Centraal in de Circulaire Economie (CE) staat het sluiten van kringlopen. Maar over welke kringlopen hebben we het dan en waar moeten we mee aan de slag? Kan een organisatie hier zelf mee aan de slag of zijn andere partijen nodig? En wanneer maakt een organisatie onderdeel uit van een kringloop? Lastige vragen waarvoor dringend behoefte is om ordening aan te brengen in de molshoop aan activiteiten die onder de idee van het sluiten van kringlopen schuil gaat. We denken dat zo’n ordening mogelijk is met de introductie van een Kringlopen Ladder.
Prestatie meten
Het kunnen bepalen van het niveau (of de prestatie) van bepaalde activiteiten is niet iets nieuws. Denk bijvoorbeeld aan de MVO-prestatieladder, of CO2 Prestatieladder als het gaat om duurzaamheidsthema’s. In aanpalende domeinen is de Ladder van Lansink (afval) en het INK/EFQM fasemodel (voor kwaliteit) ontwikkeld. Ondanks verschillen is de overeenkomst tussen al deze ‘ladders’ dat zij fasegewijs helpen bepalen hoe een organisatie presteert op een specifiek terrein. Bij elk van deze fasemodellen wordt een ordening van prestaties aangereikt. Hiermee kan een organisatie bepalen (1) waar zij staat (een zogeheten nulmeting) en (2) wat de eisen en kenmerken zijn van een volgende fase. Zo verschaft een prestatieladder inzicht in de organisatie-performance én geeft zij richting. Tot nu toe ontbreekt een dergelijke ladder voor de CE. Tijd voor een aanzet.
Circulaire economie in vijf fasen
Het sluiten van de verschillende kringlopen van een organisatie kan nooit tegelijkertijd plaatsvinden. Zij worden eerder in fasen gesloten. Hier onderscheiden we vijf van die fasen. Deze lopen van eenvoudig naar complex. Ieder fase beschrijft een ontwikkelstadium van een organisatie om haar processen volgens de idee van gesloten kringlopen te organiseren.
1 De eerste fase is aan te duiden met ‘in-huis circulariteit’. Hierbij zorgt een organisatie, al dan niet geholpen door toeleveranciers, ervoor dat kringlopen die geheel binnen de scope van de organisatie plaatsvinden, gesloten worden. Een sprekend voorbeeld hiervan is de groenten-kweker die warmte, water en chemicaliën in een gesloten kringloop binnen zijn eigen bedrijf houdt.
2 Bij de tweede fase ligt de focus al niet meer op de enkele organisatie, maar komt een gedeelte van een productieproces, waar meerdere organisaties bij betrokken zijn, in beeld. Deze fase noemen we ‘gedeeltelijke keten-integratie’. Binnen een bestaande productieketen ontstaat in deze fase een partiële (gesloten) kringloop. Zo kan bijvoorbeeld het afval van de ene partij gebruikt gaan worden als grondstof voor de andere, waardoor er hergebruik ontstaat. Daarbij vindt moet ook aandacht besteed worden aan de verdeling van kosten en baten tussen de partijen. Een debat over verdienmodellen doet dan zijn intrede.
3 Fase 3 gaat weer een stap verder en laat op basis van één specifiek materiaal een volledig gesloten ‘simpele’ kringloop zien. Deze is te benoemen als een materiële mono-stroom kringloop. In deze fase worden productieprocessen zodanig ingericht dat een materiaal dat eenmaal is verkregen uit een natuurlijke bron, binnen een gesloten kringloop terechtkomt (denk aan papier, ijzer, plastic, etc.). Ambitie is om vrijwel volledige recycling te organiseren. Binnen deze derde fase is het cruciaal dat alle partijen met elkaar zorgen voor het sluiten van die specifieke kringloop. Dat vraagt om samen organiseren inclusief de daarbij behorende verdienmodellen. Dat geldt hier en in toenemende mate voor de volgende fasen.
4 Ingewikkelder wordt het op het moment dat er sprake is van meerdere mono-materiële kringlopen die onderling van elkaar afhankelijk zijn. De complexe kluwen van kringlopen en betrokken partijen die zo ontstaat is kenmerkend voor Fase 4 van de Kringlopen Ladder. Er ontstaat een organisatie-ecologie van bedrijven en partijen, die leidt tot subsystemen. In samenhang deze met elkaar organiseren en coördineren wordt een cruciale voorwaarde om zo’n circulaire ecologie ‘up en flying’ te krijgen. De onderliggende organisatie-, business- en verdienmodellen moeten in deze fase complementair ten opzichte van elkaar zijn.
5 Op het hoogste niveau van de Kringlopen Ladder is een verdere vervlechting van in elkaar grijpende, complexe kringlopen en subsystemen te zien. Dit mondt uit in een organisatorisch-economisch systeem. In deze fase gaat het om het met alle betrokken organiseren van dat systeem met inbegrip van de institutionele context. Pas dan is er sprake van een volwassen circulaire economie.
De hier voorgestelde Kringlopen Ladder heeft niet de pretentie van toepassing te zijn op alle mogelijke soorten van kringlopen. Nu is met name gekeken naar de kringlopen rondom materialen c.q. grondstoffen. Wat hier bijvoorbeeld niet aan bod is gekomen is het onderscheid tussen korte en lange kringlopen en het hoe materie-behoud in kringlopen zich in de tijd ontwikkelt. Want wat is het effect van kringlopen die bijvoorbeeld 10, 20 jaar of langer duren? Wat betekent dat voor het behoud van de gebruikte materialen en grondstoffen? Daarnaast laat deze Kringlopen Ladder nog hele andere ontwikkelingen zien. Voldoende ‘food for thought’ voor een volgende column.
Jan Jonker is hoogleraar Duurzaam Ondernemen aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Zijn werk concentreert zich op nieuwe business modellen in een veranderende economie. Zijn meest recente bestseller is ‘Nieuwe Business Modellen; Samen Werken aan Waardecreatie’ (2014). Momenteel werkt hij aan de opbouw van een landelijk onderzoek over Business Modellen voor de Circulaire Economie.
Niels Faber is onderzoeker aan de Radboud Universiteit Nijmegen en docent aan de Hanzehogeschool Groningen. Sinds 2002 doet hij onderzoek op het gebied van sociale duurzaamheid, met een focus op kennismanagement, organisatievormen en besluitvorming. Zijn onderzoeksfocus ligt op emergente vormen van organiseren rond duurzaamheid. Hij is auteur van meer dan 50 publicaties, inclusief boeken, boekhoofdstukken en artikelen en conferentie bijdragen.