De ambitie voor Nederland op het gebied van de circulaire economie is inmiddels torenhoog. Het is de bedoeling dat in 2050 Nederland volledig circulair is. In veel gevallen wordt dit in studies over de transitie naar de circulaire economie (CE) vertaald in de gevolgen voor economische groei. Daarbij wordt aangevoerd dat de CE banen en economische groei gaat opleveren. Maar economische groei is een lineair begrip. Wat heb je daaraan als je het over een circulaire economie hebt? Maar hoe kan het succes van die circulaire economie op macroniveau dan wel gemeten worden?
De economische kringloop
Economische groei is de stijging van het bruto binnenlands product (bbp). Dit begrip heeft inmiddels een historie van zo’n jaar of tachtig. Bbp is daarmee als economisch kengetal een groot succes. Het meet op systematische wijze de (gemonetariseerde) economische kringloop in een land. Zowel de productie, bestedingen als de inkomensvorming worden op een eenduidige manier per land verzameld, opgeteld en aan elkaar gelijk gesteld. Immers, binnen een land zijn de bestedingen in een jaar exact gelijk aan de inkomens en productie, als ook rekening wordt gehouden met besparingen en voorraadvorming. De eenduidig opgestelde financiële boekhoudingen in alle landen geven daarmee een goede manier om economische prestaties te vergelijken. Lange tijd heeft bbp als begrip uitstekend gewerkt. Vooral in de periode na de Tweede Wereldoorlog, waarin de belangrijkste uitdaging was om genoeg te produceren voor de bevolking, was economische groei zeer belangrijk.
De economie binnen de grenzen van de aarde
Een belangrijke beperking van het bbp – er zijn er veel meer – is dat het alleen financiële stromen beschouwt. De overgang naar een economisch systeem dat binnen de grenzen blijft van wat de aarde te bieden heeft, zoals de CE, is onmogelijk te meten met economische groei. Voorraden, zoals natuurlijke hulpbronnen, zijn in termen van het bbp niet relevant. We kunnen zo veel opmaken als we willen. Sterker nog, hoe meer en hoe vaker spullen verkocht worden, hoe meer economische groei. Of dat nou ten koste gaat van ons welzijn, gepaard gaat met milieuvervuiling of wordt betaald door schulden te maken – dat is allemaal niet relevant voor economische groei.
De CE vraagt dus per definitie een ander begrip van vooruitgang dan economische groei. Het succesvol sluiten van kringlopen door efficiënter gebruik van materialen, een overgang naar het gebruik van zoveel mogelijk hernieuwbare grondstoffen, langer gebruik van goederen, hergebruik, reparatie en als het echt niet anders kan recycling laat zich niet alleen beschrijven in termen van financiële transacties. Het versterken van de waarden, waar het in zo’n systeem nadrukkelijk om gaat, zoals ecologische waarden en sociale waarden, verdienen een duidelijke plaats in een systeem dat binnen de grenzen van de aarde opereert.
Vind jij goede en onafhankelijke informatie over een duurzame en klimaatveilige toekomst belangrijk? En helpt Duurzaamnieuws.nl je daarmee? Help ons dan als ondersteunend lid. Dank je wel.
Liever eerst een tijdje volgen? Meld je dan aan voor de gratis nieuwsbrief.
Naast stroomgrootheden zoals in het bbp, dienen ook (natuurlijke) voorraden te worden meegenomen. Daarnaast moeten de consequenties van het handelen nu op de toekomstige voorraden duidelijk worden. Vooruitgang wordt dan een intertemporeel begrip. Dit bij elkaar opgesomd leidt eigenlijk tot de inmiddels vrij klassieke definitie van duurzame ontwikkeling uit het Brundlandt-rapport uit 1987: ‘vooruitgang die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van de toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen’.
De consequenties voor economische groei
Op macroniveau is een ander begrip dan economische groei nodig om vooruitgang te meten in de CE. Maar dat neemt niet weg dat er wel gevolgen zijn voor inkomens, banen en economische groei. Op mondiaal macroniveau zijn die consequenties voor economische groei glas- en glashelder. We weten dat ons huidige economische systeem bij lange na niet voldoet aan duurzame vooruitgang: we souperen de natuurlijk voorraden veel te snel op, zodat toekomstige generaties vooral een heel warme planeet krijgen overgeleverd, met minder biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen. De circulaire oplossing is minder productie, langer spullen gebruiken en efficiënter produceren. Dit betekent een tragere economische kringloop. Ofwel: minder financiële transacties en dus economische krimp. Dat geldt als we alleen naar producten kijken.
Er zijn twee zaken die daar tegenover kunnen staan. Ten eerste toenemende dienstverlening: producten moeten bijvoorbeeld worden gerepareerd. Afvalstromen georganiseerd. De deeleconomie, platformmodellen, producten als dienst zijn allemaal bedrijfsmodellen die duurzamer zijn en dienstverlenende banen opleveren. De toegevoegde waarde van dit soort dienstverlenende banen zal echter hoogstwaarschijnlijk niet hoog genoeg zijn om de daling van de productie op te vangen. Ten tweede hoeft die krimp van de economie zich niet in elk land voor te doen. Veel producten worden gemaakt in mondiale waardeketens. Landen waar veel producten worden geproduceerd die in een circulaire economie veel langer meegaan, zullen een krimpende economie kennen. In landen waar veel wordt geconsumeerd kan de economie zelfs groeien door bijvoorbeeld de groei van de reparatie-economie.
Micro en macro moeten samenkomen
Een succesvolle transitie naar een CE vergt een ander begrippenkader op macroniveau. Maar dat zal samen moeten gaan met het hanteren van andere indicatoren op bedrijfsniveau en in de keten. Want als voor bedrijven alleen financiële indicatoren blijven gelden, werkt dit niet. Daar passen ook de voorstellen van Jonker en Faber voor indicatoren in (zie: https://tgthr.nl/de-taal-van-de-circulaire-economie), zoals de mate van recyclebaarheid van producten, de verhouding tussen gerecyclede en ‘virgin’-grondstoffen die gebruikt worden in het productieproces en een repareerbaarheidsindex. Micro en macro moeten uiteindelijk samen komen. Want een macrodoelstelling moet gebaseerd zijn op kentallen die ook op microniveau wat zeggen.
Hans Stegeman, Niels Faber en Jan Jonker
Hans Stegeman is Hoofdeconoom Nederland bij de Rabobank en werkt aan een promotie-onderzoek over de CE aan de Radboud Universiteit. Zijn onderzoek concentreert zich op de vertaling van brede maatschappelijke, ecologische en politieke trends naar het economisch domein en de transitie naar een circulaire economie in het bijzonder.
Niels Faber is onderzoeker en promovedi-begeleider aan de Radboud Universiteit Nijmegen en docent aan de Hanzehogeschool Groningen. Zijn onderzoek concentreert zich op emergente vormen van organiseren rond duurzaamheid. Hij is auteur van meer dan 50 publicaties.
Jan Jonker is hoogleraar Duurzaam Ondernemen aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Zijn werk richt zich op nieuwe business modellen in een veranderende economie. Met ruim 40 mensen schreef hij de bestseller ‘Nieuwe Business Modellen; Samen Werken aan Waardecreatie’ (2014) die inmiddels ook omgezet is in een gelijknamige MOOC op het platvorm Iversity.
Recent hebben zij met een team het landelijk onderzoek over Business Modellen voor de Circulaire Economie op basis van de (regionale) pilot gelanceerd. U kunt daar ook aan meedoen, klik hier .