Tussen 1960 en 1970 werd de kwaliteit van het water in bijna alle Europese rivieren dermate slecht dat drastische maatregelen moesten worden getroffen. In Nederland werd in 1970 de Wet verontreiniging Oppervlaktewater van kracht en onder het motto “De vervuiler betaald” werd een financiële heffing opgelegd aan iedereen die de rivieren als gratis open riool gebruikte. De heffing werd deels door het Rijk geïnd en deels door de waterschappen. De opbrengst kwam in een speciaal fonds en de hoogte werd bepaald door de kosten van de benodigde rioleringen en waterzuiveringsinstallaties. Het belangrijkste was echter de progressieve aard die voor de lange termijn werd vastgesteld. Het begon met 2 gulden en is in de loop der tijd opgelopen tot € 50 à 60 per vervuilingseenheid. In totaal bedroegen de investeringskosten voor de gehele operatie tussen 15 en 25 miljard gulden.
Dit principe werd een succes. Grote waterzuiveringsinstallaties rezen als paddenstoelen uit de grond. De ingenieursbureaus en de waterschappen maakten gouden tijden door en de rivieren werden in betrekkelijk korte tijd aanzienlijk schoner. Voor de grote bedrijven was de progressieve heffing vooral een kans om eerst nog eens goed naar hun processen te kijken. In de meeste gevallen konden die gewijzigd worden en voor de vervuiling die nog overbleef, werden ook door de bedrijven zelf de nodige grote zuiveringsinstallaties gebouwd. Geen enkel bedrijf is vanwege die heffing naar het buitenland uitgeweken.
Nu 47 jaar later, staat de wereld voor een veel grotere uitdaging. De uitstoot van broeikasgassen is geaccumuleerd tot een niveau waarbij klimaatverandering levensbedreigende proporties begint te krijgen. Het probleem is wereldomvattend en vele malen ernstiger. Het is bovendien niet één twee drie oplosbaar met behulp van een techniek om broeikasgassen aan de uitlaatpijpen te verwijderen. Het enige wat we kunnen doen is een totale overgang van onze uitermate inefficiënte op fossiele brandstof gebaseerde technologie naar duurzame technologie. Dat is op zich niet onmogelijk, maar het kost tijd en geld. Geld hebben we zat, maar tijd is er eigenlijk niet meer.
Er is echter nog een ander minstens zo groot probleem bijgekomen. Dat is de verandering van het politieke klimaat. Zoals in 2011 op een uitstekende manier door Roger Cox is beschreven in zijn boek “Revolutie met Recht” , is de democratie vrijwel overal in de wereld ondermijnd door de macht van de grote industriële bedrijven die belang hebben bij fossiele energie en alles wat daar direct en indirect aan vast zit. Zij menen dat er nog tijd genoeg is, maar dat we nu even geen geld hebben. Wetgeving om de uitstoot van broeikasgassen te beperken is onder druk van deze machten uitgesteld of uitgebleven. Bedrijven dreigen met banenverlies of vertrek naar elders.
In vrijwel alle staten loopt de overheid tegenwoordig aan het lijntje van deze industrie. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het traineren van richtlijnen voor zuiniger automotoren, vrijstellingen energiebelasting voor grootverbruikers , vrijstelling van belasting voor scheepvaart en vliegverkeer en het blijkt uit het moeizame tot stand komen van een internationaal eenduidige belasting op koolstof. Het blijkt ook uit de moeizame klimaatonderhandelingen en het niet nakomen van de afspraken. Het IMF berekende in 2015 dat de totale directe en indirecte subsidies voor fossiele energie wereldwijd meer dan 5400 miljard US$ bedroegen. Roger Cox, de advocaat voor de zaak van Urgenda tegen de staat, beschrijft hoe de staten onder invloed van het neokapitalisme hun verantwoordelijkheid om de mensheid tegen naderend onheil te beschermen ernstig verzuimen.
Ik las het boek van Cox pas recent en toevallig net in de periode dat Antoinette Hertsenberg een paar uitzendingen van Radar extra besteedde aan de lobby van de tabaksindustrie en de actie van advocate Bénédicte Ficq om die sector aan te klagen voor massamoord. Iets eerder zag ik op 4 december op 2Doc “Beerput Nederland” over de corruptie met smerige olieproducten die in de dieselmotoren van zeeschepen worden verstookt. De berichten verschenen toevallig ook allemaal in een periode waarin bleek dat onze nieuwe regering zich door de industrie heeft laten chanteren om de dividendbelasting af te schaffen en waarin de Paradise Papers onthulden dat bedrijven via Nederlandse kantoren op grote schaal belastingen ontwijken.
Dat is nog niet alles, maar teveel van dergelijke berichten in de donkere dagen voor Kerstmis is niet gezond en gelukkig is er ook goed nieuws:
In Nederland is de nieuwe minister Eric Wiebes van plan om er voor te zorgen dat we de emissiedoelstellingen die in Parijs zijn afgesproken, gaan halen. Hoewel dat lang niet voldoende is, is het toch goed nieuws en terwijl Nederland bijna helemaal achteraan loopt met verduurzaming reisde Rutte af naar de One Planet Summit in Parijs om de andere landen in Europa op te jutten om ook een tandje bij te zetten. Wiebes zoekt volgens zeggen alleen nog even naar de goedkoopste manier en hij en Rutte willen vooral alles samen met de industrie doen. Ze denken daarbij aan het afvangen en ondergronds opslaan van CO2, een techniek die al meer dan tien jaar met veel subsidie en heel weinig succes wordt ontwikkeld.
Als ik Wiebes was, zou ik maar niet te lang blijven zoeken, omdat de schade door klimaatverandering en de gezondheidsschade door gebruik van olie en steenkool steeds groter wordt. Daarom is de snelste manier zonder enige twijfel ook de allergoedkoopste.
Minister Wiebes hoeft zijn bijdrage aan de oplossing ook helemaal niet zo vèr te zoeken. Het enige wat hij moet doen is het financiële kader scheppen. Dat wil zeggen de belastingtarieven voor gebruik van fossiele energiebronnen aanpassen en zich niet langer laten manipuleren door bepaalde figuren uit de hoek van de fossiele industrie. Met de huidige drastische kortingen voor energiebelasting wordt steun verleend aan alle bedrijven die bijdragen aan een wereldwijde klimaatramp. Indien daarentegen elke kWh energie die in die fossiele dragers aardgas, olie en steenkool besloten zit, in voldoende mate wordt belast, gaat de transitie helemaal vanzelf. De gebruikers, zowel burgers als bedrijven zoeken zelf wel uit wat voor hen het goedkoopste manier is om aan die belastingdruk te ontsnappen. Als er iets is waar we in Nederland sterk voor gemotiveerd raken en vindingrijk in zijn, is dat het wel.
Er zijn wel een paar voorwaarden. Ten eerste moet de heffing zonder uitzondering, vrijstelling of uitstel voor iedereen in gelijke mate gelden, dus gelijke heffingen per hoeveelheid energie voor gas, olie en steenkool en niet alleen voor huishoudens maar ook voor grootgebruikers. Dat noemen we tegenwoordig een gelijk speelveld. Ten tweede moet de heffing progressief ingevoerd worden, zodat iedereen weet waar hij binnen afzienbare tijd aan toe is en tijdig maatregelen kan treffen om aan te passen en om te schakelen. Ten derde moet de heffing kostendekkend zijn. Dat wil zeggen zo hoog dat de hele transitie van fossiele energie naar duurzame energie er binnen 15 jaar door betaald kan worden.
Dit kan al worden bereikt bij een algemene heffing die oploopt tot ongeveer 6 cent per kWh energie-inhoud voor alle fossiele brandstoffen, ofwel 55 cent per m3 aardgas, 60 cent per liter diesel of benzine en 40 cent per kg steenkool. Voor burgers die elektriciteit uit kolen- of gascentrales blijven kopen wordt de heffing 15 cent/kWh grijze stroom *. Alleen de accijns op benzine zit al op het goede niveau, maar dat geld verdwijnt al jarenlang in de bodemloze put van de rijksbegroting. Een andere voorwaarde is dan ook dat de opbrengst nergens anders aan besteed wordt dan aan de energietransitie. Tenslotte moet de duurzame energie uit wind en zon niet of in ieder geval veel minder worden belast.
Een fluitje van een cent dus. Voor de ongelovigen staat hieronder een eenvoudig rekensommetje ter onderbouwing. De heer Wiebes kan dit ongetwijfeld laten narekenen en bepaalde lobbyisten zullen hem op andere gedachten willen brengen. Hij zou er echter beter aan doen wat minder met de bedrijven te praten en zijn eigen verantwoordelijkheid te nemen. Voor de Kerstdagen raad ik hem in ieder geval aan om het boek van Roger Cox te lezen en het historische succes van de progressieve heffing op waterverontreiniging nog eens goed te bestuderen.
Han Blok
*Ons huidige energiegebruik via alle fossiele brandstoffen bedraagt ca 750 miljard kWh/j. Dat is opgebouwd uit 14 miljard liter motorbrandstoffen à 10 kWh/l, 25 miljard kg steenkool à 6,5 kWh/kg en 50 miljard m3 aardgas à 9 kWh/m3. Omdat elektrische auto’s op groene stroom 4 keer zo weinig energiegebruiken, warmtepompen via warmte uit lucht of grondwater 4 keer zo weinig energie nodig hebben voor verwarming van gebouwen als aardgas, elektriciteitscentrales op gas of kool 60 % van de energie uit de grondstof niet benutten , LED verlichting 80 % besparing geeft en we door isolatie van gebouwen minstens 40 % kunnen besparen, kunnen we na de transitie met 200 miljard kWh/j elektrische energie uit wind en zon volstaan. De benodigde investering in windmolens en zonneparken om dit op te wekken, bedraagt € 160 miljard.
Indien het gebruik van fossiele brandstoffen in 15 jaar volgens een lineaire curve wordt afgebouwd naar 0 en intussen progressief wordt belast tot 6 cent/kWh energie inhoud van de grondstof, bedraagt de opbrengst over 15 jaar ca €171 miljard (gemiddeld 380 miljard kWh x € 0,03 x 15 jaar = €171 miljard). Het is gemiddeld 11,4 miljard per jaar, bij benadering net zo veel als door de overheid wordt uitgegeven aan wegen en slechts ongeveer 5 miljard meer dan de huidige opbrengst uit alle energiebelastingen, opslag duurzame energie en brandstofaccijns.