Op 27 oktober publiceerde het United Nations Environment Programme (UNEP) het ‘Emissions Gap Report 2022’. De auteurs stellen daarin: “de internationale gemeenschap blijft ver achter bij de doelstellingen van Parijs, er is geen geloofwaardige weg meer om te voorkomen dat wij 1,5°C opwarming passeren.”
Als we die 1,5°C passeren riskeren we kantelpunten met onomkeerbare gevolgen voor het klimaat. Wat minder wordt besproken is dat de 1,5°C sinds de ondertekening van het Akkoord van Parijs in 2015 een eigen leven is gaan leiden. Weinig getallen zijn zo breed vastgelegd in internationaal milieurecht en andere kaders die organisaties inzetten om de groene transitie te sturen.
De opwarming van de aarde vereist als wereldwijd probleem gemeenschappelijke regels en richtlijnen. Maar met het naderen van de 1,5°C komt ons huidige kader van regels in het geding. Bestaat er een kans dat die grens via de juridische weg kan worden afgedwongen? En als de hoop om 1,5°C opwarming te voorkomen in rook opgaat, geldt dat dan ook voor de wetten, normen en richtlijnen die 1,5°C als uitgangspunt nemen?
Juridische gevolgen van opwarming, wie is aansprakelijk?
Met de ondertekening van het juridisch bindende Akkoord van Parijs werd de 1,5°C door 193 landen en de EU als benchmark bekrachtigd. Is het dan mogelijk om deze landen aansprakelijk te stellen als we 1,5°C passeren? Het Akkoord omvat zowel harde als zachte wetten. Het biedt daarmee een basis voor juridische actie, zeker als het in nationale wetgeving wordt vertaald. Het onderliggende probleem echter is dat internationaal milieurecht in het algemeen lastig toe te passen is.
Vind jij goede en onafhankelijke informatie over een duurzame en klimaatveilige toekomst belangrijk? En helpt Duurzaamnieuws.nl je daarmee? Help ons dan met een donatie. Dank je wel.
Liever eerst een tijdje volgen? Meld je dan aan voor de gratis nieuwsbrief.
De vervolging van oorlogsmisdadigers door internationale tribunalen toont hoe (rechts)personen verantwoordelijk gesteld kunnen worden voor het overtreden van de internationale wetgeving. Echter, de handhavingstructuur voor internationale milieuwetgeving steekt hier schril bij af. Voor de diverse internationale tribunalen voor mensenrechtenkwesties bestaat geen vergelijkbare instelling voor het internationaal milieurecht. Daarbij zijn mensenrechten meestal toe te schrijven aan een specifieke persoon of organisatie. Het passeren van de 1,5°C zou een wereldwijde gebeurtenis vertegenwoordigen waardoor het uitzonderlijk lastig is om de schuld van een specifiek land of groep landen wettelijk hard te maken.
Maar de maatregelen die landen nu treffen om klimaatverandering tegen te gaan zijn wel tastbaar. Op dat vlak zien we hoopvolle tekenen dat het mogelijk is om landen verantwoordelijk te houden. Diverse klimaatzaken stonden recent in de belangstelling waarbij overheden en bedrijven aansprakelijk werden gesteld voor milieuschade. De beroemdste hiervan is ongetwijfeld de Urgenda-zaak van eigen bodem. Wat deze zaken juridisch vernieuwend maak is dat de claims gebaseerd worden op een combinatie van internationaal milieurecht en mensenrechtenwetgeving. Door klimaatschade aan de mensenrechten van toekomstige generaties te koppelen, wordt de sterker ontwikkelde mensenrechtenwetgeving gebruikt als een juridische hefboom. Zo wordt met succes de naleving van milieurecht afgedwongen.
Nieuwe realiteit, nieuw kader
Maar aangezien we op koers liggen om 1,5°C opwarming te overstijgen doet er zich een ingrijpender juridisch probleem voor. Deze benchmark staat centraal bij het definiëren van maatregelen voor het terugdringen van klimaatverandering. Dat geldt voor alles van de afspraken tijdens de klimaattop van Glasgow tot de EU-richtlijnen en wetenschappelijk onderbouwde criteria voor groene beleggingen. De 1,5°C passeren zou betekenen dat een centrale schakel in al deze kaders gebroken wordt. Hoe dichter we dit naderen, hoe minder bruikbaar ons kader voor het nemen van klimaatmaatregelen wordt.
Neem bijvoorbeeld bedrijfscriteria voor het terugdringen van broeikasgasuitstoot. Als genoeg bedrijven aan deze criteria voldoen, zou het bedrijfsleven zijn nodige aandeel leveren om de 1.5°C niet te passeren. Maar als, zoals het UNEP rapport aankaart, prestaties achterblijven moeten we die met een onmogelijke snelheid inhalen. Daarmee gaat het nut van deze criteria verloren. En mochten wij klimaat-kantelpunten passeren, dan zou aanpassing aan nieuwe klimaatomstandigheden een grotere rol gaan spelen naast extra maatregelen tegen opwarming. Ons regelgevend raamwerk zou moeten meekomen om deze nieuwe situatie te weerspiegelen. Maar als we de 1,5°C passeren ontstaat in feite een totaal nieuwe realiteit. Binnen die realiteit zal een ander kader nodig zijn om onze maatregelen op een nieuwe manier vorm te geven.
1,5°C doet er op meerdere vlakken toe
1,5°C vertegenwoordigt naast een kantelpunt in klimaatverandering ook ons kader van regels die moet voorkomen dat we die opwarming ooit bereiken. De mogelijkheden om dit via juridische weg af te dwingen lijken nog beperkt. Maar acties van vindingrijke activisten zoals Urgenda tonen aan dat dit wetgevingskader nog altijd een rol kan spelen bij het terugdringen van de schade. Laten we hopen dat dit risico van juridische gevolgen van opwarming organisaties ertoe aanzet om zich aan de wetgeving te houden. Want welke maatstaf we na de 1,5°C zullen aanhouden mag dan onduidelijk zijn, het grootste onbekende risico blijft of onze klimaatmaatregelen tegen die tijd het tij nog kunnen keren.
Auteur: Worldfavor