De coronacrisis laat diepe sporen na in de zorg. Na de massale uitval van vraag én aanbod in maart en april is het opstarten van de reguliere zorg nog volop gaande. Daarbij beperkt de anderhalvemeterrichtlijn de totale zorgcapaciteit. Een terugkeer naar volledige benutting van de zorgcapaciteit zal pas plaatsvinden wanneer een vaccin beschikbaar is. Tegelijkertijd schuiven vooral kwetsbare patiënten een doktersbezoek nog op de lange baan uit angst voor besmetting.
Ten opzichte van 2019 zal de terugval van het totale zorgvolume dit jaar naar verwachting tussen de 5 en 10% bedragen.Historisch gezien is dit uniek. De hoeveelheid geleverde zorg groeide de afgelopen decennia jaar in jaar uit. Zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten trekken miljarden uit om zorgaanbieders te compenseren voor de teruglopende omzet en de oplopende kosten veroorzaakt door de coronacrisis. Daardoor lopen de zorguitgaven verder op. Dit blijkt uit het vooruitzicht zorg van het ING Economisch Bureau.
Historische afname van de zorgverlening in 2020
Nu de verwijzingen vanuit huisartsen weer op niveau zijn en zolang de covidbesmettingen relatief laag blijven, kunnen zorgverleners weer meer patiënten behandelen. Dat dit niet altijd even snel gaat blijkt bijvoorbeeld uit de achterblijvende IC-bezetting. Het aantal covidpatiënten op de IC is inmiddels nihil, maar de bezetting is nog altijd slechts zo’n twee derde van de gemiddelde bezetting van voor de coronacrisis. Al met al lijkt het zorgvolume in 2020 zo’n 5 tot 10% te gaan krimpen. Historisch gezien zou krimp uniek zijn na de jaarlijkse groei die in de afgelopen decennia plaatsvond.
“Corona blijft de zorg voorlopig parten spelen. Juist in de zorg komen veel kwetsbare mensen bij elkaar. Zorgaanbieders zijn daarom terecht zeer zorgvuldig in het naleven van de anderhalvemeter-richtlijn. Onvermijdelijk is dat het opschalen van de reguliere zorg hierdoor wordt vertraagd en de hoeveelheid in te halen zorg zich blijft opstapelen”, aldus Edse Dantuma, ING sectoreconoom zorg.
Langdurige zorg blijft beter op peil dan geneeskundige zorg
De volumekrimp varieert sterk gedurende het jaar, per regio en tussen deelsectoren onderling. Het dieptepunt lag in april, toen onder meer bij fysiotherapeuten, tandartsen en sommige ziekenhuisspecialismen de zorgvolumes soms meer dan 50 procent terugvielen. Hoewel dit jaar ook voor de langdurige zorg zeer zwaar is, blijft het zorgvolume daar veelal beter op peil. Het grootste deel van deze zorg wordt aan opgenomen cliënten verleend. De bezetting van ggz- en gehandicapteninstellingen, maar ook die van verpleeghuizen is gemiddeld genomen niet ver teruggevallen.
Coronamaatregelen beperken zorgcapaciteit
Het afstand houden beperkt de totale zorgcapaciteit. Vaak kan nog niet de helft van het normale aantal patiënten in de wachtkamer plaatsnemen. Zo vergt het opschalen van ziekenhuiszorg nauwkeurige beheersing van patiënten- en bezoekersstromen om de anderhalvemeterrichtlijn zo goed mogelijk na te leven. Gevolg is dat de gemiddelde wachttijd voor patiënten nog geruime tijd hoog blijft, met name op de poliklinieken. Operatiekamers en spoedeisende hulp raken al steeds beter bezet. Waar mogelijk schakelen zorgverleners met inzet van digitale toepassingen over op zorg op afstand. Toch zal een terugkeer naar volledige benutting van de zorgcapaciteit vermoedelijk pas plaatsvinden wanneer een vaccin beschikbaar is. Pas dan zullen ook kwetsbare patiënten de dokter niet langer mijden.
Compensatie van groot belang vanwege hoge vaste kosten
De compensatieregelingen van zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten moeten de financiële impact van de virusuitbraak zoveel mogelijk neutraliseren. Daardoor lopen de zorguitgaven verder op. Daarnaast hebben begin juli al meer dan 16.000 organisaties uit de zorg- en welzijnssector gezamenlijk ruim 170 miljoen euro aan NOW-gelden ontvangen. Dit zijn veelal kleinere organisaties die grotendeels niet-verzekerde zorg leveren. De tegemoetkomingen zijn van groot belang, omdat de relatief hoge vaste kosten en lage variabele kosten veel zorginstellingen beperkt in hun kortetermijn-aanpassingsvermogen.