Een eigen munt voor elke regio zou de economie een stuk stabieler en veerkrachtiger maken. Over de hele wereld blijken gemeenschapsmunten (ofwel complementaire of alternatieve munten) een uitermate geschikte manier om sociale, ecologische en economische doeleinden te verwezenlijken. Traditionele beleidsmakers en politici zien meer diversiteit binnen het geldsysteem niet zitten. De crisis waar we maar niet uit lijken te komen wijst op hun ongelijk.
Het is vreemd gesteld in de vrije markt. Zowel afzonderlijke landen als de Europese Unie hebben officiële waakhonden aangesteld om te zorgen dat er gezonde concurrentie blijft bestaan tussen bedrijven. Als één bedrijf een hele markt kan controleren gaat het mis met de balans tussen prijs en waarde. Hoe diverser de markt, hoe gezonder. In de natuur gaat het zelfde op: overheersing van één soort leidt tot verstoring van het systeem. Zodra het echter om geld gaat, worden de regels omgedraaid: met man en macht wordt er getracht om zoveel mogelijk economieën afhankelijk te maken van een enkele munt. Alsof de wet van de diversiteit opeens niet meer geldt.
Geld en groei
Oorspronkelijk was geld niet meer dan een handig ruilmiddel om het verschil in waarde tussen een ei en een koe aan te geven en af te rekenen. De waarde van geld was direct gekoppeld aan waarde in de echte, tastbare economie. En omdat de totale hoeveelheid geld even veel waard was als de totale hoeveelheid goederen, was economische groei beperkt tot wat mensen extra konden produceren, bovenop wat ze zelf voor hun levensonderhoud nodig hadden.
Banken ontdekten echter, dat geld dat door mensen wordt gespaard, nooit allemaal tegelijk wordt opgenomen. Dus gingen banken dit geld uitlenen. En omdat toch maar weinig mensen hun spaargeld opnamen, gingen ze veel meer geld uitlenen dan ze daadwerkelijk in kas hadden. Zo heeft de geldhoeveelheid zich steeds verder uitgebreid: er is steeds meer nieuw geld gecreëerd waarvan de waarde niet in de echte economie is gedekt. Wie dit nieuwe geld gebruikt, moet er wel flink voor betalen, de rente. Binnen het huidige geldsysteem moet de totale geldhoeveelheid blijven stijgen om de rente en aflossingen te kunnen opbrengen. Er moet dus steeds meer worden geproduceerd en verkocht. Het geldsysteem dwingt ons zo om continu te groeien.
Schuldenmotor
Onze economie loopt op schuld. Volgens McKinsey bedroegen de totale schulden van consumenten, bedrijven, de overheid en de financiële sector in ontwikkelde landen rond 1990 tussen de 120 en 200 procent van het bbp (de totale waarde van alle productie in het land) en zijn de totale schulden in 2010 gegroeid tot tussen de 240 en 450 procent van het bbp, een enorme stijging.
Hoe minder verschillende valuta er zijn, hoe makkelijker het scheppen van schuld blijkt: het valt minder op dat de onderliggende waarde verdampt en de geldhoop wordt voldoende groot om met astronomische bedragen te goochelen. Maar wanneer iedereen afhankelijk is van dezelfde geldsoort, valt ook iedereen om als het mis gaat. Dit dreigt nu te gebeuren. Anno 2012 zitten we opgescheept met torenhoge schulden en is er geen groei meer. De geldhoeveelheid stagneert, terwijl aflossing en rente wel betaald moeten worden. Dat levert problemen op. Er is namelijk niet genoeg geld in omloop om alle bestaande schulden en rente af te lossen. Het geld doet zijn werk niet meer. De vraag is: kan het anders?
Als je weet hoe een probleem ontstaat, kun je het proberen op te lossen door het proces dat het probleem veroorzaakt, om te keren. Daarvoor gaan we terug naar de oorspronkelijke functie van geld: ruilmiddel. Geld als middel en niet als doel. We mogen niet vergeten dat geld door mensen is uitgevonden en dat we geld opnieuw kunnen uitvinden. We dienen de regels voor het gebruik van geld aan te passen, want we hebben nieuwe ruilmiddelen nodig om een duurzame en solidaire economie te realiseren.
Zonder rente geen crisis
Rente zorgt ervoor dat je met geld nieuw geld kan maken. Door rente wordt geld een doel; het wordt een oppotmiddel in plaats van een ruilmiddel. Door nu munten zonder rente te introduceren wordt de waarde weer aan het ruilmiddel gekoppeld. De waarde in de reële economie is belangrijker dan de schijnwaarde op financiële markten. Een nulrente leidt automatisch tot meer duurzaamheid; investeringen in duurzame producten wordt namelijk rendabeler, omdat de waarde en de opbrengst van de investering niet hoeft te concurreren met de rente. Bovendien is het aantrekkelijker geld te laten circuleren, want oppotten levert niets op. Speculatie is minder waarschijnlijk.
Meer munten, meer stabiliteit
Het is niet goed om de controle over de geldvoorraad in handen van commerciële partijen te laten liggen. Zij willen geld verdienen met rente en gebruiken geld als speculatiemiddel. Dat gaat makkelijker, naarmate er minder verschillende valuta zijn, zo zagen we. Aan de andere kant zien we dat een samenspel van veel verschillende bedrijven een stabielere economie geeft en dat de natuur alleen floreert bij voldoende diversiteit. Dat zelfde principe gaat dus ook op voor geld. Een extra voordeel in een lokale geld-economie is dat democratische bestuurde regionale instellingen kunnen bepalen wat de noodzakelijke hoeveelheid geld is die in hun economie mag circuleren, die ze kunnen koppelen aan duurzame grenzen.
Er zijn al veel mensen actief met alternatieven. In Nederland werken onder andere STRO en Qoin al jaren aan regiogeld. De Zweedse JAK-bank werkt al sinds 1965 succesvol rentevrij. De Zwitserse WIR-bank bestaat sinds 1934, is een commerciële barterinstelling en maakt gebruik van een gemeenschapsmunt. In Uruguay wordt een tweede geldsoort ingevoerd door de overheid zelf. Kortom, het kan anders!
Meer informatie over de scheuren in het bestaande financiële systeem en de alternatieven waarmee we morgen aan de slag kunnen, komen aan bod op 23 maart tijdens de conferentie ‘Geld draait de wereld door’ van het Platform DSE.
Peter van Vliet en Martijn Jeroen van der Linden
Platform DSE