Duurzame geïmporteerde producten die zijn voorzien van een keurmerk werden in Nederland in de afgelopen decennia flink meer verkocht. Maar het is niet echt duidelijk wat de bijdrage van dergelijke keurmerken is in productielanden, zowel in verbetering van arbeidsomstandigheden en inkomsten van boeren als wat betreft milieu en behoud van biodiversiteit. Er zijn wel voorbeelden van lokale positieve effecten, maar deze treden niet altijd en overal op.
Ook zijn er grenzen aan wat te bereiken valt met het vrijwillig certificeren van handelsketens. Wil Nederland via handelsketens verder bijdragen aan duurzame ontwikkeling elders, dan kan de overheid verduurzaming niet alleen overlaten aan de voorhoede in een markt. Verplichte duurzaamheidseisen zijn soms gewenst.
Dit concludeert het PBL in een nieuw rapport, Verduurzaming van internationale handelsketens: voortgang, effecten en perspectieven.
Nederland één van de koplopers in verduurzaming internationale handelsketens
Koffie, vis, hout, chocola en andere producten hebben steeds vaker een duurzaamheidskeurmerk. Zo’n keurmerk belooft de consument bijvoorbeeld dat de boer een eerlijke prijs heeft gekregen en dat bij de productie van grondstoffen zorgvuldig is omgegaan met natuur en milieu. Het marktaandeel gecertificeerd hout bedraagt in ons land inmiddels 66%, de aandelen duurzame koffie en gevangen vis beiden 40%. Daarmee loopt Nederland in de Europese Unie voorop.
Positieve effecten op lokale schaal, maar niet altijd
Er is nog te weinig bekend of certificering in productiegebieden ook echt leidt tot betere arbeids- en milieuomstandigheden, hogere inkomsten voor boeren, of behoud van biodiversiteit. Er zijn wel allerlei voorbeelden bekend van positieve effecten die certificering lokaal oplevert. Maar tegenover rapportages over een betere inkomenspositie van boeren of veiligheid van bosarbeiders staan ook signalen over bijvoorbeeld het uitsluiten van ongeorganiseerde of arme boeren die niet aan duurzaamheidseisen kunnen voldoen.
Lokale omstandigheden cruciaal voor succes
Of verduurzamingsinitiatieven tot positieve effecten leiden in de productiegebieden, is in belangrijke mate afhankelijk van de lokale omstandigheden. Als ter plaatse een goed en stabiel lokaal bestuur, een goede infrastructuur, rechtszekerheid, kennis over duurzame productiemethoden en onderwijs aanwezig zijn, is de kans op positieve effecten groter. Overheden en bedrijfsleven, zowel hier als elders, kunnen samen deze randvoorwaarden creëren dan wel het lokale bestuur hierbij ondersteunen.
Vrijwillige ketenverduurzaming kent grenzen
De inspanningen van marktpartijen en maatschappelijke organisaties rond ketenverduurzaming zijn tot nu toe op vrijwillige basis verricht. De betrokken partijen hebben een belangrijke stap gezet in het verduurzamingsproces, maar stuiten nu op financiële, bestuurlijke en andere belemmeringen. Bovendien zijn er nog veel andere bedrijven in de keten die geen gebruik maken van duurzaam geproduceerde grondstoffen.
Grotere rol overheid nodig om achterblijvers mee te krijgen
Wil Nederland via handelsketens verder bijdragen aan duurzame ontwikkeling elders, dan kan de overheid verduurzaming niet alleen overlaten aan de voorhoede in een markt. Ze zal meer invloed moeten uitoefenen om meer bedrijven te stimuleren over te stappen op duurzame alternatieven. Dat kan bijvoorbeeld met verplichte en transparante rapportages over grondstofgebruik, het Europees uitdragen van beleid voor duurzaam inkopen, of door het stellen van minimum duurzaamheidseisen aan producten. Het kan in diverse ketens nuttig zijn om de voor- en nadelen op een rijtje te zetten van het verplicht stellen van minimumeisen die nu deels via vrijwillige certificering worden toegepast.