en men lijkt te blijven hangen in ongrijpbare toekomstbeelden en – vooral – bedragen in plaats van concrete stappen te zetten met oog op uitvoering die hier en nu moet starten in uw en mijn directe omgeving. De bereidheid om er samen, met vallen en opstaan, en ruim op tijd uit te komen lijkt niet echt te prevaleren.
Landelijk kan men dus zeker nog wel wat leren van de ervaringen die lokaal worden opgedaan, startend met het behapbaar maken van het abstracte klimaatdebat. De vele decentrale initiatieven weten als geen ander wat de burger, de ondernemer en de bestuurder beweegt om samen bij te dragen aan transitie. Juist nu moet onze overheid de ondernemende burger die zich inzet voor de energietransitie koesteren. Maak experimenten mogelijk door ook als landelijke overheid regelluwe zones te creëren. Blijf niet hangen in gepraat over de ondernemende burger, maar zoek deze op, luister en leer hoe die ondernemende burger in uw en mijn omgeving duurzaamheidsvraagstukken bespreekbaar en behapbaar maakt. Zo wordt de duurzame transitie, daar waar mogelijk, een optelsom van vele maatwerkoplossingen.
Moniek Kamm doet promotie onderzoek bij de Nijmegen School of Management (RU) naar strategieontwikkeling bij regionale netwerken. Zij is docent / onderzoeker bij Saxion UAS, waar zij zich vanuit het lectoraat Business Models bezig houdt met de koppeling van onderwijs en onderzoek met de organisatievraagstukken die de duurzame transitie met zich meebrengt. Daarnaast heeft ze ruime ervaring met programmamanagement en projecten rondom duurzame ontwikkeling. Contact: [email protected]