Stadsboeren zijn vaak sterk sociaal geëngageerd. Maar is dat voldoende om op de lange termijn te blijven bestaan? Een onderzoek in de VS laat een financieel zwakke sector zien.
Sinds kort kennen Amerikaanse steden een nieuwe vorm van landbouw. Lege gebouwen en daken zijn veranderd in boerderijen die verse producten en honing produceren. Zo komen stedelingen in aanraking met de voedselproductie, die oorspronkelijk alleen plaatsvond op het platteland. Maar helaas (en misschien ook niet verrassend), zou het slechts een hype kunnen zijn.
Tenminste, dat is wat een artikel in het Britse Food Journal suggereert. Carolyn Dimitri, de hoofdauteur en universitair hoofddocent voedselstudies aan de New York University, onderzocht de levensvatbaarheid van de Amerikaanse stedelijke landbouw. Tegelijkertijd keek ze wat stedelijke boeren drijft. Zij en haar collega’s concludeerden dat tweederde van de boeren een sociale missie had naast voedselproductie en winst. Ongeacht hun missie zegt tweederde van de stedelijke boeren dat ze van de opbrengst van de boerderij niet kunnen leven. Sommigen hebben zelfs een omzet van minder dan 10.000 USD per jaar.
Dimitri en haar collega’s stelden 370 boeren in of rond Amerikaanse steden vragen over:
Vind jij goede en onafhankelijke informatie over een duurzame en klimaatveilige toekomst belangrijk? En helpt Duurzaamnieuws.nl je daarmee? Help ons dan als ondersteunend lid. Dank je wel.
Liever eerst een tijdje volgen? Meld je dan aan voor de gratis nieuwsbrief.
- wat en hoeveel ze produceren;
- hoe ze hun producten in de markt zetten en verkopen;
- de risico’s en uitdagingen van de stedelijke landbouw;
- de omvang en kenmerken van hun boerderij.
De respondenten kwamen van heel verschillende typen boerderijen: verticale boerderijen, hydrocultuur boerderijen, gewassen geplant op grote percelen, op kleine hoeken en daken, non-profit en commercieel, gelegen in het centrum van een stad, in de voorsteden, of zelfs rondom de steden.
De meeste bedrijven gaven aan minder dan 10.000 USD omzet per jaar te hebben.
De meeste stedelijke boeren zeiden dat ze niet alleen voedsel produceren om winst maken, maar ook om mede-inwoners te leren hoe voedselproductie werkt, zeker te weten dat er voedsel is en om een gemeenschap op te bouwen. Maar slechts een derde zei dat hun boerderij een non-profitorganisatie was.
Ongeveer hetzelfde aantal vertelde dat zij voldoende verdienden om van te leven. (Er was echter geen correlatie tussen de status van de winst en de marge.) Dit roept vragen op over de financiële levensvatbaarheid van een groot deel van deze bedrijven. Ze zijn tenslotte gevestigd op relatief dure grond met weinig inkomsten.
Deze bevindingen gelden niet per se in de gehele Verenigde Staten. Omdat er geen lijst van alle stadsboerderijen in de Verenigde Staten bestaat, verzamelde Dimitri onderzoeksadressen met behulp van landbouworganisaties en sociale media. Er kan hierdoor sprake zijn van vertekening in onderzoek.
Toch kan de overweldigende hoeveelheid stedelijke boeren met sociale motieven en extreem lage winsten niet genegeerd worden. Dimitri merkt wel op dat het non-profit-model goed kan zijn voor alle sociaal bewuste boeren. Zij kunnen subsidies en donaties vinden om hun tekorten te dekken, terwijl ze opschalen naar winstgevendheid.
Dimitri twijfelt of dit op de lange termijn gaat werken: “Misschien zijn mensen over een jaar of 10 moe van het harde werken zonder winst. Ik vraag me af of stadslandbouw slechts een voorbijgaande trend is die naar de achtergrond verdwijnt.”
Wij vinden stadslandbouw van groot belang voor de duurzame transitie. Een onderzoek als dit zou voor Nederland (en omliggende landen) kunnen helpen om de sector financieel duurzamer te maken. Wie mee wil helpen daaraan kan hieronder een reactie achterlaten of mailen naar Peter van Vliet ( peter [at] duurzaamnieuws.nl)