Afgedankte kleding uit de VS gaat al jaren naar Afrika, waar consumenten het voor weinig geld aanschaffen. Nu Afrikaanse landen die import willen beperken, dreigen de VS met opschorting van oude handelsvoordelen. Een kleinzielig en kortzichtig beleid, zegt econoom Garth Frazer.
Het stimuleren van internationale ontwikkeling werd lange tijd gezien als een speerpunt als het ging om de morele, humanitaire, strategische en veiligheidsbelangen van de Verenigde Staten. In het bijzonder op het gebied van handelsvoordelen voor Afrikaanse landen, meestal lageinkomenslanden, speelden de VS een leidende rol.
Dit gebeurde via de African Growth and Opportunity Act (AGOA), de wet die in 2000 door het Afrikaanse Congres werd aangenomen tijdens de regering van Bill Clinton. De wetgeving werd daarna hernieuwd door zowel president George W. Bush als Barack Obama.
AGOA heeft de kracht laten zien van het Amerikaanse handelsbeleid om veranderingen teweeg te brengen in Afrika. Maatregelen die vanuit Amerikaanse perspectief triviaal zijn, brachten een aanzienlijke verandering in Afrika. AGOA gaf Afrikaanse landen die ervoor in aanmerking kwamen de mogelijkheid een groot aantal goederen te exporteren naar de VS zonder de importtarieven of quota waar veel andere landen aan moeten voldoen.
Het mooie van AGOA is dat het de VS nauwelijks iets kost als het gaat om misgelopen belastinginkomsten en verloren marktaandeel. Sterker nog: AGOA heeft nul impact gehad op de Amerikaanse economie, en bijna nul als het gaat om de Amerikaanse inkomsten uit importbelastingen.
Tegelijkertijd leidde de wet tot een, naar Afrikaanse maatstaven, sterke groei van de export van enkele belangrijke producten. De kledingexport bijvoorbeeld, historisch gezien een belangrijke springplank in de ontwikkeling van bijna alle landen, groeide gemiddeld met 42 procent onder AGOA.
Als je kijkt naar de goodwill op korte en lange termijn en de de handelsrelaties tussen de VS en Afrika, is het zonder twijfel een voorbeeld van een win-winsituatie voor zowel de Verenigde Staten als Afrika.
Mensenrechten
Niet alle Afrikaanse landen kwamen in aanmerking voor de handelsvoordelen van AGOA. Landen met een slechte mensenrechtenreputatie en landen die zich onvoldoende inspanden voor democratie kwamen niet in aanmerking of werden verwijderd van de AGOA-lijst.
Vijf landen werden (tijdelijk) verwijderd na een militaire coup: Mauritanië, Guinea, Madagaskar, Mali en Guinee-Bissau. Ivoorkust werd ooit verwijderd na een mislukte poging een vredesovereenkomst te bereiken en verkiezingen te houden. Andere landen, stuk voor stuk geen toonbeelden van goed bestuur, werden voor verschillende periodes verwijderd in verband met verschillende typen mensenrechtenschendingen (de Democratische Republiek Congo, Gambia, Zuid-Soedan, Swaziland en Burundi).
Deze acties passen in het beleid om wereldwijd Amerikaanse waarden, mensenrechten en democratie te bevorderen. Ze zijn ook consistent met de historische ambities van het Amerikaanse buitenlandbeleid. Van een enkele uitzondering op het bovenstaande patroon was sprake in 2015, toen de VS dreigden landbouwvoordelen voor Zuid-Afrika tijdelijk op te schorten in een dispuut over kip. Maar uiteindelijk kwam dat er niet van.
Onder de huidige regering van president Donald Trump zijn de filosofie en politiek echter aan het veranderen. De VS werken er momenteel aan een opschorting van de AGOA-status van Rwanda. Niet vanwege militaire coups, maar omdat Rwanda de import van tweedehandskleding uit de VS wil beperken.
Goedkope kleding
Een significant deel van de gebruikte kleding die Amerikanen inleveren bij tweedehandswinkels en inzamelpunten wordt niet verkocht in de VS maar verscheept naar Afrika. Deze kleding is voor Afrikanen erg voordelig, omdat er niet voor betaald wordt door de inzamelaars. Afrikaanse consumenten profiteren daarvan, hoewel het historisch gezien een negatieve impact had op de Afrikaanse kledingindustrie die zich richt op de binnenlandse markt.
Sommige landen, zoals Zuid-Afrika, hebben bijna-verboden ingesteld op de import van gebruikte kleding. Over de vraag of die beperking op de import van gebruikte kleding een goed beleid is voor Afrikaanse landen, valt te discussiëren. De huidige beperking kan in de toekomst wel eens leiden tot nieuwe import van kleding uit Azië.
Wat echter zeer zorgelijk is, is de reactie van de VS op het besluit van leden van de East African Community (EAC), een regionale handelsovereenkomst van hetzelfde type als NAFTA, om de import van gebruikte kleding te beperken. De Amerikaanse regering antwoordde met het dreigement om ze te verwijderen van de AGOA-lijst.
Als gevolg van dit dreigement kwam Kenia al snel terug op zijn besluit. In februari besloten Rwanda, Oeganda en Tanzania om hun voorgestelde verbod op de import van gebruikte kleding ook in te trekken. Maar omdat Rwanda wel aanzienlijke tarieven op die importkleding handhaaft, hebben de VS besloten Rwanda’s AGOA-toegang voor de export van kleding op te schorten.
De export van tweedehands kleding uit de VS naar alle EAC-landen samen, beleefde in 2012 een piek van 43 miljoen dollar. Dat is 0,003 procent van de totale Amerikaanse export. Het gaat dus om een verwaarloosbare industrie, vanuit Amerikaans perspectief gezien. De onbeduidende economische waarde is niet verrassend, aangezien deze industrie vooral draait om items die anders bij het afval zouden belanden, maar nu naar Afrika gaan.
De VS wekken echter de indruk dat de mogelijkheid om gebruikte kleding naar Afrika te verschepen, een belangrijk speerpunt in het buitenlandbeleid is. De belangrijkste speerpunten van het Amerikaanse buitenlandbeleid in Afrika zijn kennelijk niet langer mensenrechten of democratische vrijheid, maar het beschermen van zeer kleine, marginale Amerikaanse industrieën.
China daarentegen bouwt zijn invloed in Afrika uit. De Chinezen houden zich niet bezig met mensenrechten of democratische vrijheden en ze straffen Afrikaanse landen ook niet om hun handelsbeleid, om zo minuscule Chinese industrieën te beschermen.
Het is overduidelijk welke supermacht bereid is Afrikaanse landen het recht te geven hun eigen beslissingen te nemen. En het wordt interessant om te zien welke supermacht op de lange termijn dominant zal zijn in Afrika.
Garth Frazer is docent Economische Analyse en Publiek Beleid aan de Universiteit van Toronto.
Bron: The Conversation