Als je een discussie voert over circulair – of het dan om de economie gaat, om de grondstoffencyclus of om zorg – dan lijk je onvermijdelijk terecht te komen in meningsverschillen over begrippen; hoezeer je dat ook tracht te vermijden.
Een aardige illustratie daarvoor is mijn vorige stukje ‘De circulaire economie bestaat niet meer‘ en de reacties daarop. Het begrip ‘duurzaam’ is in 1987 vastgelegd in een heldere definitie die sindsdien vrij algemeen wordt aanvaard en gebruikt. Maar aan de circulaire economie lijkt iedereen een eigen invulling te willen geven. En dat maakt het gesprek warrig en lastig. Vooral als mensen gaan denken dat circulair organiseren niets met duurzaamheid te maken heeft.
Evenzo spraakverwarrend kan het begrip economie zijn. In zijn zuiverste vorm gaat het over een wetenschap die zich bezighoudt met de keuzes die mensen maken bij de productie, consumptie en distributie van schaarse goederen en diensten (zegt Wikipedia). Van Dale voegt daar onder andere het geheel aan financiële middelen aan toe.
Circulair daarentegen is op zichzelf helder: wat je maakt vloeit na gebruik terug naar het begin van de cyclus en kan worden hergebruikt, liefst voor eeuwig.
Circulair en economie zomaar samenvoegen gaat knellen want de schaarste zou verdwijnen en daarmee de basis van de economie. Maar laat dat voer voor theoretici zijn.
De circulaire praktijk
Wat gebeurt er nu precies wanneer je circulair gaat denken en doen en hoe zijn we daartoe gekomen? De aanleiding om in cirkels te gaan werken waren het inzicht en de ervaring dat lineair handelen niet langer houdbaar is. Zie de milieucrisis, de klimaatcrisis, de financiële en economische crisis. Onduurzaam dus. De circulaire praktijk vond haar oorsprong in het streven naar meer duurzaamheid in de samenleving. Dat de businesscase voor een circulaire praktijk inmiddels ook in traditionele economische termen sluitend is versluiert misschien hier en daar het zicht op haar kern.
En doordat de circulaire zaak ook financiële winst oplevert in de traditionele economie doet het geloof opgang dat ze kan bijdragen aan economische groei. Om dat te kunnen bepalen is het nodig om een verschil te maken tussen geld en waarde.
De koppeling tussen geld en waarde is losgelaten in 1971, toen de koppeling met goud in de vorm van vaste wisselkoersen werd losgelaten. Dat opende de deur voor massale geldschepping door de banken, die er nu op is uitgelopen dat er bijna 10 keer meer geld in de wereld is dan economische waarde.
Door te handelen in derivaten die niet aan reële waarde zijn gekoppeld kan nu meer geld worden verdiend dan in de echte economie. Daardoor verdwijnt veel geld uit de economie in de wereldwijde geldwolk; waarde wordt zo stelselmatig aan de materiële economie onttrokken.
Dan is er een verschil tussen economische en maatschappelijke waarde. Het opvoeden van kinderen bij voorbeeld wordt niet in economische waarde meegeteld, niet betaald. Toch kan de manier waarop het gebeurt een enorm verschil maken tussen het creëren van nieuwe maatschappelijke waarde of het veroorzaken van schade.
Oftewel, de traditionele economie is een lineair proces waarin maar een deel van de waarde wordt benoemd en dat reële waarde uiteindelijk vernietigt. Van grondstof naar afval dus.
Veel grote organisaties die zich bezig houden met het sluiten van de materiaalcyclus zijn financieel traditioneel georganiseerd. Hun winsten gaan naar aandeelhouders, die een belangrijk deel van die winsten (zelf of via hun banken) investeren in financiële markten in plaats van deze terug te investeren in de echte economie. Op die manier kun je niet spreken van een circulaire economie.
Werken in deelcirkels
De economie is een ongehoord complex systeem. Het is dan ook een illusie om te denken dat je dat systeem in één keer en helemaal om kan krijgen, nog los van de ideologische debatten die gevoerd moeten worden. Wat uiteindelijk gaat werken is een benadering vanuit onderdelen en vanuit de basis van de samenleving. Daar waar processen te overzien en te sturen zijn. Daar waar waarde wordt gemaakt en gebruikt. Dan wordt het plotseling een heel ander verhaal.
Hoe dat werkt laten Jan Jonker en zijn volgers al zien met zijn Nieuwe Business Modellen, die in verschillende samenstellingen proefdraaien met circulaire concepten
Door het richten op één of enkele materiaalstromen kan de herbruikbaarheid daarvan goed worden gevolgd. De noodzakelijke energiebronnen kunnen duurzaam worden ingericht en de nieuwe waarde uit productie of diensten kan lokaal worden verdeeld en opnieuw geïnvesteerd.
Die praktijk staat in schrille tegenstelling met het voorbeeld van afvalstromen die op stookolie de halve wereld over worden gesleept en zich door cynische marktwerking ophopen tot goedkope en giftige brandstof.
Zoals ik al aangaf pleit ik zeker niet voor een discussie over etiketjes. Maar als de opdruk de inhoud niet dekt, ontkom je er niet aan om dat te verduidelijken. De huidige economie is zeker niet en nog lang niet circulair. We hebben een andere economie nodig om alle kringlopen te sluiten. Zolang we met elkaar weten dat we dat bedoelen en daar ook aan werken ben ik gerust dat het goed komt.
Peter van Vliet