Oliebedrijf Total wil geen belasting betalen voor een olieproject in Oeganda en heeft de zaak voor de Wereldbank gebracht. Dat is mogelijk door een verdrag dat Oeganda met Nederland heeft getekend. Ook Oeganda is nu toegetreden tot de club van landen die zich afvragen waarom ze ooit investeringsverdragen hebben getekend. Eerder dit jaar diende het Franse oliebedrijf Total een claim tegen Oeganda in bij het arbitragehof van de Wereldbank.
Arbitrage is een soort geprivatiseerde rechtspraak, waarbij beide partijen een scheidsrechter kiezen, meestal een topadvocaat. De twee advocaten kiezen samen een derde, en het oordeel van de private rechtbank is bindend. De zaak is een voorbeeld van ISDS, oftewel Investor-State Dispute Settlement, dat in Europa onder vuur ligt.
Het is een nieuw obstakel in het frustrerende proces van Oeganda om de olie in de grond om te zetten in klinkende munt.
Vredig
Geologen in dienst van de Oegandese overheid schatten de oliereserves van Oeganda op 6,5 miljard vaten. De helft daarvan bevindt zich onder de Murchison Falls, een beroemd nationaal park, dat bekend is om zijn wilde dieren. De boorputten hebben exotische namen gekregen, zoals Crocodile, Buffalo en Giraffe.
De vredige namen staan in schril contrast met de bittere discussies over de olie. De commerciële productie blijft maar uitgesteld worden, door geschillen met oliebedrijven over belastingregels en ontwikkelingsplannen. Nu is het de Franse firma Total die geen belasting wil betalen. Het kocht een aandeel van 33 procent in een project van Tullow Oil van bijna 3 miljard dollar. Volgens de Oegandese wet moet daar dan een zogenaamde ‘stamp duty’ op betaald worden.
Total weigert dat. Volgens de firma is het daar niet toe verplicht. Total heeft niet bekendgemaakt om hoeveel geld het gaat en waarom het tegen de heffing is. Een bron bij de belastingdienst heeft eerder tegen Reuters verteld dat de olieconcessie, de zogenaamde Production Sharing Agreement (PSA), een vrijstelling bevat.
Geheim
Vanaf hun kantoor in het acht verdiepingen tellende glazen gebouw, midden in de weelderige, dure buurt Nakasero, in de hoofdstad Kampala, vertelt Ahlem Friga-Noy, de Corporate Affairs Manager van Total, dat ze vanwege de vertrouwelijkheid van het onderwerp “niet in de positie is om verder commentaar te geven op de procedure”.
Dat is ook wat het kantoor van de procureur-generaal van Oeganda meldt: “We zijn verplicht om de inhoud van het geschil niet bekend te maken aan het publiek totdat dat gepast is.”
De geheimhouding is een van de kernproblemen van arbitrage. In een rechtszaal hebben alle betrokken partijen en belanghebbenden recht om in te spreken, of op zijn minst de verklaringen te horen. Een arbitrageprocedure daarentegen is besloten. Niemand is verplicht om te vertellen wat er gebeurt. Heeft de overheid werkelijk slecht gehandeld? Of is het het bedrijf dat arbitrage misbruikt als drukkingsmiddel om onder belasting uit te komen? Het publiek tast volledig in het duister, totdat de uiteindelijke uitspraak van het tribunaal bekend wordt gemaakt. Zelfs uitspraken worden soms geheimgehouden, al kan het een boete van vele miljoenen zijn.
Brievenbus
Het probleem van Oeganda komt voort uit het Bilaterale Investeringsverdrag dat het land in 2000 met Nederland heeft getekend. Volgens dit verdrag mogen Nederlandse investeerders Oeganda voor een tribunaal dagen als ze zich verkeerd behandeld voelen. Ook Total heeft een brievenbus in Nederland gevestigd. Dat wordt de “Dutch sandwich” genoemd: stop een Nederlands bedrijfje in de bedrijfsketen en ga voortaan door voor Nederlandse investeerder.
Het geeft multinationals de kans om ontwikkelingslanden voor een tribunaal te slepen, bestaande uit drie mannen in Washington, met een achtergrond in het commerciële investeringsrecht, en de bevoegdheid om boetes van soms miljarden dollars op te leggen. Er is geen beroepsmogelijkheid. Als Oeganda schuldig wordt bevonden, moet het betalen. Anders heeft Total het recht om beslag te leggen op Oegandese bezittingen in het buitenland.
Tegen de Oegandese wet
Dit is tegen de Oegandese wet, zegt de bekende mensenrechtenadvocaat Isaac Ssemakadde. “Volgens de grondwet is de belastingheffing volledig een zaak van de wet van de staat.” Dat betekent dat geschillen alleen op basis van die wet kunnen worden beslecht. “Zelfs een akkoord tussen partijen kan niet uitstijgen boven de verplichting die vastligt in de wet. Er is daarom geen ruimte voor arbitrage over belasting”, aldus Ssemakadde.
Dat gold ook voor een eerder belastinggeschil met Heritage Oil – dat zich overigens niet beriep op een investeringsverdrag, maar puur op een contract. “In die zaak heeft het Hooggerechtshof de staat verboden om de procedure te verleggen naar arbitrageprocessen in Londen of waar dan ook buiten de jurisdictie van de Oegandese rechtspraak”, zegt Ssemakadde.
Kortom, “Total wordt anders behandeld dan anderen, wat een schending is van artikel 21 van de Oegandese grondwet, dat zegt dat alle personen gelijk zijn voor en onder de wet.”
Niemand kan de claims van Total over beloofde vrijstelling controleren, want Product Sharing Agreements zijn vertrouwelijk. Ondanks de Wet Openbaarheid Bestuur die Oeganda al sinds 2005 heeft. Dat belemmert een goede discussie en beperkt de kennis over de afspraken over olie tot de hoge politici en bestuurders. De gewone Oegandees blijft in het duister tasten.
De geheimhouding is niet alleen gunstig voor de oliebedrijven, maar ook voor bepaalde politici, die lijken te proberen de olieopbrengsten via hun persoon te laten lopen. Zo vertelde de Oegandese president Yoweri Museveni onlangs aan zijn volk dat de mensen die hem politiek uitdagen bij de verkiezingen “achter mijn olie aanzitten”.
Dreigement
Een nieuwe interactieve kaart van Nederlandse journalisten, met daarop alle bekende ISDS-zaken die ooit zijn gevoerd, laat zien dat het vooral ontwikkelingslanden zijn die ISDS-zaken verliezen. De claims komen vooral uit Noord-Amerika en West-Europa. Soms hebben overheden zich duidelijk misdragen tegen een investeerder. Maar vaak lijkt het eerder een manier voor multinationals om overheden onder druk te zetten om een bepaalde belasting of wetgeving in te trekken. Volgens ingewijden wordt ISDS, ook als het niet tot een zaak komt, gebruikt als dreigement in de onderhandelingen. Alleen al de kosten voor een procedure bedragen al 8 miljoen dollar gemiddeld, heeft de OESO becijferd.
Voor advocaten en ook voor de arbiters die rechtspreken is arbitrage simpelweg een effectieve methode om het recht in de wereld te verbreiden. “Ik ben blij dat er arbitrage is”, zegt een Nederlands investeringsadvocaat. Er zijn zoveel bananenrepublieken in de wereld. En waarom klagen ze? Ze hebben zelf investeringsverdragen getekend.”
“Uiteindelijk is het de gewone Oegandese belastingbetaler die moet opdraaien voor de enorme sommen geld die aan dit arbitrageproces worden besteed”, zegt Ssemakadde. “Terwijl Total de middelen heeft om er een bepaald aantal advocaten in Washington op te zetten voor, zeg, een maand, kan Oeganda dat amper ophoesten.”
Totdat het publiek de olie, en de verdragen die de regering tekent, ziet als haar eigen bezit, en niet dat van bepaalde personen, zullen bedrijven als Total de staat blijven meeslepen in dure arbitragezaken, die worden betaald door de Oegandese bevolking, de werkelijke eigenaars van de natuurlijke hulpbronnen.
Dit artikel is geschreven in het kader van een onderzoek van De Groene Amsterdammer, Oneworld en Inter Press Service, met steun van het European Journalism Centre (mogelijk gemaakt door de Gates Foundation). Resultaat is onder meer een interactieve kaart met daarop alle ISDS-zaken die ooit zijn gevoerd. Zie www.oneworld.nl/isds.
Edward Ronald Segyawa en Frank Mulder