Als we in Nederland de doelstelling van het Energieakkoord willen halen, mogen we wel opschieten. Over zeven jaar moet 16% van de gebruikte energie hernieuwbaar zijn. Nu is dit slechts 6% en daarmee bungelt ons land onderaan de Europese lijst. Minister Henk Kamp (Economische Zaken) zou dus haast moeten hebben. Maar met zijn in januari gepresenteerde Energierapport 2016 maakt hij een flegmatische indruk. In plaats van een oproep tot actie doet de minister het voorstel om te praten: een energiedialoog. En bij gebrek aan plannen van zijn kant legt hij het initiatief bij de markt en de samenleving.
Is het een somber verhaal zonder gevoel en urgentie?
Behalve flegmatisch toont Kamp zich ook somber. De Nederlandse burger mist het gevoel van urgentie dat noodzakelijk is voor een transitie naar een duurzame energie-opwekking, stelt hij. Maar wie het Motivaction-onderzoek, waarop Kamp zich baseert, nauwkeuriger leest, wordt juist opgewekt. Ik citeer: ‘Iets meer dan de helft van de Nederlanders geeft aan een bijdrage te willen leveren aan een duurzame energievoorziening. En een even grote groep denkt klimaatverandering ook te kunnen tegengaan door de keuzes die men zelf maakt.’ En wie nog beter heeft opgelet, weet dat het niet alleen bij voornemens blijft: Nederland kent ruim 500 lokale initiatieven op het gebied van duurzame energie.
Beleid van tegenstrijdige prikkels
In de hoop dat er echt wat te praten valt neem ik de uitnodiging voor een dialoog graag aan en doe ik een voorstel voor een nieuw energiebeleid, waarmee we meer kans maken de doelstelling van het Energieakkoord te halen dan bij voortzetting van het huidige beleid. Het huidige beleid geeft tegenstrijdige prikkels. Enerzijds subsidieert het investeringen in duurzame energie — Economische Zaken stelt dit jaar circa € 8 mrd beschikbaar (Subsidie Duurzame Energie+) — anderzijds belast de overheid het verbruik van energie via de energiebelasting, ook als deze uit een duurzame bron komt. De administratieve lasten die voortkomen uit het gelijktijdig subsidiëren en belasten van duurzame energie vertragen de ontwikkeling van nieuwe projecten. Doordat de energiebelasting op geen enkele wijze is gerelateerd aan de CO2-uitstoot die samenhangt met het opwekken of gebruiken van de energie stimuleert de overheid indirect het gebruik van fossiele brandstoffen.
De vervuiler betaalt
Nederland heeft een daadkrachtiger aanpak nodig. Laten we energiebelasting heffen op basis van de uitstoot van CO2 volgens het principe van ‘de vervuiler betaalt’. Gas en stroom van verschillende bronnen krijgen dan elk een ander belastingtarief. Het nieuwe systeem lijkt hiermee op het systeem van btw, waarbij in plaats van toegevoegde waarde de CO2-uitstoot wordt belast.
Voordelen te over
Energiebelasting volgens dit principe heeft drie voordelen: ten eerste krijgen investeringen in duurzame energie een stimulans, doordat elektriciteit uit hernieuwbare bronnen aanzienlijk meer waard wordt dan elektriciteit die wordt verkregen met fossiele brandstoffen als kolen en gas.
Ten tweede kan een deel van de Subsidie Duurzame Energie worden afgeschaft, wat niet alleen miljarden euro’s scheelt maar ook administratieve rompslomp. En ten slotte zal dan blijken dat de maatschappelijke kosten van kolencentrales zo hoog liggen dat ze waarschijnlijk worden stilgezet.
Dus vervang de energiebelasting door een nieuwe belasting op basis van de hoeveelheid vervuiling. Wie meer CO2–uitstoot veroorzaakt, betaalt meer belasting. De markt kan zijn werk doen, de overheid heeft een robuust controlemiddel en een bestendige inkomstenbron uit energie. En — het belangrijkste — Nederland heeft een realistisch perspectief op een duurzame wereld, gebaseerd op hernieuwbare energiebronnen.
Evert den Boer, CEO Greenchoice