Het werken aan de triple transitie is momenteel in volle gang. Zo is voor de zomer het ‘Voorstel voor hoofdlijnen van het Klimaatakkoord’ (VHKA) gepresenteerd. Op 5 oktober jongstleden volgde de kamerbrief van de verantwoordelijk minister waarin onder andere de aanzet voor het vervolg uiteen werd gezet. Belangrijkste boodschap is dat met de koers die is voorgesteld de klimaatdoelstelling van een reductie van CO2 uitstoot met 49% in 2030 ten opzichte van 1990 gerealiseerd kan worden. Kortom, een positief bericht.
Vraag blijft wel of dit zal leiden tot een duurzame Nederlandse samenleving. Wordt niet te veel (blind) gevaren op de veronderstelling dat technologische ontwikkeling de oplossing zal bieden? En zullen de beoogde oplossingen inderdaad hun weg naar gebruik vinden zoals dit verondersteld wordt? Is de gekozen aanpak van het akkoord daarvoor niet te beperkt, om tot de transitie naar een duurzame samenleving te komen?
Op hoofdlijnen
De klimaatopgave, en het daaruit voortvloeiende klimaatakkoord en VHKA, vormt samen met de energietransitie en de transitie naar een circulaire economie de triple transitie waar Nederland voor staat. Het VHKA geeft vorm aan een deel van deze transitieopgave. Zij laat zien welke routes er binnen de vijf sectoren Elektriciteit, Gebouwde Omgeving, Industrie, Landbouw en Landgebruik, en Mobiliteit zijn uitgedacht om aan de klimaatopgave tegemoet te kunnen komen. Aan elk van de zogenaamde sectortafels is daarbij gekeken naar de mogelijke richtingen waarin verduurzaming plaats kan vinden. De voorgestelde richtingen betreffen een breed palet aan maatregelen dat reikt van bekende oplossingen als zon- en windenergie tot verduurzaming van het consumentendieet en van elektrificatie tot aan gedragsverandering bij reizigers. Naast sector-gebonden oplossingsrichtingen worden tevens gezamenlijke thema’s onderscheiden, zoals de overgang van fossiele naar hernieuwbare brandstoffen en de realisatie van een integrale innovatie-agenda.
Alles bij elkaar genomen zal het hele pakket in 2030 moeten resulteren in een reductie van CO2-emissies met 49% ten opzichte van het referentiejaar 1990. Zowel het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) als het Centraal Planbureau (CPB) hebben aangegeven dat deze doelstelling met de voorgestelde hoofdlijnen behaald zouden kunnen worden. En dat tegen jaarlijkse meerkosten van 3 à 4 miljard euro tot en met 2030, die gepaard gaan met de voorgestelde technische maatregelen. Daarnaast worden de nodige additionele investeringskosten tot 2030 ingeschat op zo’n 80 à 90 miljard euro, waarvan 50 miljard voor de ombouw van de energiehuishouding. Deze kostenberekening is dan nog wel exclusief de kosten voor mobiliteit. Als we dit afzetten tegen de rijksbegroting, zo’n 303 miljard euro slechts voor 2019, vallen deze kosten alleszins mee. Hoe de meerkosten en benodigde investeringen ingepast zullen worden in deze begroting is op dit moment nog niet helder.
Vind jij goede en onafhankelijke informatie over een duurzame en klimaatveilige toekomst belangrijk? En helpt Duurzaamnieuws.nl je daarmee? Help ons dan met een donatie. Dank je wel.
Liever eerst een tijdje volgen? Meld je dan aan voor de gratis nieuwsbrief.
In technology we trust
Er is daarentegen ook de nodige kritiek te lezen op het VHKA in de beschouwingen van zowel CPB als PBL. Belangrijkste kritiek is dat de hoofdlijnen nog te weinig detail laten zien. Daarnaast wordt onvoldoende duidelijk of de voorgestelde denkrichtingen daadwerkelijk zullen leiden tot de beoogde CO2-reductie. Ook is aangegeven dat de samenhang van de verschillende maatregelen niet helder is, laat staan de samenhang met de voedseltransitie en de transitie naar een circulaire economie. Deze kritieken zijn in het licht van de huidige fase waarin de uitwerking van het klimaatakkoord zich bevindt wellicht nog uit te leggen.
Als we echter verder door de oogharen naar de hoofdlijnen van het klimaatakkoord kijken, vallen ook een aantal andere zaken op. Meest in het oog springend is wel de sterke nadruk die wordt gelegd op technologische innovatie. Dat is niet vreemd, gezien de gedachte dat technologie oplossingen biedt al sinds het begin van de Industriële Revolutie een centrale plek in het economisch denken inneemt. Daarbij wordt wel in het VHKA meermalen aangegeven dat burgers en consumenten een cruciale rol spelen in het doen slagen van de voorgestelde routes. Daarbij moet opgemerkt worden dat deze partijen niet aan tafel zitten en dus in het proces geen inbreng hebben (zie ook het VHKA). Vanuit de transitiegedachte is dit op zijn minst opmerkelijk te noemen, gezien een transitie een gezamenlijke ontwikkeling naar een nieuwe situatie omvat. Al geruime tijd is duidelijk dat het vroegtijdig betrekken van eindgebruikers (burgers) bij dit soort van processen leidt tot een verhoogde acceptatie. Het PBL herkent dit probleem deels en merkt op dat het nog onzeker is of burgers ook werkelijk de voorgestelde maatregelen zullen overnemen. Gegeven het belang en de urgentie van het klimaatprobleem zou acceptatie randvoorwaardelijk moeten zijn.
Fundamenteler is echter, dat in het VHKA nauwelijks een reflectie plaatsvindt op de onderliggende oorzaken van het klimaatprobleem. De focus ligt op het oplossen van het probleem rondom CO2-emissie. Sinds het verschijnen van het rapport van de Club van Rome in 1972 weten we echter al dat de oorzaak voor het klimaatprobleem ligt in ons collectief, economisch gedreven handelen. We krijgen steeds vaker signalen dat dít handelen niet goed verenigbaar is met de mogelijkheden die onze planeet ons biedt. En juist het handelen dat voortvloeit uit de huidige economische inrichting is bij voorbaat al geen punt van discussie aan de verschillende sectortafels. De huidige koers van het klimaatakkoord lijkt daarbij haaks te staan op de ambitie bij te dragen aan een duurzame Nederlandse samenleving.
Bijdragen aan transitie
Transitie is het met elkaar ontwikkelen van een fundamenteel nieuw systeem. In plaats van te zoeken naar bestendige, fundamentele oplossingen, bestaat de kans dat het klimaatakkoord blijft hangen in de periferie van het klimaatprobleem. Namelijk, in een aaneenschakeling van technologische hoogstandjes die inderdaad leiden tot de vereiste CO2-reductie. De transitie naar een duurzame samenleving is daarmee dan wel gereduceerd tot een technologisch verbetertraject en lijkt daarmee de werkelijke problematiek uit het oog te verliezen. Of het technologische instrument past bij de aard van het probleem, lijkt nauwelijks ter discussie te staan. Het heeft er sterk de schijn van dat aan de spreekwoordelijke timmerman is gevraagd het klimaatprobleem op te lossen. Deze geeft aan vooral ‘spijkers’ te verwachten en stelt voor hiervoor een hamer te gebruiken. Nu alleen nog een wereld vinden die uit louter spijkers bestaat.
Niels Faber is onderzoeker aan de Radboud Universiteit Nijmegen en docent aan de Hanzehogeschool Groningen. Zijn onderzoek concentreert zich op de organisatorische aspecten van duurzame ontwikkeling. Dit vertaalt zich in drie gerelateerde thema’s: de transitie naar een duurzame samenleving in het bijzonder een circulaire economie, nieuwe vormen van organiseren voor duurzaamheid en het meten van duurzaamheid. Hij heeft meer dan 50 publicaties gerealiseerd, inclusief boeken, boekhoofdstukken en artikelen en conferentie bijdragen en is co-redacteur van een serie online columns over de circulaire economie.