Dat olierijkdom ook een vloek kan zijn is niet nieuw – en deze gedachte behoeft eigenlijk ook geen uitleg. Om de paar decennia stijgen de energieprijzen tot in de hemel: steeds weer een reden voor conflicten om nieuwe oliebronnen. Uiteindelijk overtreft het aanbod de vraag en dalen de prijzen dramatisch. Hoe steiler en abrupter de daling, hoe groter de sociale en geopolitieke gevolgen.
De laatste grote oliecrisis was in de jaren ‘80 – en die veranderde de hele wereld. “Ik woonde in het voorjaar van 1980 in de oliewereld van Texas en zag de prijzen van ruwe olie stijgen tot 45 USD per vat – vergelijkbaar met 138 USD nu,” schrijft Michael Meyer op ProjectSyndicate.org. In 1988 bracht olie minder dan 9 USD op per vat. Alleen al in 1986 verminderde de waarde van een vat met de helft.
Autorijders profiteerden, omdat ook de benzineprijzen kelderden. Op andere plaatsen in de wereld waren de effecten catastrofaal. Nergens erger dan in de Sovjet-Unie, die economisch geheel afhankelijk was van de export van aardolie. De economische groei van het land daalde tot een derde van het niveau in de jaren ‘70. Terwijl de Sovjet-Unie verzwakte, groeide de sociale onrust, met als hoogtepunt de val van de Berlijnse Muur in 1989 en de ineenstorting van het communisme in Centraal- en Oost-Europa. Twee jaar later bestond de Sovjet-Unie zelfs niet meer.
Op dezelfde manier zullen sommigen nu weer profiteren van de huidige lage olieprijzen. Automobilisten zullen opnieuw gelukkig zijn; maar voor vele anderen zal de pijn verschrikkelijk zijn. Minder belangrijk zijn de onvermijdelijke onrust op de wereldwijde financiële markten of de ineenstorting van de productie van schaliegas in de Verenigde Staten en wat dit betekent voor de energie-onafhankelijkheid. De echte risico’s liggen bij landen die sterk afhankelijk zijn van olie. Net als in de tijd van de oude Sovjet-Unie ligt sociale desintegratie op de loer.
De Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara zullen zeker het epicentrum zijn van de olieteloorgang. Nigeria, het land met de grootste economie in de regio, krijgt zware klappen. De olieproductie stagneert en de werkloosheid zal naar verwachting omhoogschieten. Nu al heroverwegen beleggers om miljarden dollars elders te investeren. President Muhammadu Buhari, die werd gekozen in maart 2015, heeft beloofd de corruptie uit te roeien, de elite in toom te houden en meer geld te besteden aan de allerarmsten, een enorm deel van de bevolking van het land. Dat lijkt nu onmogelijk.
Tot slechts een jaar geleden was Angola, de een na grootste olieproducent van Afrika, de lieveling van wereldwijde investeerders. De expats die werken in de kantoortorens en wonen in de chique woonwijken klaagden dat Luanda de duurste stad ter wereld was. Vandaag de dag is de economie van Angola tot stilstand gekomen. Bouwbedrijven kunnen hun werknemers niet betalen. De armlastige overheid snijdt in de subsidies waarvan veel Angolezen afhankelijk zijn. Dit voedt de volkswoede en het gevoel dat de olieboom alleen de elite rijker heeft gemaakt, terwijl alle anderen slechter af zijn. Jonge mensen roepen de president, die al aan de macht is sinds 1979, op tot politieke hervormingen, maar de regering treedt hardhandig op tegen dissidenten.
Aan de andere kant van het continent zien Kenia en Oeganda hun hoop vervliegen om olie-exporteurs te worden. Zolang de prijzen laag blijven, zoekt niemand naar nieuwe bronnen en blijft de olie in de grond. En toch moet het geleende geld voor investeringen in de infrastructuur nog terugbetaald worden. Zelfs als de olie-inkomsten nooit komen. De financiering voor sociale programma’s staat al onder druk in beide landen. De gewone man is al boos op een kleptocratische elite die profiteert van publiek geld. Wat zal er gebeuren wanneer, over een paar jaar, een groot en groeiend deel van de nationale begroting moet worden besteed aan het betalen van de buitenlandse schuld in plaats van de financiering van het onderwijs of de gezondheidszorg?
In Noord Afrika zijn de vooruitzichten al even somber. Twee jaar geleden geloofde Egypte dat de ontdekking van offshore aardgas de jeugd zou geruststellen, het kruitvat dat de Arabische Lente ontstak in 2011. Maar dat is niet meer zo. En tot overmaat van ramp wordt Saoedi-Arabië, dat al jaren geld doorsluist naar de Egyptische regering, geconfronteerd met zijn eigen economische kriebels. Het Koninkrijk overweegt zelfs het voorheen ondenkbare: Egypte aan zichzelf overlaten.
Ondertussen staat buurman Libië op ontploffen. Na een half decennium burgeroorlog vecht de verarmde bevolking om de slinkende olie-inkomsten van het land. Voedsel en medicijnen zijn schaars terwijl krijgsheren strijden over de restanten van de nationale rijkdom van Libië.
Al deze landen zijn niet alleen afhankelijk van de olie-export, maar ook van import. Aangezien de inkomsten opdrogen en de wisselkoersen instorten, zullen de kosten van levensonderhoud omhoogschieten en sociale en politieke spanningen verergeren. Europa heeft nu al moeite om vluchtelingen uit het Midden-Oosten en Afghanistan op te vangen. Nigeria, Egypte, Angola en Kenia behoren tot de dichtst bevolkte landen van Afrika. Stel je eens voor wat er gebeurt als al deze economieën ook nog instorten en alle rechteloze, boze en verarmde bewoners naar het noorden komen…
Michael Meyer
Vertaling: Olga Boogaers