De transitie naar de circulaire economie (CE) is in volle gang. Tenminste, als we de stortvloed aan publicaties die in de afgelopen tijd verschenen zijn, moeten geloven. De vraag is echter of dat ook werkelijk zo is. Uit ons landelijk onderzoek naar business modellen voor de CE moeten we toch echt constateren, dat de CE nog lang geen gemeengoed is. Sterker, het is slechts een handjevol organisaties die hieraan op welke manier dan ook vormgeeft. Lopen al die publicaties dan op de troepen vooruit? Of is er eerder sprake van een positief soort van ‘wishful thinking’? Het lijkt erop dat we momenteel vaak de eerste contouren zien van een transitie naar de CE. Maar, hoe zien deze er dan uit?
Principes van de CE
Het gangbare beeld van de CE is een economie waarin activiteiten waarbij natuurlijke grondstoffen worden gebruikt plaatsvinden in kringlopen waarbinnen materiaal in omloop blijft. Of waarin zoveel mogelijk grondstoffen vervangen worden door grondstoffen met een biologische oorsprong. In dit laatste geval bouwt een CE voort op de biologische kringlopen en is de gedachte dat er minder inspanningen gepleegd moeten worden om kringlopen te sluiten. Dat ligt anders bij grondstoffen van niet-biologische aard. Delfstoffen, mineralen of olie worden onttrokken uit de aarde en verwerkt in allerlei soorten materialen, halfproducten en daarmee uiteindelijk in de producten die we gebruiken en verbruiken.
In een eerdere column (CE 55: uitdagingen voor materialiteit in de CE) stonden we al stil bij de uitdagingen die het geschikt maken van materialen voor hergebruik voor de CE met zich meebrengt. Dat doet echter geen afbreuk aan de idee dat in de CE allerlei kringlopen gevormd worden waarin deze materialen gerecycled, hergebruikt, gerepareerd, enzovoorts worden. Daarmee stoelt de CE op drie basisprincipes: (1) maximaal behoud van materie (en haar eigenschappen) binnen de grenzen van de CE, (2) daar waar mogelijk het vervangen van materie van niet-biologische aard voor biologische (substitutie) en (3) minimalisatie van afvalvorming (ook wel lekkage genoemd) tijdens de gehele levensloop inclusief ontwerp en fabricage.
Circulair in een lineaire omgeving
Dat ziet er natuurlijk geweldig uit, maar het is zaak hier duidelijk bij te vermelden dat dit een ideaaltypisch beeld is. Dit is de CE zoals deze eruit zou kunnen of moeten gaan zien maar wat voor nu vooralsnog alleen maar ‘op papier’ bestaat. De ambitie die is geformuleerd in het ‘Rijksbreed programma van de Circulaire Economie’ zet de peildatum waarop dit ideale plaatje werkelijkheid is in het jaar 2050. Dat is het moment waarop er in Nederland geen nieuwe, virgin grondstoffen meer toegevoegd hoeven te worden aan de economie. Dit betekent dan dus dat er op dat moment een economie is gerealiseerd die volledig draait op gesloten materie-kringlopen. En één waarbinnen zodanige organisatorische afstemming bestaat tussen kringlooppartners dat deze kringlopen gehandhaafd blijven. Dat betekent ook dat er circulaire business modellen functioneren waarbinnen kringlooppartners samen een strategie hebben ontwikkeld en in onderlinge verrekening hebben uitgewerkt hoe ze ieders kosten en baten verrekenen. Alvorens dit is bereikt, zal er echter nog wel het nodige moeten gebeuren. En, om desillusies te voorkomen, het is onmogelijk materiële kringlopen ‘op peil’ te houden zonder daar op gezette tijden ‘virgin’ materialen aan toe te voegen.
Vind jij goede en onafhankelijke informatie over een duurzame en klimaatveilige toekomst belangrijk? En helpt Duurzaamnieuws.nl je daarmee? Help ons dan met een donatie. Dank je wel.
Liever eerst een tijdje volgen? Meld je dan aan voor de gratis nieuwsbrief.
Wat momenteel wel goed te zien is dat rond het sluiten van kringlopen al veel gebeurt. Denk bijvoorbeeld aan Auping die hun beddenproductie vrijwel geheel circulair hebben georganiseerd. Bijna elk onderdeel, elk materiaal en elke grondstof die in hun bedden verwerkt worden is te vervangen, te repareren of terug te winnen. Eenzelfde ontwikkeling zien we bij tapijtfabrikant Interface. Zij zijn in staat alle tapijttegels die zij maken geheel terug te brengen naar de afzonderlijke onderdelen en materialen en deze opnieuw te gebruiken in het productieproces.
Of neem een traditioneel machinebedrijf als KAAK, gespecialiseerd in machines voor de bakkerij, waar metalen onderdelen geprint worden. In de toekomst hopen ze bovendien retour materialen te verpoederen, waardoor er een gesloten kringloop ontstaat. Deze bedrijven zijn heel ver met het sluiten van hun kringlopen.
Maar voor de purist: hier is natuurlijk nog geen sprake van een volledige CE, maar van gecirculariseerde onderdelen en daarop geënte circulaire business modellen binnen een lineaire economie. De economie waarin deze CE business modellen gestalte krijgen, is per slot van rekening nog steeds ingericht volgens het lineaire vervangingsprincipe: delf grondstoffen, maak hiervan een product en gooi dit weg als dit product stuk, uit de tijd, verouderd, enzovoorts is. Organisaties die zichzelf circulair willen organiseren worden voortdurend geconfronteerd met economische actoren die vanuit dit vervangingsprincipe denken en volledig legaal mogen handelen. Dit blijft niet beperkt tot ketenpartners, maar omvat ook overheden, klanten, financiële instellingen, de media en andere stakeholders.
Signalen van transitie
Niet tegenstaande dit alles denken wij dat een transitie naar een CE zich langzaamaan aan het vormen is. Dit komt vooral tot uitdrukking op de plekken waar het ‘schuurt’. Circulair organiseren binnen een lineaire economie geeft hier signalen voor af. Zo is het lastig financiering te krijgen voor circulaire producten, omdat financiële instellingen het financieringsrisico te groot vinden. Voor het sluiten van kringlopen wordt in veel gevallen gebruik gemaakt van afvalstromen. Maar vanwege de kwalificatie afval mag deze ‘grondstofstroom’ niet zonder meer aangewend worden voor nieuwe producten. Zo is er een hele lijst van problemen waarmee organisaties te maken krijgen als zij zich circulair willen organiseren.
Als we rond 2050 een circulaire economie in Nederland willen hebben, is een duidelijker beeld van dit soort problemen nodig en beleid dat echt gericht is op een transitie, want die zal niet vanzelf gaan. Het betekent namelijk een fundamentele verandering van het economisch systeem, van vervanging naar behoud. Met de huidige initiatieven rond circulair organiseren worden de eerste stappen gezet op weg naar de CE, maar de reis is amper begonnen. Er is nog heel veel werk aan de winkel.
Niels Faber en Jan Jonker
Niels Faber is onderzoeker aan de Radboud Universiteit Nijmegen en docent aan de Hanzehogeschool Groningen. Zijn onderzoek concentreert zich op de organisatorische aspecten van duurzame ontwikkeling. Jan Jonker is hoogleraar Duurzaam Ondernemen aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Zijn werk concentreert zich op nieuwe business modellen in een veranderende economie. Samen met Hans Stegeman (Triodos Bank en promovendus RU) en Ivo Kothman (Radboud Universiteit) hebben zij in 2016-2017 een onderzoek uitgevoerd naar de stand van het land rond de Circulaire Economie en Business Modellen in het bijzonder. In mei vindt een landelijk slotcongres van dat onderzoek plaats. Aanmelden kan hier.