Financieel voordeel kunnen behalen is een belangrijke reden voor organisaties om in de circulaire economie (CE) te stappen. Dit komt wederom terug in de interviews die we hebben afgenomen in het landelijk onderzoek naar Business Modellen voor de CE. Hoe het behalen van financieel voordeel past binnen de idee van de CE, waarin waardebehoud, waardeverhoging en voorkomen van afval centraal staan, is nog niet helder.
Het kabinet Rutte II stelt ten doel in 2050 geen nieuwe materialen meer te gebruiken en in te zetten op maximaal hergebruik. Een belangrijk gemis in dit geheel is de mogelijkheid te kunnen rekenen aan de circulaire economie op de wijze waarop we dat gewend zijn te doen. Jonker en Faber (2017) geven in dit kader aan dat er een kosten-baten model (KBM) nodig is voor materiestromen. De vraag is echter of we er daarmee zijn. Want, zijn alle materialen even geschikt om in de kringlopen van de CE gebruikt te worden? En als dit niet zo is, wat betekent dat dan voor eventuele rekenmodellen?
Beperkingen aan materialiteit
Het debat over de CE gaat over hoe de kringlopen van materialen georganiseerd kunnen worden. Een debat waar initiatieven als het grondstoffenpaspoort en circulaire hotspots het goede voorbeeld willen geven. Zolang we materialen netjes in kaart brengen en goed met elkaar samenwerken, komt het wel goed, toch? De doelstelling om helemaal geen nieuwe materialen te gebruiken schijnt hierbij als een helder licht aan de horizon. Waar echter aan voorbij wordt gegaan, zijn de beperkingen aan het hergebruiken van materie.
Niet alles is volledig te hergebruiken. Jonker en Faber (2017) spreken over de duur van de kringloop, de kwaliteit en de aard van de materie, als onderdeel van een KBM voor materiestromen. Wat hieraan toegevoegd kan worden, is de toepassing van materialen. Die bepaalt namelijk hoe goed het materiaal opnieuw te gebruiken is. Bij autobanden bijvoorbeeld wordt de duur van de kringloop vooral bepaald door de mate van slijtage. Een hogere kwaliteit band zal minder slijten. Dominant is hier de toepassing van het materiaal, namelijk als slijtage-onderdeel van een auto. Deurrubbers zullen hooguit verweren, terwijl een autoband gemiddeld 1,5 kg materiaal verliest totdat hij vervangen moet worden.
Vind jij goede en onafhankelijke informatie over een duurzame en klimaatveilige toekomst belangrijk? En helpt Duurzaamnieuws.nl je daarmee? Help ons dan met een donatie. Dank je wel.
Liever eerst een tijdje volgen? Meld je dan aan voor de gratis nieuwsbrief.
Veel belangrijker voor hergebruik is echter de constatering dat veel materialen voor hun specifieke toepassingen zo samengevoegd worden dat ze bijna onmogelijk weer te scheiden zijn. Dat betekent dat zij daarmee ofwel in ongewijzigde vorm hergebruikt kunnen worden, ofwel verworden tot afval. Bij een gelamineerd scherm zoals dat in moderne smartphones te vinden is, waarbij het glas en het lcd-scherm met elkaar zijn verlijmd, is het scheiden van de verschillende materialen vrijwel onmogelijk. De toepassingen van materialen brengen elk hun eigen (technische) beperking mee. Dus voordat we echt kunnen rekenen aan de materialenstromen lijkt het verstandig de beperkingen hiervan in kaart te brengen. Deze beperkingen hiervan vallen uiteen in de volgende (niet-uitputtende) punten:
- Het lastig terughalen van verspreide materialen.
Door logistiek verspreiden we materialen wereldwijd, maar ook slijtage en verlies van materiaal dragen hieraan bij. De eerdergenoemde autoband verliest kleine deeltjes van zijn loopvlak welke in het milieu belanden. Bij het wassen van polyester kleding is er sprake van afbraak van vezels welke uiteindelijk in de oceaan terecht komen en daar onderdeel worden van de zogenoemde plastic soep. Het terughalen en terugbrengen van deze materialen is op zijn zachtst gesteld een uitdaging. Beter is het wellicht om verspreiding te voorkomen, bijvoorbeeld door een filter in de wasmachine. In hoeverre het terughalen van materialen noodzakelijk is, hangt samen met het volgende punt. - Het is niet rendabel om te recyclen.
Retourlogistiek brengt kosten met zich mee, net als de kosten voor het scheiden en efficiënt recyclen van materialen. Veel toepassingen van materialen zorgen ervoor dat momenteel niet rendabel is om ze te recyclen. Daarbij komt dat de verhouding tussen de prijs van nieuwe materialen en terug te winnen materialen uit afgedankte producten en afval momenteel vaak in het voordeel van het gebruik van nieuwe grondstoffen uitvalt. Wanneer deze verhouding verschuift in het voordeel van het hergebruik van materialen, laten voorbeelden zien dat er dan direct een enorm momentum kan ontstaan. Punt is echter dat we in de meeste gevallen niet willen wachten totdat de prijs van grondstoffen door schaarste zover is gestegen dat marktwerking het probleem oplost. De kans is namelijk groot dat we tegen die tijd al te veel niet-herwinbare materialen hebben weggegooid. - Materiaal is soms helemaal niet opnieuw inzetbaar.
Voorbeelden zijn samengestelde materialen, gelijmde of gecoate producten waarbij het onmogelijk is een mono-stroom terug te krijgen óf de materialen in de samengestelde staat opnieuw in te zetten. Hier bepaalt de toepassing van het materiaal de inzetbaarheid. Sommige materialen slijten of verouderen onder milieu-invloeden zoals Uv-straling. Dit zijn onomkeerbare processen welke het materiaal op moleculair niveau beïnvloeden. En wat te denken van voedsel of brandstof? Sommige materialen worden simpelweg verbruikt. Daar kan een grondstoffenpaspoort of de doelstelling om in 2050 geen nieuwe materialen meer te gebruiken niets aan veranderen.
De uitdaging voor een rekenmodel
Bovenstaande punten laten zien dat er aan de materialiteit in de circulaire economie nog grote uitdagingen kleven. Noem het pessimisme, noem het de weerbarstige praktijk. Dit is de realiteit en daar moeten we het beste van zien te maken. Toch laten succesvolle voorbeelden, de koplopers, zien dat er wel degelijk veel mogelijk is. Wanneer we goed kijken, wordt zichtbaar dat de koplopers van de circulaire economie op bovenstaande drie punten oplossingen hebben gevonden. Retourlogistiek wordt geregeld door leaseconstructies of statiegeldsystemen, recyclen wordt rendabel door producten anders te ontwerpen of productieprocessen aan te passen en materialen worden anders toegepast zodat ze zo zoveel mogelijk opnieuw inzetbaar zijn.
Er is bij deze voorbeelden sprake van een positief kosten-baten plaatje. Daarmee kan het KBM voor materiestromen worden uitgebreid met een extra dimensie: de toepassing van materialen en de hieraan verbonden uitdagingen die deze toepassingen met zich meebrengen. Door hier samen over na te denken kan er worden gebouwd aan een nieuw rekenmodel waarbij de duur van de kringloop en de kwaliteit en de aard van het materiaal, in relatie tot de toepassing ervan, leiden tot een KBM waarmee de circulaire economie rendabel kan worden gemaakt. We moeten alleen nog leren hoe. Onze accountants kunnen hun potloden alvast slijpen.
Ivo Kothman en Niels Faber
Onder leiding van Jan Jonker is samen met Hans Stegeman, Niels Faber en Ivo Kothman in 2016-2017 een onderzoek uitgevoerd naar de stand van het land rond de Circulaire Economie en Business Modellen in het bijzonder. In mei vindt een landelijk slotcongres van dat onderzoek plaats. Aanmelden kan hier.