Beleggen in fossiele brandstoffen is niet nodig voor de financiële prestaties van pensioenfondsen. Desinvestering heeft geen negatieve invloed op het rendement. Dat blijkt uit recent onderzoek van Auke Plantinga en Bert Scholtens van de Rijksuniversiteit Groningen.
De divestment beweging probeert meer aandacht te krijgen voor desinvesteren uit fossiele brandstoffen, als middel om klimaatverandering tegen te gaan. Financiële investeerders tonen steeds meer interesse in de niet-financiële impact van bedrijven waarin ze investeren, namelijk verantwoord investeren. Ze willen echter ook verzekerd zijn van voldoende rendement en beperkte risico’s om de kosten van levensonderhoud van gepensioneerden te dekken.
De auteurs onderzochten de impact van desinvestering en de transitie van het energiesysteem op de investeringsprestaties. Ze vonden dat de beleggingsprestaties van portefeuilles die fossiele brandstoffen uitsluiten niet significant verschillen in termen van risico en rendement van traditionele portefeuilles.
De belangrijkste beleidsinzichten van het onderzoek zijn
Vind jij goede en onafhankelijke informatie over een duurzame en klimaatveilige toekomst belangrijk? En helpt Duurzaamnieuws.nl je daarmee? Help ons dan met een donatie. Dank je wel.
Liever eerst een tijdje volgen? Meld je dan aan voor de gratis nieuwsbrief.
- Financiering van de exploitatie van fossiele brandstoffen wordt steeds meer als controversieel beschouwd, wat leidt tot afstoting van deze industrie.
- De afstoting van fossiele brandstoffen lijkt financiële investeerders niet significant te schaden en staat niet op gespannen voet met de fiduciaire plicht van institutionele investeerders. Dit maakt de weg vrij voor uitgebreidere initiatieven ter bevordering van desinvesteren uit fossiele brandstoffen.
- Een soepele energietransitie zal hoogstwaarschijnlijk de winstgevendheid van fossiele brandstofbedrijven en hun vermogen om te investeren aantasten. Daarom kunnen overheden niet vertrouwen op de fossiele brandstofindustrie om de energietransitie te financieren.
Strenger beleid
Vanuit het perspectief van het nationale beleid om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, bieden de bevindingen ruimte voor een strikter beleid om de afstoting van fossiele brandstoffen te bevorderen. Het afstoten van fossiele brandstoffen is niet in strijd met de fiduciaire plicht van institutionele beleggers, die hen een argument zou kunnen geven om in fossiele brandstoffen te investeren met het oog op financieel rendement en een lager risico. Het maakt ook de weg vrij voor uitgebreidere initiatieven om de afstoting van fossiele brandstoffen te bevorderen.
Nationale regeringen kunnen besluiten deze te steunen zonder de financiële belangen van investeerders te schaden. Dit zou kunnen worden gedaan door verplicht desinvesteringsbeleid te creëren voor specifieke groepen beleggers, zoals pensioenfondsen. Dit voorkomt het risico van gestrande activa, die in de toekomst een bedreiging kunnen vormen voor de pensioenen. Het afstoten van fossiele brandstoffen wordt momenteel alleen gedaan door een beperkte groep investeerders op vrijwillige basis. Hoewel de doeltreffendheid ervan als instrument om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, nog niet is bewezen, is de kans het grootst dat het effectief wordt wanneer het wordt ondersteund door een aanzienlijk deel van de investeerders. De resultaten van het onderzoek spreken de argumenten tegen dat afstoting van fossiele brandstoffen nadelig zou zijn voor het financiële rendement.
Een tweede beleidsimplicatie is dat nationale regeringen niet op de fossiele brandstofindustrie moeten rekenen om de koolstofarme transitie te financieren: in een soepele energietransitie zullen fossiele brandstofbedrijven hun winstgevendheid en vermogen om te investeren verliezen. Dat hoeft op zich niet zo verwonderlijk te zijn, maar het impliceert ook dat fossiele-brandstofbedrijven de energietransitie waarschijnlijk niet zullen financieren. Het afstoten van fossiele brandstoffen is geen vervanging voor het klimaatbeleid van de nationale overheid. Daarom moet van de nationale regeringen worden verwacht dat zij een actieve rol spelen bij de financiering van de energietransitie, en zij mogen zich niet laten misleiden door het optimisme dat door sommige oliemaatschappijen wordt geuit over hun toekomstige rol bij de opwekking van alternatieve energie.