‘De Klimaatwet moet een tweede Grondwet worden. Daarin wordt de maximaal uit te stoten netto hoeveelheid Carbon (BKG) vastgelegd, waarmee Nederland zal moeten leren leven. Deze grondwet dient ter toetsing van datgene dat al ons samenleven mogelijk maakt’.
Dit stelt Springtij Forum, het jaarlijkse grote treffen van de duurzaamheidssector van Nederland, in een rapport van de daar gehouden Klimaat- en Energiejury in 2016 en 2017.ijdens de 28 hoorzittingen werden o.a. gehoord: Gasunie en Greenpeace, RWE en Natuur & Milieu. Eneco en EZK, McKinsey en Holland Solar, VNCI en CE Delft, de NVDE en Alliander.
Tijdens de hoorzittingen kwamen alle denkrichtingen en technieken aan bod: wind en zon, olie en gas, steenkool, hydro, opslag en vooral het z.g. Koolstof Budget.
Dit is een andere invalshoek dan tot voor kort in het Energie Akkoord werd gehanteerd. Naast de daarin vastgelegde doelstellingen m.b.t. aantallen windparken en zonnepanelen pleit Springtij voor sturing op het CO2-Budget: Geef sectoren een budget en laat het dan aan hen over om dat te halen. Zoals bijvoorbeeld het Rotterdamse Havenbedrijf dat 20% van de landelijke CO2-uitstoot veroorzaakt. En daar zelf de 2050-doelstellingen van moet halen, zonder verdere voorschriften.De Energietransitie is een immense opgave, aldus het rapport in 22 stellingen. Met als grote waarschuwing dat deze opgave slechts een minuscuul effect heeft op de wereldwijde klimaatverandering. Dat is politiek dynamiet, waarvoor geen Plan B is.
Stellingen
1. De Klimaatwet moet een tweede Grondwet worden. Daarin wordt de maximaal uit te stoten netto hoeveelheid Carbon (BKG) vastgelegd, waarmee Nederland zal moeten leren leven. Deze grondwet dient ter toetsing van datgene dat al ons samenleven mogelijk maakt.
2. Sturen op maximaal beschikbare Carbonbudgetten (op=op) sluit aan bij de fysieke realiteit, kan de juiste mindset bewerkstelligen en leidend zijn in investeringsbeslissingen, de immer fluctuerende en kunstmatig laag gehouden ETS-prijs doet dat niet.
3. Er dient een Klimaatraad te komen die ordening brengt in de chaos aan meningen, hypes, belangen, rapporten, doorrekeningen en financiën. Een dedicated afdeling van het PBL, qua status vergelijkbaar met de Deltacommissie.
4. Innovatie als hét antwoord op de klimaatverandering dient gekoppeld te worden aan kwantiteiten, tempo en materiaalbehoefte. Ofwel: haal je op tijd de doelen van 2050, ook met de veronderstelde gloednieuwe voorzieningen? En met de enorme grondstoffenlast ervan?
5. Alle aanpassingen van de energievoorziening naar 100% duurzaam in 2050 kosten een vermogen; geen € 200 mrd maar een veelvoud. Elektriciteit uit zon en wind komt niet gratis uitgebalanceerd en storingsvrij uit een stopcontact.
6. Aanpassingen of adaptatie aan de onvermijdelijke weeromslag van 2030-2050 dienen met spoed geagendeerd en doorgerekend te worden.
7. De schade van klimaatverandering, zowel in het verleden als de directe toekomst, staat ten onrechte niet op de politieke agenda en in de prognoses voor de economie.
8. Ceteris Paribus (al het andere gelijk blijvend) is onhoudbaar in transitietijd. PBL, ECN en het CPB moeten integrale bedrijfstakprognoses maken waarin de transitiemaatregelen door de hele economie heen worden doorgerekend: industriële productie, materiaalbehoefte, infrastructuur, landschap, betalingsbalans, pensioenvoorziening. Er mist op dit moment een systeemvisie.
9. Een 100% gasloze toekomst is niet wijselijk. De aardgassector moet worden verplicht tot scenario’s waarbij de uitfasering van aardgas wordt gekoppeld aan de tijdelijke voordelen van aardgas, de ontwikkeling van groengas en alternatieve energie-gassen, en technische doorbraken in CO2-reductie. Om de gebouwde omgeving in beweging te krijgen is minimaal een verdubbeling van de aardgasprijs nodig. Aardgas zal nog zeker enkele decennia een sleutelrol hebben in de energievoorziening.
10. De omvang van alle transitiepaden wordt onderschat: gebouwde omgeving, zware industrie, betrouwbare elektriciteitsvoorziening, vervoer. Grote blinde vlekken zitten in voorzieningen voor leveringszekerheid van de groeiende elektravraag en de benodigde aantallen windmolens en vierkante kilometers zonnepanelen.
11. Het waterbed-effect is met de huidige liberalisering van de Europese markt onvermijdelijk; wat hier door sluiting van kolencentrales aan minder CO2-emissie resulteert gaat elders bij steenkool- en bruinkoolcentrales de lucht in.
12. Grootschalige opslag van elektra, via accu, H2 of andere gassen vereist zowel een technische als financiële versnelling die onvoldoende wordt onderkend. Er zijn te weinig incentives c.q. zekerheden voor investeerders.
13. Sluiting van kolencentrales kan alleen worden verantwoord als de leveringszekerheid daardoor geen gevaar loopt en als over de juridische kosten ervan duidelijkheid bestaat.
14. De dialoog met een aantal grote BKG-veroorzakers in de zware industrie moet structureel worden aangepakt.
15. De complexiteit van decentrale systemen is nog niet goed in beeld. Er dient een algemeen geldend werkzaam systeem te komen voor eigen opwekking, lokale opwekking, saldering, net-balancering en opslag. De bijna 400 lokale initiatieven zullen daardoor veel effectiever worden.
16. Voor transport en mobiliteit is elektrificatie niet de enige vanzelfsprekende toekomst. Of de opslag van elektra in accu’s of H2 plaats zal vinden is ongewis. Als met alle nieuwe technologie stuit ook deze ontwikkeling op tekortkomingen. Er dienen betere materiaal-, milieu- en ruimtelijke analyses te komen om te verwachten problemen vóór te zijn.
17. De afwezigheid van de landbouw in het klimaatdebat en de vigerende akkoorden is verontrustend: de Nederlandse landbouw is een belangrijke economische speler, die door de klimaatcrisis zwaar wordt getroffen.
18. Het vliegverkeer en zware zeetransport blijft politiek buiten schot. Wat in systeem A wordt gewonnen aan CO2-reductie wordt door dit transport tenietgedaan.
19. De Hajer doctrine over effectief en efficiënt bestuur moet worden toegepast; lusten/lasten-rekeningen op diverse niveaus kunnen duidelijkheid bieden.
20. Er is geen behoefte aan een Grand Design voor de hele periode van ruim 30 jaar; er dient een lerend systeem uitgerold te worden waarin voor een aantal afgesproken jaren (3 – 5 – 8 – 10 – 30 jaar) bepaalde spelregels níét tussentijds worden aangepast tenzij de doelstellingen daarmee buiten beeld komen.
21. Herbebossing, met name in buitenland, blijft een kosteneffectieve wijze om klimaatverandering te mitigeren; het uitsluiten (‘Parijs’) van deze weg om politieke redenen is een systemische weeffout die ons op den duur gaat opbreken.
22. Niemand heeft een antwoord op de vraag hoe de 2050 “Parijs” taakstellingen te rijmen vallen met de minuscule effecten van Nederlands klimaatbeleid op de wereldwijde klimaatverandering. Dit is politiek dynamiet. Plan B, dat hiervoor het antwoord moet formuleren, is er niet.
Het gehele rapport is online te lezen via de Springtij website.