Zou Gerrit Rietveld ooit hebben nagedacht over de footprint van zijn designstoel? Of zou Coco Chanel wel eens uit ethische overwegingen een nertsbontje uit haar ontwerpen hebben weggelaten? Vast niet. Dat waren andere tijden. Tegenwoordig denken echter steeds meer designers na over de gevolgen van hun werk. En dat hoeft geen creatieve beperking te zijn. De kunst is om niet in beperkingen te denken, maar in kansen en vernieuwing.
Nelly van der Geest is docent duurzaamheid aan de master Kunsteducatie van de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht (HKU). Volgens de docente is er in kunstopleidingen steeds meer aandacht voor duurzaamheid. Nelly: “Dat de gevolgen van wat je maakt belangrijk zijn, dat is bij ons wel doorgedrongen. Een van de belangrijkste randvoorwaarden voor een ontwerp is dan ook de footprint. Tegelijkertijd zie je ook dat veel designers met nieuwe toepassingen van materialen komen. Toepassingen die dan later ook in de industrie worden gebruikt.”
Nieuwe toepassingen, dat is precies waar product designer Christien Meindertsma zich mee bezighoudt. Zij studeerde aan de Design Academy in Eindhoven en werkt momenteel aan haar ‘vlasproject’. Daarvoor kocht ze tienduizend kilo vlas van boer Gert-Jan van Dongen uit de Flevopolder. Christien: “Vroeger werd vlas gebruikt om linnen van te maken. Daarna heeft het katoen langzaamaan het linnen verdrongen. Katoen is goedkoper en kreukt minder, vandaar. Het vlas dat nu nog wel in Nederland wordt verbouwd, wordt grotendeels naar China geëxporteerd om daar verder verwerkt te worden.”
Christien haalde het vlas terug uit de vergetelheid. Zij liet er in Nederland onder andere theedoeken van maken. Christien: “Op zich ben ik niet tegen Chinese productie, maar ik werk het liefst met lokale producten en bedrijven. Omdat ik vind dat wij te weinig geld betalen voor de producten die we kopen. En ik vind dat het belangrijk is om te begrijpen wat iets eigenlijk is.”
Theedoek van dertig euro
Christien heeft een fascinatie voor de productieketen. Daarom legde zij de productie van vlas tot theedoeken vast op filmpjes die te bekijken zijn op haar website. “Als je zo’n theedoek van mij koopt en je hebt al die films gezien, dan snap je veel beter wat eraan vooraf is gegaan om die theedoek te maken, hoeveel stappen het kost, en hoeveel mensen er wel niet voor jou aan het werk zijn geweest.” Naast linnen theedoeken maakte Christien ook touw, papier, verf en linoleum van vlas. Ook het restafval werd gebruikt. Zo werden resterende zaden verwerkt in paardenvoer, houtachtige stukjes werden gebruikt voor een kippenwei, en zit Christien alweer te broeden op nieuwe toepassingen.
Een linnen theedoek bij de Hema kost twee euro, die van Christien dertig. “En dan maak ik er niet eens winst op. Maar als je iets in Nederland maakt, heb je te maken met hogere arbeidskosten. Een theedoek van twee euro is eigenlijk veel raarder dan een van dertig euro. Vroeger kostten spullen ook veel meer geld, maar we zijn gewend geraakt aan die lage prijzen.”
Om een betaalbare theedoek te kunnen maken, zouden er grotere aantallen geproduceerd moeten worden, liefst in samenwerking met een grote partij. Christien: “Ik ben ook bezig te onderzoeken of de theedoeken op een andere manier gemaakt kunnen worden. Of het slimmer kan, en dus goedkoper. Mijn theedoeken blijven wel altijd duurder dan die van de Hema, maar dat vind ik niet erg. Ik denk dat dingen minder inwisselbaar worden als je weet hoe ze gemaakt zijn. En dat je dan ook bereid bent om er meer voor te betalen. Een goed product mag best iets kosten.”
Van katoenzaadje tot T-shirt
Ook de modebranche is een tak van design waar veel wordt gezocht naar duurzame oplossingen. En dat is hard nodig, want de mode-industrie is enorm vervuilend. Om nog niet eens te spreken over de slechte arbeidsomstandigheden in de productielanden. Op het gebied van duurzaamheid valt er nog veel winst te behalen. Dat gebeurt gelukkig op steeds grotere schaal. Was er voorheen een kleine groep verantwoorde merken die kleding van biologisch of organisch katoen maakten, nu kun je zelfs bij H&M een verantwoorde outfit kopen. Maar hoe oprecht is die groene omwenteling bij de grote ketens? Hoe kan een fenomeen als mode, dat per definitie beperkt houdbaar is, duurzaam zijn?
Volgens Jeannette Ooink van het platform Awearness Fashion is dat inderdaad een paradox. “Grote ketens roepen vaak heel hard van de daken dat ze van alles doen om duurzaamheid te stimuleren, maar wat ons betreft is het hele systeem van fast fashion iets wat zich niet kan verhouden tot duurzaamheid. Wij zijn dan ook op zoek naar duurzame oplossingen binnen mode en bekijken de hele productieketen, van het katoenzaadje tot T-shirt.”
Slow fashion
Je zou ook kunnen denken aan systemen waarbij je minder kleding koopt en dus ook minder met trends bezig bent. Een bekend voorbeeld van een ontwerper die het over een andere boeg gooit is Monique van Heist (Hellofashion). Zij besloot in 2009 niet meer elk jaar twee collecties te maken, maar een doorlopende collectie waar af en toe een item afvalt of bijkomt. Dat is een principe van slow fashion waarvan je je als consument kunt afvragen of je zo ook niet naar je eigen kledingkast zou moeten kijken. Jeannette: “Weet waar je kleding vandaan komt, en kies voor kwaliteit. Dat is weliswaar duurder, maar gaat wel langer mee en is daardoor ook duurzamer. En als een kledingstuk veel waard is gooi je het ook minder makkelijk weg, ook dat is duurzaam. Dus: terug naar de zuinigheid!”
En dat is wat anders dan wat de grote ketens doen. Die bestaan namelijk bij de gratie van vluchtige, goedkoop geproduceerde mode en met hun enorme reclamecampagnes juist aanzetten tot het kopen van meer kleding. Jeannette: “Gelukkig wordt steeds algemener bekend dat grondstoffen beginnen op te raken. Bedrijven hebben dus een economische reden om op zoek te gaan naar alternatieven. Daar wil je als consument ook aan bijdragen, dat we onze kinderen niet achterlaten met een leeggeplukte aarde.”
De manier hoe wij kleding maken gaat veranderen, denkt Jeannette. Niet alleen door een gebrek aan grondstoffen, maar ook ontwerpers in opleiding gaan anders leren creëren, omdat ze beseffen dat hun kleding straks makkelijk gerecycled moet kunnen worden. Jeannette: “Ze zullen gaan nadenken over alternatieven voor ritsen bijvoorbeeld, of hoe je makkelijk met een stof werkt, waardoor het kledingstuk beter te recyclen is. Er zijn nu al merken die inzetten op recycling, zoals het spijkerbroekenmerk Mud Jeans, waar je een spijkerbroek kunt leasen.”
Biocouture
Maar sommige innovaties gaan nog veel verder. Een recent voorbeeld is de biocouture van Suzanne Lee. Zij maakt kleding van een zelfgroeiend cellulosemateriaal dat ze kweekt met gefermenteerde thee. Ook is er met kloontechnieken een kweekleer ontwikkeld waarmee leer kan worden gemaakt zonder een dier te hoeven slachten. Uit restanten van melk maakt onder andere het Duitse QMilch al kleding gemaakt van ‘milkfibre’ en ook zijn de verwachtingen van 3D-printing hooggespannen. Jeannette: “Wat ook veel gebeurt is het afkijken van dierlijke eigenschappen, zoals het vermogen van een kameleon om van kleur te veranderen. Door onderzoekers wordt dan gekeken hoe dat kan worden toegepast in design. In dit geval zou je dus geen verfstoffen meer nodig hebben. Dat zou natuurlijk fantastisch zijn.”
Niet alleen innovatie, maar juist ook de herwaardering van oude ambachten en lokaal gemaakte producten lopen als een rode draad door het hedendaags design. Van designers als Christien Meindertsma die lokaal produceren tot de consument die er steeds meer waardering voor heeft. Jeannette: “Ook consumenten zijn steeds meer op zoek naar een soort authenticiteit en het verhaal achter een product.”
Oude ambachten
Niet zo gek dus dat er steeds meer initiatieven ontstaan zoals het nieuwe Holland Handwork . Een collectief van kunstenaars en designers in Amsterdam met een voorliefde voor vakmanschap en met een duurzame inslag. Initiatiefnemer Jeanim Hengelmolen: “Ik ben zelf erg geïnteresseerd in oude ambachten maar ook in nieuwe technologieën. Het viel mij op dat een groep kunstenaars en ontwerpers raakvlakken hadden vanuit hun verschillende achtergronden, zowel in design, kunst als in mode. We hebben allemaal een bepaalde manier van werken.”
Aan die manier van werken zit een groot sociaal aspect. Jeanim: “Veel van onze ontwerpers kijken kritisch naar de samenleving. Overconsumptie is een thema waar meerdere van ons mee bezig zijn. Er worden veel dingen gemaakt die eigenlijk zo weinig nut hebben of van zo’n slechte kwaliteit dat je je af kan vragen of ze wel zouden moeten bestaan. Kwaliteit leveren is daar een antwoord op.” Daarnaast is er veel aandacht voor ouderwets vakmanschap: “Vroeger werden producten vooral gemaakt om ontzettend lang mee te gaan. Het kan geen kwaad om daar weer eens meer op te focussen, op de duurzaamheid van producten.” Zo ontwierp Jeanim zelf onlangs een ‘duurzame’ tafel. Een minimalistisch model dat bestaat uit losse delen die je uit elkaar kan schuiven. Er zijn geen lijm of schroeven aan te pas gekomen, de tafel is multifunctioneel en helemaal uit elkaar te halen tot een platte doos die je makkelijk kunt vervoeren.
Om zich heen ziet Jeanim steeds meer soortgelijke duurzame initiatieven ontstaan. Zoals creatieve werkplaats Kapitaal in Utrecht. “Sinds ik met dit initiatief bezig ben kom ik veel andere initiators tegen, waardoor je ook elkaar weer inspireert. Mensen die last hebben van de crisis en elkaar op deze manier kunnen helpen en versterken. Er is iets gaande. Een mentale switch, dat het ook ánders kan.”
Duurzame kunst was er al. Denk aan de sloophouten tafels van Piet Hein Eek of de schoudertassen gemaakt van autobanden. Maar er is meer aan de hand. Duurzaamheid lijkt niet langer een toevalligheid, maar juist steeds vaker een vast gegeven in de kunst. Hoe komt dat? En in hoeverre biedt de kunst duurzame oplossingen? In deze serie gaan we op zoek naar de rol van kunst in de transitie naar een duurzame samenleving. Dit was deel 2. Volgende keer in deze serie: podiumkunsten