Degrowth, ontgroeien en krimpen zijn termen die de laatste paar jaar steeds vaker opduiken. Het is tekenend voor de groeiende bewustwording en gevoelde urgentie rond klimaatverandering, maar ook voor een verdieping van het debat over de noodzaak tot een heel andere economie te komen. Occupy en Podemos zijn uitingen van dit debat. Bij veel NGO’s, lokale groepen rond stadslandbouw en verontrusten rond de klimaatverandering is ontgroeien niet meer zo nieuw. In Nederland is Willen Hoogendijk al geruime tijd een van de voorlopers en met hem nu ook de groep rond het Platform Duurzame en Solidaire Economie.
Daarbij is het belangrijk om voor ogen te houden dat degrowth niet zo maar 0-groei is. Bij 0-groei blijven we immers door produceren en consumeren op hetzelfde niveau als heden. De voortzetting van dit nefaste systeem leidt ook onherroepelijk tot het volledig uitputten van de ecosfeer. Daarom is een boek waarin alle aspecten van degrowth aan bod komen een verheugende zaak.
Een vocabulaire voor ‘degrowth’ in een nieuw tijdperk is de ondertitel van de vertaling van een nieuw boek: Ontgroei. De redactie wordt gevormd door: Giacomo D’Alisa, Federico Demaria en Giorgos Kallis. De uitgever is Jan van Arkel die dit boek in samenwerking met Oikos uitgaf. Vocabulaire is mooi gekozen voor deze ondertitel. Vocabulaire laat zich immers het best in het Nederlands weergeven als woordenschat. En dat is het ook een ware schat, een veelheid aan onderwerpen, 51 bijdragen, verdeeld over vier delen: zienswijzen, de kern, de actie en allianties gevolgd door een epiloog.
De inleiding van de drie redacteuren is leerzaam; alle aspecten van degrowth in hun geschiedenis en samenhang komen aan de orde, van entropie tot peakoil en van basisinkomen tot Ubuntu. Die enorme diversiteit aan onderwerpen en theorieën is geen zwakte zo betogen de redacteuren: Als er een consensus is in de degrowth-gemeenschap, dan is het dat een transitie alleen het resultaat van meervoudige strategieën en meerdere spelers kan worden; een beweging van bewegingen die zowel alledaagse praktijken als overheidsinstellingen.
Vind jij goede en onafhankelijke informatie over een duurzame en klimaatveilige toekomst belangrijk? En helpt Duurzaamnieuws.nl je daarmee? Help ons dan als ondersteunend lid. Dank je wel.
Liever eerst een tijdje volgen? Meld je dan aan voor de gratis nieuwsbrief.
Door de veelheid van bijdragen zijn sommige artikelen wat kort door de bocht, zoals het artikel over anti-utilitarisme waar in één alinea brahmanisme, Freud, existentialisme en structuralisme met elkaar in verbinding worden gebracht. Dat verhindert niet dat er erg veel leesbare teksten in het boek staan.
De neoliberale globalisering met kernveronderstellingen van groei, vooruitgang, moderne waarden en rationeel handelen èn met een centraal stellen van de markt krijgen uiteraard ook voldoende aandacht. Dat degrowth in Nederland niet populair is heeft vooral ook te maken met mainstream economen die er hun vingers er niet aan durven branden, maar dat geldt voor vrijwel alles waar niet het onbegrensde vertrouwen in markten uitspreekt.
Duidelijk wordt dat de veel gehoorde premisse dat ontwikkelingslanden wel mogen doorgroeien een te simpele voorstelling van zaken is. Het gaat er in deze landen en bij dit discours nu juist om een type ontwikkeling te schetsen dat duidelijk haaks staat op de neoliberale ontwikkeling die meestal opgedrongen is door internationale organisaties. De sociale bewegingen achter de progressieve regimes in Latijns Amerika kenden belangrijke nieuwe thema’s: Buen Vivir (collectief welzijn) en de rechten van de natuur. Dat levert veel interessantere uitgangspunten op. In een apart artikel over Buen Vivir wordt nog eens benadrukt dat zij het idee verwerpt van een vooraf bepaalde historische lineariteit waarin ontwikkelingsstadia moeten worden gevolgd door alle landen (in navolging van geïndustrialiseerde landen), en verdedigt juist de veelheid van historische processen.
In een artikel over de steady-state economy wordt terecht ook aandacht besteed aan de bevolkingsomvang. De basisvergelijking is eenvoudig: we zouden een steady-state economie met grote bevolkingsomvang kunnen bereiken met lage maar stabiele voorraden hernieuwbare hulpbronnen en met consumptie op overlevingsniveau, of met een veel kleinere bevolkingsomvang, grotere grondstoffenvoorraden en hogere niveaus van consumptie per persoon. Ook duidelijk is de stelling: Hoe sneller we stoppen met economische groei, hoe minder degrowth nodig is. Elders komt in een artikel ook de ‘bekende’ en didactische heldere IPAT formule aan bod: De milieu impact I hangt af van de omvang van de bevolking P, van de hoogte van de materiële welvaart A (van het Engelse affluence) en de gebruikte technologie T.
Consumentisme en autonomie zijn belangrijke elementen voor een discours over degrowth. Kapitalisme en consumptiecultuur produceren een ontvankelijke bevolking, kritiekloos voor elementen gemaakt en beslissingen genomen door anderen. Hoe krachtiger een maatschappij is – in haar voorzieningen en technologische middelen – hoe meer een individu zich machteloos voelt en angst ervaart over zijn toestand en daarom iemand, of beter nog iets, moet vinden om zich zelf voor te lenen. De verslaving aan en afhankelijkheid van goederen en gemak verminderen de autonomie, die verder beperkt wordt door het opleggen van marktomstandigheden die de mogelijkheid verminderen om op te treden en creatief te zijn en beperkt tevens onze persoonlijke capaciteit om beslissingen te nemen. De vreugde van de convivialiteit (saamhorigheid) is een alternatief voor het plezier dat gezocht wordt in consumentisme of de onderwerping en exploitatie van andere mensen.
In een artikel wordt ook het onvermijdelijke BBP besproken, maar wordt natuurlijk ook de voor de hand liggende valkuil vermeden om bij degrowth terug te gaan naar een vermindering van het BBP. Gepleit wordt voor twee sets van indicatoren. In de eerste set gaat het om te meten hoe de mate waarin de samenleving hulpbronnen gebruikt in de tijd verandert en of dit niveau van hulpbronnengebruik binnen de ecologische grenzen ligt. De tweede set gaat om indicatoren om te meten of de levenskwaliteit van mensen verbetert.
Serge Latouche komt in zijn bijdrage met de meest fundamentele stellingname: we hebben een dekolonisatie nodig van het denkbeeld; van het denken over economie zoals we dat nu kennen. Er is een culturele revolutie nodig om dat te bewerkstelligen. Hij noemt het een fase van ontgifting die we door moeten: we moeten de consumptiemaatschappij verlaten en daarmee ook haar systeem van civiele ‘afstomping’ dat ons opsluit in een cirkel die moet worden doorbroken.
Ook interessant is het artikel waarin ingegaan wordt op de grondstoffengrenzen. De auteurs geven aan dat grondstoffengrenzen op vier manieren met degrowth verbonden zijn: Grondstoffengrenzen wortelen in de ingebakken expansiedrift van het kapitalisme. In de tweede plaats herinneren grondstoffengrenzen ons er aan dat groei hoge kosten meebrengt voor mensen ver van de plaats waar hij wordt geleverd. Drie: de sociale en milieueffecten nemen toe met het afnemen en de kwaliteit van de grondstoffen. Vier: de economieën van Europa en Amerika, die in het verleden veel grondstoffen importeerden promoten nu winning binnen eigen grenzen (denk aan schaliegas).
Opvallend is de bijdrage over baanzekerheid, afgekort: BZ. BZ is een programma waarbij er altijd een garantie is op werk voor iedereen die bereid en in staat is om te werken. Gezet tegenover andere sociale programma’s als een basisinkomen, stellen de voorstanders van BZ dat basisinkomen en varianten daarop het stigma van afhankelijkheid in zich dragen. Het is evident dat BZ gaat om meer dan om het verstrekken van banen; het werkt ook door in kwesties als armoede, ongelijkheid, discriminatie, huiselijk geweld enzovoort. Verder kan BZ werk bijdragen aan het verschaffen van publieke goederen diensten die niet geleverd worden (of tegen een te hoge prijs) door de privésector. Met het afschaffen of integreren in BZ van bestaande regelingen zouden de kosten voor BZ voor de Verenigde Staten uitkomen op minder dan 1 procent van het BBP. De andere weg naar het elimineren van armoede en economische onzekerheid is het genoemde basisinkomen. Hierover gaat een andere bijdrage, waarbij naast de inkomensvloer van het basisinkomen ook het inkomensplafond van een maximuminkomen besproken wordt.
Met het kort bespreken van enkele hoofdlijnen komen heel veel denkbeelden nog niet aan bod. Dat geldt bijvoorbeeld voor: Coöperaties, de rol van geld of gemeenschapsmunten, schuldaudits, nieuwe sociale bewegingen als occupy, de indignados, of burgerlijke ongehoorzaamheid, feministische economie en nog veel meer. Het is een goudmijn zoals ook de tekst op de achterflap van het boek aangeeft.
Een klein puntje van kritiek: De verwijzingen in het boek door centrale begrippen vetgedrukt weer te geven zou wat mij betreft alleen extra nut opleveren als er van deze thema’s ook een goede index toegevoegd was. Dat neemt niet weg dat met de Nederlandse uitgave van Ontgroei we kunnen kennismaken met een grote rijkdom aan ideeën en praktijken van de brede stroom die ontgroei aan het worden is. En die wat mij betreft niet snel genoeg kan groeien.
John Huige