Nederland gebruikt maatregelen voor het verduurzamen van de bestaande woningvoorraad die in de praktijk nauwelijks effect hebben. Dat blijkt uit onderzoek van Lorraine Murphy. Als we onze klimaatdoelstellingen willen halen, moeten we slimmere beleidsinstrumenten ontwikkelen, stelt de Delftse promovendus.
Maatwerkadviezen die veel Nederlanders krijgen voor de verbetering van de energieprestatie van hun woning blijken zelden effectief. Slechts 30 procent van de betrokkenen doet er iets mee. Dat blijkt uit het onderzoek waarop Murphy op 14 november promoveerde aan de faculteit Bouwkunde van de TU Delft. Zij hield voor dat onderzoek een online enquête onder ruim vijfduizend particuliere huiseigenaren.
Zij pleit voor verduurzamingsmaatregelen met een verfijnder karakter, gebaseerd op een beter begrip van huiseigenaren. “De nadruk ligt nu teveel op terugverdientijd. Huiseigenaren zijn veel genuanceerder in hun investeringsbeslissing dan de beleidsinstrumenten doen vermoeden.” Wooncomfort, woningwaarde, geluidsreductie en interesse in nieuwe technologieën zijn andere factoren die een rol spelen.
Pijnlijke kloof tussen ambities en praktijk
Het promotieonderzoek laat een pijnlijke kloof zien tussen de hoge ambities en de praktijk van het klimaatbeleid. Nederland wil in 2020 20 procent minder broeikasgassen uitstoten en 14 procent meer hernieuwbare energie gebruiken. Aan die ambities moet verduurzaming van de bestaande woningvoorraad een flinke bijdrage leveren. Maar met die ambities wil het nog niet vlotten.
Vind jij goede en onafhankelijke informatie over een duurzame en klimaatveilige toekomst belangrijk? En helpt Duurzaamnieuws.nl je daarmee? Help ons dan met een donatie. Dank je wel.
Liever eerst een tijdje volgen? Meld je dan aan voor de gratis nieuwsbrief.
De invoering van energielabels is een voorbeeld van een maatregel die doelstellingen per individuele woning helder moet maken. In de praktijk heeft het bar weinig direct effect, zeker in de onderzochte periode (2011-2012), toen een systeem van handhaving ontbrak. Veel bewoners zien de waarde van energie-efficiëntie in, maar om uiteenlopende redenen handelen ze daar vaak niet naar. Wat huiseigenaren wel of niet doen met de informatie die ze ontvangen vereist volgens Murphy nader onderzoek. Dat hun hoge energieverbruik geld kost, kunnen ze moeilijk terugzien.
Nederland kent ook geen systeem als momenteel in het Verenigd Koningrijk wordt onderzocht, waarbij woningen met een label F of G extra worden belast. Daarmee ontbreekt een aanvullende stimulans om de eigen woning aan te pakken. Het energielabel blijkt ook nauwelijks van invloed op de aankoopbeslissing van een woning. Slechts 10 procent geeft aan dat dit een rol heeft gespeeld. Het energielabel stimuleerde slechts 22 procent van de ondervraagden om energiebesparende maatregelen te nemen na de aankoop.
Aanpak niet bij voorbaat effectief
Voor haar proefschrift ‘Policy Instruments to Improve Energy Performance of Existing Owner Occupied Dwellings. Understanding and Insight’ hield Murphy alle beleidsinstrumenten tegen het licht die Nederland in 2011 en 2012 gebruikte om de energieprestatie van bestaande koopwoningen te verbeteren. In grote lijnen zijn die vandaag nog in werking in dezelfde of licht gewijzigde vorm. Wat opviel bij de meeste van de onderzochte voorlichtingscampagnes, subsidies, energiebelastingen en energieleningen is dat er stomweg vanuit wordt gegaan dat ze effectief zullen zijn. Veel instrumenten bevatten aannames over de doelgroep die nooit formeel zijn bewezen of ontkracht.
Een positieve uitzondering is de subsidie ‘Meer met Minder’. Bij 57 procent van de respondenten van de enquête leidde deze op prestaties gebaseerde subsidie tot daadwerkelijke investeringen in de energiehuishouding van hun woning.
Permanente en verfijndere instrumenten
De promovendus pleit voor minder ‘hapsnap’ subsidieregelingen. In plaats van financiële ondersteuning die binnen korte tijd weer verdwijnt zouden er permanente instrumenten moeten komen voor verbetering van de energie-efficiëntie van (particuliere) woningen. Ook zouden stimuleringsinstrumenten slimmer en verfijnder moeten zijn en meer gericht op het daadwerkelijk energieverbruik: een goed energielabel mag geen vrijbrief zijn voor verkwisten van energie.