De Wetenschappelijke Klimaatraad adviseert de regering om zowel in te zetten op definitieve verwijdering van CO2 uit de atmosfeer, als op vermindering van de uitstoot. Tegelijk concludeert de instelling dat de opvang van CO2 wel eens niet kan gaan werken. Dat lijkt tegenstrijdig. En het ruikt naar paniek. Maar niets doen is geen optie.
Het is een rapport tegen de nieuwe richting van de stroom in. Bedrijven keren zich steeds openlijker tegen investeren in klimaatbescherming. Rechtse politici doen hetzelfde. De Wetenschappelijke Klimaatraad neemt haar verantwoording met een laatste waarschuwing. Maar wat is die waard, als daarin een methode wordt aanbevolen die waarschijnlijk niet gaat werken en als ze dat wel doet, in elk geval te weinig, te laat en te duur? Een waarschuwing bovendien, die al eerder heeft geklonken en die ook al eerder is genegeerd.
Dit staat er onder meer in het rapport van de raad:
CO2-verwijdering kent beperkingen en risico’s, zowel op het niveau van individuele methoden als voor het klimaatsysteem. Vrijwel alle nu bekende CO2-verwijderingsmethoden vergen veel (duurzame) energie, veel land, of allebei. Hierdoor hebben veel methoden een beperkt potentieel. Sommige methoden hebben ongewenste bijeffecten, zoals een negatieve invloed op natuur, wat het maatschappelijk draagvlak kan verminderen. Methoden die CO2 permanent vastleggen worden nu nog niet op de benodigde schaal toegepast, onder meer omdat ze nog niet voldoende ontwikkeld of te duur zijn. Dit alles maakt het onzeker of CO2-verwijdering in de praktijk op grote schaal zal worden toegepast.
Te grote inzet van CO2-verwijdering kan ertoe leiden dat uitstoters vermijdbare uitstoot niet verminderen.
Het vermijden van uitstoot is effectiever en biedt meer zekerheid voor het verminderen van klimaatrisico’s dan CO2- verwijdering. Beide zijn echter nodig, wat reden geeft om terughoudend te zijn met uitruil. Broeikasgassen waarvan de uitstoot is vermeden leveren zeker geen bijdrage aan klimaatverandering. De meeste maatregelen voor het verminderen van de uitstoot, zoals energiebesparing of zonne-energie, hebben minder negatieve bijeffecten dan de meeste CO2-verwijderingsmethoden. Er zal een balans gevonden moeten worden tussen een snelle opschaling van (nieuwe) methoden van CO2-verwijdering en uitstootvermindering. Het beleid voor CO2- verwijdering moet niet of zo weinig mogelijk ten koste gaat van de inspanningen voor vermindering van de uitstoot.
Methoden die CO2 permanent vastleggen worden nu nog niet op de benodigde schaal toegepast, onder meer omdat ze nog niet voldoende ontwikkeld of te duur zijn. Dit alles maakt het onzeker of CO2-verwijdering in de praktijk op grote schaal zal worden toegepast.
De Wetenschappelijke Klimaatraad adviseert om maximaal in te zetten op het beperken van de uitstoot.
Zo wordt de afhankelijkheid van CO2- verwijdering om klimaatneutraliteit te bereiken klein gehouden. De Raad adviseert daarnaast om CO2- verwijdering vooral in te zetten voor het beperken en terugdringen van een temperatuuroverschrijding. Om de inzet van CO2-verwijdering op grote schaal mogelijk te maken is overheidsingrijpen nodig. CO2- verwijdering is een publiek goed: iedereen heeft er baat bij, niet alleen degene die het uitvoert. Bedrijven kunnen de voordelen van CO2-verwijdering in de huidige situatie niet te gelde maken, waardoor er nu nog maar weinig wordt geïnvesteerd in de ontwikkeling en opschaling van permanente CO2-verwijderingsmethoden. Er is beleid van de overheid nodig om te zorgen dat er vraag komt naar CO2- verwijdering, zodat opschaling tijdig op gang komt. Vervolgens moet nationaal en Europees beleid ervoor zorgen dat CO2-verwijdering op grote schaal en verantwoord wordt toegepast.
De Wetenschappelijke Klimaatraad adviseert de Nederlandse overheid om, in samenhang met Europees beleid, CO2-verwijderingsbeleid te voeren.
Om te zorgen dat de uitstoot zoveel mogelijk daalt, is het verstandig limieten te stellen aan de hoeveelheid CO2-verwijdering die gebruikt mag worden om resterende uitstoot te compenseren. CO2-verwijdering zou zo weinig mogelijk moeten worden ingezet voor de compensatie van restemissies. Te grote inzet van CO2-verwijdering kan ertoe leiden dat uitstoters vermijdbare uitstoot niet verminderen. Om de prikkel voor uitstootvermindering te houden, helpt het om vast te leggen hoeveel resterende uitstoot er in 2050 mag zijn. Daarmee ligt ook vast hoeveel CO2-verwijdering er maximaal ter compensatie ingezet mag worden. Dit kan op Europees en nationaal niveau en per sector waarin de uitstoot plaatsvindt. De hoogte van de limiet zou met enige regelmaat moeten worden geëvalueerd en indien nodig herzien bij nieuwe ontwikkelingen, bijvoorbeeld als er nieuwe maatschappelijke of technologische mogelijkheden komen op het gebied van uitstootvermindering.
De Wetenschappelijke Klimaatraad adviseert bovendien om de inzet van CO2-verwijdering voor de compensatie van restemissies te beperken door daarvoor limieten te stellen op Europees, nationaal en sectoraal niveau.