Omdat het BBP geen goede maat is voor welzijn en geluk moeten we waarschijnlijk meer naar de immateriële factoren kijken. Ook de immateriële factoren zijn de laatste eeuwen sterk veranderd. Voordat wij stedelingen werden, waren kleinschaligheid, intimiteit en sociale zekerheid gebaseerd op vertrouwen en geborgenheid binnen families kenmerkend. Het persoonlijke relatienetwerk omvatte behalve de geliefden in de naaste familie ook de wijdere familiekring en de bevriende kameraden, buren en collega’s. Deze intieme kring van een paar honderd personen bood een kader en een duidelijke structuur, waarmee men zich kon vereenzelvigen en het bood een mogelijkheid iemand te zijn die ertoe doet en die gewaardeerd wordt.
De identiteit ontstond in en door deze sociale context van de familie en de stam. De evolutie van miljoenen jaren in de eerste fasen heeft ons vaardigheden geleverd waarmee we een sociale boekhouding gebaseerd op persoonlijke herinneringen, ervaringen en emoties konden bijhouden. De wereld was overzichtelijk en we beschikten over zeer bijzondere mogelijkheden om via vertrouwen of wantrouwen wederkerigheid en eerlijkheid te waarborgen. Die kleinschalige sociale omgeving bood zekerheid en geborgenheid maar het beperkte ook de persoonlijke vrijheid. We hielden elkaar in de gaten en stelden grenzen. De status binnen de groep lag voor iedereen min of meer vast en werd beheerst door de dominante leiders en een uitgekristalliseerde hiërarchie daaronder. Je hoefde geen kapsones te hebben, alles was onder controle.
De sociale structuur in de moderne stad is intussen totaal anders. Een paar eeuwen is echter veel te kort voor nieuwe biologische aanpassingen en de aangeboren sociale gedragspatronen van “Homo urbanus” zijn nog vrijwel identiek aan die van Homo sapiens van 100.000 jaar geleden.
Toen geluk nog gewoon was
Die afwezigheid van een vertrouwde, stabiele en overzichtelijke sociale context gaat gepaard met een gemis aan zekerheid en geborgenheid. Ondanks de armoede denken we met weemoed en nostalgie terug aan de tijd toen geluk nog heel gewoon was. De onzekerheid en eenzaamheid van nu maken ons ongelukkig en het gemis willen we compenseren. In vorige eeuwen boden de kerk en het vertrouwen in de almachtige God en het vooruitzicht op een zalig hiernamaals nog veel vervangende zekerheden. Maar de laatste tijd hebben geld en contracten de plaats ingenomen van vertrouwen. Archieven en databases hebben de taken overgenomen van ons geheugen en onze sociale boekhouding. Onzekerheden worden afgedekt door verzekeringen tegen bijna alles wat door toeval of pech fout kan gaan. Onzekerheid over onze gezondheid wordt weggenomen door het vertrouwen in de medische wetenschap en tegen misoogsten hebben we hedge funds bedacht.
Daarnaast zoeken we compensatie door alternatieve vormen van gezelligheid en plezier. We luisteren naar muziek, kijken naar mooie kunst en films, lezen verhalen, doen aan sport of kijken naar sport van anderen en genieten volop van talloze vormen van entertainment. De ontspanning door het ganzenbord is vervangen door feesten, kostbare events en wereldreizen. Wie het kan betalen, laadt wekelijks de boodschappenwagen vol met luxe en lekkernijen, bijna iedereen snoept meer zoetigheid of hartige hapjes dan gezond is en zo’n twintig procent van de bevolking meent zelfs te moeten roken. We kopen nieuwe kleren en voegen ons in wisselende gezelschappen van vrienden en bekenden om bij te kletsen, koffie en thee te drinken of om onszelf een roesje met alcohol te geven. Een groot deel van ons geluksgevoel proberen we te halen uit verliefdheid en seks of door met compassie te kijken naar de liefdesavonturen van anderen. Vanwege de kosten die dit alles met zich meebrengt, zijn onze immateriële geneugten zeer sterk afhankelijk van onze materiële status. Ondanks de wijsheden van talloze profeten en filosofen over de weg naar geluk, zijn we ten prooi gevallen aan een tomeloze drang tot hyperconsumptie.
Het merkwaardige van luxe en materiële welvaart is dat het daarbij behorende geluksgevoel slechts tijdelijk is en bovendien sterk afhangt van het niveau bij anderen in onze directe omgeving. Materiële welvaart kent geen absoluut niveau waarbij iedereen automatisch gelukkig wordt, maar biedt slechts een plaatsje op een statusladder. De oorspronkelijke kleinschalige samenleving bood slechts een zeer beperkte mogelijkheid om binnen de familie of stam een hogere status te bereiken. In de moderne stedelijke samenleving van anonieme mensenmassa’s is de sociale rangorde veel minder rigide en bovendien zijn er oneindig veel meer deelgebieden waarop men een soort status kan bereiken. Op het gebied van ambities kunnen we vrijwel onbeperkt freewheelen en duizend en één verschillende ambities hebben. Het kan bescheiden zijn, zoals bij een postzegelverzamelaar of het kan een jarenlange speurtocht zijn, die leidt tot een wetenschappelijke doorbraak en een Nobelprijs. Zonder één of meerdere uitdagende doelen voelt de moderne mens zich doelloos en is het leven ondragelijk saai.
Chemische stofjes
Dat het bereiken van een doel zo veel voldoening geeft, is ook biologisch verklaarbaar. Ons geluksgevoel gaat gepaard met pieken van een aantal stoffen zoals adrenaline, serotonine en dopamine in de hersenen. Vooral de afwisseling van spanning, waarbij adrenaline vrijkomt en ontspanning waarbij adrenaline verdwijnt en dopamine vrijkomt, geeft een gevoel van gelukzaligheid. Er is geen ontspanning zonder voorafgaande spanning. Een aantal specifieke centra in de hersenen worden door deze stoffen tijdelijk geactiveerd en zodra dit effect is uitgewerkt gaan we weer op zoek naar herhaling van deze prikkel. Het is een oeroud biologisch mechanisme waardoor elk dier doelgericht voedsel zoekt als het honger heeft, veiligheid zoekt bij gevaar of seks als het voorjaar is.
Het bijzondere van dit zogenaamde dopaminergische systeem in ons genotsknobbeltje is dat het voor alle typen prikkeling en soorten voldoening geldt. Of het nu opwindende seks is, gevolgd door een orgasme, de kick van drugs of het scoren van een doelpunt. Het mechanisme is altijd hetzelfde. Ook het bereiken van zekerheid na een fase van onzekerheid omtrent een vermiste geliefde of verzadiging na honger gaan allemaal gepaard met het ontstaan van een genotsgevoel volgens ditzelfde fysiologische mechanisme in dat kleine stukje hersenen. Dit verklaart waarom oneindig veel vormen van zowel entertainment als materiële welvaart in staat zijn om het gemis van sociale zekerheid in een vertrouwde omgeving te compenseren. Het verklaart ook waarom de supporters op de tribune net zo blij zijn met het doelpunt als de speler die het scoorde en het verklaart waarom een kind stopt met huilen als het bij de moeder aan de borst genomen wordt.
Afgezien van de tijdelijkheid van dit soort genot, treedt er voor de meeste prikkels echter ook gewenning op, waardoor we een steeds sterkere prikkel nodig hebben. We zoeken steeds meer spanning en gaan de gewonere dingen saai vinden. Het systeem is uitermate gevoelig voor verslaving.
Iedereen zijn eigen geluk
Tegenover dit algemene fysiologische mechanisme voor onze gelukkige momenten staat dat mensen onderling juist zeer sterk kunnen verschillen in gevoeligheid voor bepaalde prikkels. Juist omdat er gewenning optreedt en men een steeds sterkere prikkel en grotere uitdaging zoekt, kan een zevenjarig voetballertje bij de F-jes net zo blij zijn met een doelpunt als de multimiljonaire profvoetballer in een beslissende finale op het wereldkampioenschap. De weg naar de top is daardoor ook niet lineair. De arbeider zal blij zijn met een tientje salarisverhoging als zijn directe collega’s maar zeven Euro krijgen, maar de CEO van de grote bank wordt pas blij door een bonus van een miljoen omdat andere CEO’s in zijn kringen al 0,7 miljoen krijgen. Lukt het niet om een steeds hogere trede te bereiken op een soort statusladder, dan kan de moderne mens ook er voor kiezen om een andere ambitie te kiezen of om in een lagere klasse te gaan spelen om daarbinnen toch een relatief hoge positie te bereiken. De hoogte van de ambitie is dus afhankelijk van de sociale omgeving waarbinnen men verkeert en deze sociale omgeving kan men in de moderne wereld min of meer vrij kiezen. Omdat ons geluk afhangt van het bereiken van een doel op een zelfgekozen statusladder in een zelfgekozen sociale omgeving, bestaat er dus geen eenduidige maatstaf.
De mate waarin we verslaafd kunnen raken aan een bepaalde prikkeling is ook sterk verschillend voor het soort prikkel. Sommige mensen zijn verslaafd een TV series, andere aan puzzelen, of gokken. Chocolade, coffeïne, nicotine, alcohol en suiker leiden over het algemeen tot een verslaving zonder al te veel nare bijverschijnselen. Moderne drugs kunnen echter zo’n sterk effect op het dopaminergisch systeem hebben dat het dicht slaat en ongevoelig wordt voor de gewonere prikkels en alleen herhaling van de drug in steeds hogere dosis nog effect heeft. Verslaving aan drugs gaat meestal ook gepaard met ernstige lichamelijke klachten als de drugs zijn uitgewerkt. Het is een ernstig probleem en maakt niemand gelukkig. Het najagen van steeds grotere uitdagingen en meer materiële welvaart is echter ook een vorm van verslaving. Die verslaving is niet zo zeer fysiologisch maar psychologisch en lijkt onschuldig, maar is het niet. Eigenlijk is deze door mij tot “Meerziekte” (Boekscout, 2011) gedoopte verslaving zelfs veel erger omdat het wereldwijd leidt tot verslaving aan economische groei waaraan uiteindelijk de gehele mensheid ten onder dreigt te gaan.
Han Blok