De zorg om het milieu is groter dan ooit. Er ligt een ambitieuze uitdaging – het Akkoord van Parijs– maar de politiek vindt het moeilijk om door te pakken. In hoeverre het klimaatakkoord in Nederland de grote sprong voorwaarts wordt, valt nog maar te bezien. Tegelijk zwelt de kritiek op de economische wetenschap aan, aangewakkerd door Kate Raworth en haar ‘donut economics’.
Over de noodzakelijk geachte structurele veranderingen in de samenleving, ‘transities’ genaamd, zouden economen niets te vertellen hebben vanwege hun preoccupatie met niet bestaande rationele mensen in een te beperkte lineaire wereld. Prof. dr. Herman Vollebergh zal in zijn oratie ‘Haasje over? Instrumentering van transities: van uitdaging naar uitvoering’ die hij op 28 september geeft, uitleggen dat er juist veel te leren valt van economen bij zulke grote uitdagingen.
Bij transities gaat het om maatschappijbrede veranderingen waarbij fundamentele en samenhangende veranderingen in technologie, organisaties, instituties en cultuur plaatsvinden. In het geval van de klimaat- en milieuproblematiek in meer brede zin draait het dan om veranderingen die uiteindelijk leiden tot veel schonere consumptie en productieprocessen. Centrale vraag in Vollebergh’s oratie is: Hoe krijgen we de samenleving zo ver om consequent de mogelijkheden te benutten minder broeikasgassen uit te stoten en aanzienlijk zuiniger om te gaan met natuurlijke hulpbronnen en daarbij radicale innovaties te benutten? Met andere woorden: Hoe krijgen we deze ‘schone haas’ zover om de sprong te wagen? Hij past deze uitdaging toe op de mogelijke instrumentering van het komende Klimaatakkoord in Nederland. Tevens laat Vollebergh in zijn oratie zien wat we hierover kunnen leren van de economische wetenschap.
Klimaatakkoord en economische wetenschap
De vraag hoe we de haas zover krijgen om de sprong te wagen, is in feite de vraag naar de instrumentering van transities oftewel transitiemanagement. In zes stellingen zet Vollebergh uiteen wat er vanuit de economische wetenschap te leren valt over de instrumentering van transities. Zo stelt hij dat grote transities systeembrede milieubeprijzing vereisen om het huidige systeemfalen tegen te gaan. Bij vuile activiteiten dient de volledige prijs in rekening te worden gebracht, terwijl schone activiteiten juist extra moeten worden gesteund. Ook is hij van mening dat stevig ingrijpen van de overheid onvermijdelijk is om de transitie tot stand te brengen. Voor Nederland betekent dat een minimumprijs in het Europese verhandelbare rechtenstelsel en, nog belangrijker, een betere toepassing van het vervuiler betaalt beginsel bij de milieubelastingen. En passant wordt daarmee het verdelingsvraag opgelost, aangezien huishoudens nu meer dan evenredig bijdragen aan de energietransitie.
Aldus toont Vollebergh aan dat economische inzichten een rijke kennisbron vormen voor het begrijpen van onderliggende structuren in onze maatschappij. Hij laat zien hoe daarop met beleid het beste kan worden ingespeeld om het publieke milieubelang veilig te stellen.
Herman Vollebergh houdt zijn oratie op 28 september om 16.15 uur in de aula van Tilburg University, Warandelaan 2. Titel: ‘Haasje over? Instrumentering van transities: van uitdaging naar uitvoering’.