Er zijn maar weinig landen waar de beschikbaarheid van elektriciteit zo vanzelfsprekend is als Nederland. De Nederlandse netbeheerder TenneT vermeldt op haar website trots een leveringszekerheid van 99,99%. Situaties zoals in Texas, waar miljoenen huishoudens dagen zonder stroom kwamen te zitten, lijken ondenkbaar. Maar blijft dit ook zo?
Onlangs bracht TenneT de recentste versie van haar jaarlijkse rapportage ‘Monitoring Leveringszekerheid’ uit. Een eerste blik op de zogenaamde Loss Of Load Expectation (LOLE) vooruitzichten in dit rapport, ofwel het aantal uren per jaar dat er onvoldoende elektriciteit kan worden geleverd, lijkt zorgwekkend. Zo is er in 2030 nationaal sprake van een tekort aan elektriciteit gedurende 453 tot 1123 uur (de maximaal toegestane norm bedraagt vier uur per jaar). Toch is dit volgens TenneT geen reden voor zorgen, want onze buurlanden kunnen helpen voorkomen dat in Nederland het licht uitgaat. Waarop baseert TenneT deze analyse, en met hoeveel zekerheid zijn deze conclusies te trekken?
Toenemende afhankelijkheid van het weer
De komende jaren spelen twee ontwikkelingen een hoofdrol voor de toekomst van de Nederlandse elektriciteitsmarkt: een transitie naar overwegend weersafhankelijke elektriciteitsproductie en toenemende elektrificatie van onze maatschappij.
Nu bestaat nog meer dan de helft van de elektriciteitsproductiecapaciteit in Nederland uit thermisch vermogen (zoals kolen, aardgas). TenneT verwacht dat dit in 2030 nog maar een kwart zal zijn, elektriciteit wordt dan voornamelijk opgewekt met windmolens en zonnepanelen. Dit betekent een ingrijpende verandering, omdat vraag en aanbod op het elektriciteitsnet altijd met elkaar in balans moeten zijn. Thermisch vermogen kan worden afgestemd op fluctuaties van de elektriciteitsvraag, maar met weersafhankelijke middelen kan dit niet. Wanneer er onvoldoende thermisch vermogen beschikbaar is kan een donkere, windstille periode tot ernstige elektriciteitstekorten leiden.
Mogelijk al snel minder elektriciteitsproductie
De afname van regelbaar vermogen komt bijvoorbeeld door het kolenverbod vanaf 2030 en een daling van het aantal gascentrales vanaf 2025. Er ontbreken echter nog een aantal extra overwegingen in de Monitoring van TenneT.
In april wordt een wetsvoorstel behandeld dat de productie van elektriciteit met kolen van 2021 tot 2025 beperkt. Dat houdt in dat iedere kolencentrale niet meer CO2 uitstoot dan max. 35% van wat er bij maximaal vermogen uitgestoten zou worden. Deze maatregel is significant onderdeel van het pakket om zo snel mogelijk aan het Urgenda-vonnis te voldoen.
In dat zelfde kader onderzoekt het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat momenteel een aanbod om de Onyx-kolencentrale in Rotterdam (een van de vier laatste kolencentrales in Nederland) tegen een vergoeding per direct te sluiten.
Tot slot gaat TenneT in het basisscenario uit van een volledige ombouw van de Amer-kolencentrale (Amer9) naar biomassa, zodat deze ook na 2025 beschikbaar blijft. Afgelopen zomer adviseerde de Sociaal-Economische Raad nog expliciet tegen deze vorm van biomassagebruik, waar ook maatschappelijk veel weerstand tegen is. Bovendien is zonder subsidiëring van biomassa een ombouw van kolencentrales niet rendabel, waardoor dit scenario onwaarschijnlijk is. Door al deze ontwikkelingen tezamen zou de beschikbare capaciteit nog meer en vooral ook veel eerder afnemen dan TenneT nu voorspelt.
Klimaatopgave kan vraag naar elektriciteit aanjagen
Aan de andere kant vinden er ook diverse ontwikkelingen plaats aan de vraagzijde van de elektriciteit. Voor diverse sectoren wordt gestreefd naar elektrificatie ter vervanging van fossiele brandstoffen, denk aan elektrische auto’s, warmtepompen, elektrische ketels en waterstofproductie met elektrolyse. Dit is onder meer afgesproken in het Klimaatakkoord, maar een groot deel hiervan is nog niet vastgelegd in concreet beleid. TenneT gaat uit van de verwachte ontwikkeling van de elektriciteitsvraag volgens de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) van 2019 (i.p.v. 2020), die is gebaseerd op bestaand beleid, waardoor de verwachte groei beperkt is.
De recentste KEV-2020 stelt echter ook dat met het huidige beleid de emissiereductie in 2030 ruim onder het nationale doel (34% i.p.v. 49%) zal komen. Inmiddels is dit doel op Europese schaal verhoogd naar 55% reductie. De toch al aanzienlijke opgave wordt daarmee alleen maar groter. Een deel van de oplossing om nog meer fossiele brandstof uit te bannen ligt in extra elektrificatie, zowel in Nederland als in andere Europese landen. Als hierover concrete afspraken worden gemaakt, zal het elektriciteitsverbruik veel hoger uitvallen.
Niet meer in eigen hand
De forse groei van het aantal uren dat Nederland niet meer aan de eigen elektriciteitsvraag kan voldoen, zelfs zonder nog rekening te houden met een mogelijk sterke groei van de elektriciteitsvraag, lijkt een recept voor problemen. Desondanks luidt TenneT niet de alarmbel. Zo heeft de netbeheerder hoge verwachtingen van demand-side response (bv. industrie die alleen produceert als er voldoende elektriciteit voorhanden is), maar bovenal is er veel vertrouwen dat onze buurlanden tot in ieder geval 2035 onze tekorten kunnen aanvullen.
Onze buurlanden zetten echter eveneens in op een transitie naar voornamelijk wind- en zonne-energie, waarbij kolen- maar ook kerncentrales (België, Duitsland) worden gesloten. Uit Europese weermodellen blijkt dat met name Nederland, Duitsland, Denemarken en in mindere mate België vaak gelijktijdig in hetzelfde schuitje zitten. Uitbreiding van de connecties met die landen lost in dat geval de problemen dus niet op, alleen dankzij Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk kan volgens TenneT tijdens tekorten nog voldoende worden geïmporteerd.
De achterliggende productiegegevens per land en de verwachtingen daar omtrent worden niet in het TenneT rapport toegelicht, maar zijn gebaseerd op het Europese leveringszekerheidsrapport MAF 2020. Noorwegen maakt hoofdzakelijk gebruik van waterkracht, maar ook het Verenigd Koninkrijk zet in op voornamelijk zonne- en windenergie. Interessant is dat het VK in het MAF 2020 rapport aangeeft toch de leveringszekerheid te behouden dankzij het eigen capaciteitsmarktmechanisme (vergoedingen voor de beschikbaarheid van reservecapaciteit), iets dat vooralsnog door de Nederlandse politiek wordt afgehouden. Verder verwees TenneT-COO Maarten Abbenhuis expliciet naar de hulp door Britse kerncentrales, een technologie waar men in Duitsland en België juist van af wil.
Waarheidsgetrouw of wegkijken
Of de verwachte beschikbaarheid bij buurlanden te optimistisch wordt ingeschat of niet, feit blijft dat de risico’s voor de leveringszekerheid toenemen. Nederland heeft de leveringszekerheid vanaf 2025 niet meer in eigen hand en wordt mede afhankelijk van buitenlandse ontwikkelingen op dat gebied. Storingen in de internationale connecties zijn ook niet uit te sluiten, in januari meldde TenneT dat alle zeekabels gelijktijdig onbeschikbaar waren. Dit was toen geen probleem “omdat er voldoende vermogen gehaald kan worden uit andere elektriciteitsbronnen.” Overigens zijn deze verbindingen wel vaker defect, en duren de herstelwerkzaamheden vaak lang.
Het voornaamste advies van TenneT is om samen met omliggende landen maatregelen op de elektriciteitsmarkt af te stemmen. Van een echte waarschuwing richting de Nederlandse overheid is nu (nog) geen sprake. Dat voor dit leveringszekerheidsrapport voor ‘2019-2035’ de analyses alleen zijn uitgevoerd tot 2030, en de vijf jaar daarna alleen zijn gebaseerd op “de verwachting dat er geen trendbreuk zal zijn”, draagt ook bij aan de relaxte indruk van de netbeheerder. In 2019 stond in het Belgische leveringszekerheidsrapport wel de waarschuwing: “Het blijft 5 voor 12. Wegkijken staat vanaf nu gelijk aan schuldig verzuim.” Het zal moeten blijken of dit achteraf ook voor Nederland van toepassing was.
Gert Visser