Sta je te popelen om je bloemperken of moestuin in te duiken nu de lente eindelijk is aangebroken? Wacht even! Het leven is veel gemakkelijker als je met de natuur samenwerkt in plaats van ertegenin. Zoals in tuinieren zonder schop.
Na bijna 30 jaar tuinieren, waarvan een aantal bij vooraanstaande instellingen als de Royal Horticultural Society en Kew Gardens, realiseerde Alys Fowler zich dat veel van wat ze daar leerde anders, makkelijker en vooral natuurlijker kan. Daar doet ze uitgebreid verslag van in The Guardian en dat vatten we hier voor je samen.
Al die inspanningen – wieden, bemesten, graven, verzorgen en snoeien, selecteren en aanpassen – werken niet, zegt ze. Niet voor de planten, niet voor de bodem en niet voor de gemeenschap eromheen, waar we zelf deel van uitmaken. Overal hebben inheemse culturen hun praktijken gebaseerd op het observeren en eren van de ecologie, terwijl wij in de “ontwikkelde wereld” onze eigen regels maakten. Onze poging om de natuur te beheersen heeft de slechte relatie met alle wezens in de tuin in stand gehouden, waardoor alles een soort strijd wordt, of dat nu maaien, schoffelen, water geven of een of ander beestje aanvallen is.
Nu het nieuwe groeiseizoen eindelijk begint, kunnen we in plaats van meteen de tuin te gaan bewerken, misschien een beetje ontspannen, meer tijd besteden aan kijken en luisteren, wachten in plaats van reageren, net zo vaak rustig in de tuin aanwezig zijn als actief tuinieren. Dat is hoe het zou moeten.
Gooi de schop eruit
Als je ook maar enigszins geïnteresseerd bent in tuinieren, hebt u vast wel eens gehoord van “no dig”, waarbij de spade achterwege blijft en je in plaats daarvan een schoffel pakt. In plaats van de grond om te woelen, een structuur die al honderden miljoenen jaren in de maak is en dus lang en hard heeft nagedacht over welke kant hij op moet, schoffel of “kietel” je de grond lichtjes om ongewenst onkruid te verwijderen en de vele microben, schimmels en insecten intact te laten, precies waar ze willen zijn. Gelukkige microben zorgen voor gelukkige plantenwortels, die beter in staat zijn voedingsstoffen op te nemen, plagen en ziekten te bestrijden en droogte te weerstaan. Met minder onkruid als resultaat.
Elke bodem heeft zijn onkruidzaadbank. Zaden zijn er niet om je te pesten, maar dienen als reddingsvest voor de bodem. Blootliggende, onkruidvrije grond wordt heel makkelijk beschadigd of erodeert door het weer en spoelt dan weg. De meeste onkruidzaden hebben licht nodig om te ontkiemen. Hoe meer je de grond verstoort, omwoelt, omspit, hoe meer licht je binnenlaat, hoe meer de grond zich moet haasten om zichzelf te beschermen. Met meer onkruid als gevolg. Het opent zijn onkruidzaadbank als een beschermende laag om het systeem bij elkaar te houden.
Minder wieden
Over onkruid gesproken, het wordt tijd dat we het woord helemaal afschaffen. Zelfs de Chelsea bloemenshow noemt onkruid nu “heldenplanten”. Elk onkruid in je tuin probeert je iets heel belangrijks te vertellen.
Hoe meer één soort domineert, hoe luider de boodschap is. Paardebloemen zeggen dat je grond een beetje compact is en te weinig oppervlaktevoedingsstoffen bevat, vooral calcium en kalium; brandnetels vertellen je dat er te veel oppervlaktestikstof is (niet zo goed als het klinkt). Een golf van eenjarige onkruiden – veldkers, vogelmuur en muisoor – zegt dat de bodem wordt gedomineerd door bacteriën, terwijl distels, zuring, ossentong en smeerwortel een ander teken zijn dat het oppervlak een beetje arm is aan voedingsstoffen en dat alleen soorten met lange penwortels die de ondergrond kunnen ontginnen, kunnen gedijen. Bramen hebben de neiging te woekeren als er te veel stikstof is.
Als je je eenmaal verdiept in de ecologie van alles wat we onkruid noemen, zul je ontdekken dat het een sleutelrol speelt bij de recycling van voedingsstoffen, het leveren van voedsel in de vorm van nectar en stuifmeel voor allerlei insecten, in weer en wind.
Veel van deze gewone soorten komen de grond helpen. Als je minder onkruid gaat wieden (wat af en toe toch zal moeten), en in plaats daarvan aandacht besteedt aan de bodem, zullen ze vrij snel goede bekenden worden. Eenjarigen zijn een teken dat de bodem gedomineerd wordt door bacteriën. Ze gedijen niet in de door schimmels gedomineerde bodem van bossen. Schimmels gedijen in koolstofrijke bodems omdat ze dat eten.
Als je te veel eenjarig onkruid hebt, voeg dan meer koolstof toe aan je bodem in de vorm van grove zelfgemaakte compost, karton of bruine bladeren. Je hoeft het niet in te graven – de wormen nemen het allemaal op in de bodem.
Omarm rot en dood
Zo, we hebben de spade weggegooid en het wieden laten gaan; nu is het tijd om op te ruimen. Slakken zijn weliswaar dol op een stapel vochtige, licht rottende bladeren, maar dat geldt ook voor de kevers die op hen jagen. Een tuin die in evenwicht heeft geen last van plagen of ziekten en heeft wezens die leven en sterven, soms floreren, maar zelden ten koste van het hele systeem. Dit evenwicht kost tijd, meerdere jaren of meer, maar uiteindelijk komen zelfs de slakken tot rust. Rotting, ziekte, plagen zijn gewoon het recyclingsysteem van de aarde.
Stop met het najagen van snelle groei
Goede grond heeft geen behoefte aan enige vorm van chemicaliën, zoals extra stikstof en fosfor. Deze synthetische meststoffen blijven niet waar je ze gebruikt en spoelen uit. Na verloop van tijd putten ze de opgeslagen koolstof in de bodem uit, waardoor de vruchtbaarheid afneemt, zelfs als er nog organisch materiaal wordt toegevoegd. Kortom, wie meststoffen koopt, betaalt voor kortetermijnwinst. Zelfgemaakte compost is gratis en bouwt de bodem op, helpt koolstof op te slaan en voedt de planten. Zelfs als je heel slechte compost maakt.
Laat planten hun gang gaan
Laten we tenslotte variatie in onze bloemen en gewassen omarmen. Al duizenden jaren selecteren en kweken we planten zodat ze ons ten goede komen. Maar heel lang was dit een ontspannen proces van de bestuivers hun gang laten gaan, zaad sparen, doorkweken en opmerken wat het beste werkte voor de omgeving waar je was. Technisch gezien staat dit bekend als het creëren van een landras, een oude cultivar die variabel is en vaak veel allelen (vormen van genen) bevat die niet voorkomen in moderne, sterk veredelde cultivaren. Landras tuinieren is het tegenovergestelde: je laat al je wortelsoorten, of wat het ook is dat je kweekt, met elkaar kruisbestuiven om een diverse kweekpopulatie te creëren. Het is een overlevingsstrategie die de genenpoel diverser maakt, waardoor hij beter toekomstbestendig is dan iets dat sterk veredeld is.
Ik pleit hier niet voor het opgeven van tuinieren, maar wel voor een andere kijk op hoe je dat doet. Als de paardenbloem, zuring of braam niet in de weg staat, laat hem dan staan. Als de plant ten onder gaat in een orgie van bladluizen, laat het dan aan een ander tuinwezen over om ze op te ruimen. Laat planten op hun plaats afsterven, leer te kijken en te observeren voordat je ingrijpt. Dan zul je zien dat de natuur eerder bereid is te helpen dan om problemen te veroorzaken.