Saoedi Arabië en Iran hebben ruzie. Dat is eigenlijk geen nieuws want dat hebben ze al eeuwen. De strijd om de macht tussen Perzen en Arabieren bestond al ten tijde van de uitbreiding van de eerste Islamitische sultanaten omstreeks het jaar 650. Door steun aan verschillende buitenlandse groeperingen voerden ze al enkele tientallen jaren indirect strijd met elkaar in Afghanistan en Pakistan en tegenwoordig in Syrië en Yemen.
Hun etnische en culturele achtergronden zijn verschillend. De talen zijn verschillend en de versie van de Islam die ze beiden met groot fanatisme aanhangen is verschillend. Ook hebben ze verschillende vrienden. De Saoedi’s hebben al tientallen jaren een haat/liefde verhouding met de VS, terwijl Iran flirt met Rusland. Waarom loopt het conflict dan nu opeens zo op? Waarschijnlijk zijn daarvoor de overeenkomsten belangrijker dan de verschillen.
Beide landen worden op archaïsche wijze geregeerd. De Saoedi’s door een almachtig koningshuis, de Iraniërs door een stelsel van 12 ayatolla’s waarvan de opperhoofdman zeer veel macht heeft. In beide landen stelt de democratische invloed vanuit het volk en het parlement niet veel voor.
Beide landen hebben een sterk groeiende bevolking (S.A heeft nu 30 miljoen inwoners en Iran 80 miljoen.) In beide landen is de gemiddelde leeftijd laag en is er nog geen vergrijzing. Integendeel de jeugdige bevolking staat te trappelen om werk te vinden maar heeft met bijna 30 % werkloosheid onder de jongeren weinig goede vooruitzichten.
Beide landen hebben te kampen met toenemende droogte vanwege klimaatverandering. Als de opwarming niet wordt teruggedrongen zullen de landen binnen 10 à 20 jaar geen eigen agrarische productie meer hebben en met temperaturen rond de 50 graden vrijwel onbewoonbaar worden. Nu al gebruiken de landen een absurde hoeveelheid energie voor airco.
Beide landen zijn voor hun economie bijna geheel of grotendeels afhankelijk van olie en gas. De oliehandel is genationaliseerd en leverde in het verleden veel geld maar betrekkelijk weinig werkgelegenheid en zeker geen ontwikkeling van een middenklasse.
Beide landen kampen nu met het probleem van een lage olieprijs.
Waarom is die olieprijs zo laag? Daarvoor zijn verschillende factoren verantwoordelijk. Allereerst is er enerzijds een dalende vraag op de wereldmarkt en anderzijds meer productie, vooral vanuit niet OPEC landen. Dat drukt de prijs volgens de wetten van vraag en aanbod. Tot voor kort konden de OPEC landen een kartelpolitiek voeren en gezamenlijk besluiten om de productie te verlagen zodat de prijs op peil bleef. Die oude strategie werkt niet meer. Er is nu olieproductie in de VS, in Rusland en China en nog wat landen buiten de OPEC die enorm hebben geprofiteerd van die oude strategie door bij een hoge prijs een steeds groter deel van de markt te veroveren. Het marktaandeel van niet OPEC landen was al tot bijna 60% gestegen. De nieuwe strategie van de Saoedi’s is om via een lage prijs de andere producenten uit de markt te drukken. De prijs is intussen gezakt tot onder 30 $ per vat en dat is minder dan de productiekosten voor veel niet OPEC landen.
Het is in ieder geval véél minder dan de prijs waarmee rekening was gehouden op de staatsbegroting van Rusland of de prijs waarmee investeerders in exploitatie van Amerikaanse en Canadese schaliegesteentes dachten te kunnen verdienen en ook veel minder dan de prijs voor oliewinning in het Arctische gebied. De olie handel zit in een dip. Alleen de klassieke olie en gasvelden in S.A en enkele andere OPEC landen zouden bij die lage prijs nog kunnen produceren.
Door de economische boycot van Iran door de VS en Europa was hun olieproductie ingezakt van 6 miljoen tot 2,5 miljoen vaten per dag. Het grootste deel daarvan, 1,9 mbpd is voor eigen gebruik. Iran heeft per capita een absurd hoog energieverbruik gepaard gaand aan enorme verspilling, inefficiëntie en circa 80 miljard dollar jaarlijkse subsidie. Hetzelfde geldt overigens voor Saoedi Arabië waar 0.9 mbpd olie wordt gebruikt voor elektriciteitsproductie en benzine. In totaal gaat dit gepaard met 86 miljard subsidie per jaar. (Cijfers van het IMF) Na het opheffen van de boycot wil Iran weer op de wereldmarkt terugkomen en de productie opvoeren. Het gevolg is een verheviging van de prijzenoorlog. Maar er is nog meer aan de hand.
In Parijs is een akkoord gesloten over het terugdringen van de broeikasgassen. Dat betekent dat er binnen enkele tientallen jaren geen markt meer is voor olie. Het subsidiëren van binnenlands gebruik staat onder druk. Internationaal door de afspraken, maar ook nationaal nu de inkomsten uit export zo laag zijn. Opwekking van elektriciteit uit zonne energie is nu al veel goedkoper dan uit olie. De groei van elektrisch aangedreven auto’s zal de vraag naar olie nog verder doen afnemen. Het wordt voor investeerders steeds minder interessant om in fossiele energie te investeren. Dit is met name voor Iran een probleem omdat er grote kapitaalinjecties nodig zijn om de productie weer op te voeren.
Voor de jeugd onder de 30 jaar zal de werkloosheid oplopen en er is geen enkel uitzicht dat dit probleem nog voor hun 60e levensjaar wordt opgelost. Het is het ideale recept voor een economische en humanitaire crisis. Wederzijdse irritatie over terechtstelling van gevangenen en religieuze meningsverschillen zijn slechts de symptomen van een veel groter en veel ernstiger conflict in deze regio. Zorgwekkender is het stijgende budget voor defensie in beide landen. Saoedi Arabië geeft officieel meer dan 80 miljard dollar uit aan wapens, Iran officieel 10 miljard maar omdat het leger toegang heeft tot andere niet officiële financiële bronnen is dit een grove onderschatting van de werkelijke uitgaven.
Er is op termijn maar één oplossing en dat is een volledige afbouw van de olie- en gasproductie en grootschalige investering in centrales voor zonne energie. Dat is een race om de klok en het kost ook veel geld. Voordat die race beslist is, willen beide landen nog even zoveel mogelijk geld verdienen en een laatste sprintje op de oliemarkt trekken. De twee rivalen zitten in hetzelfde zinkende schuitje. Linke soep voor de wereldvrede.
Han Blok