Op de zaterdagochtend waarop dit geschreven wordt heeft de Volkskrant een fotoserie van een jonge Australische vrouw die borstkanker kreeg terwijl ze borstvoeding gaf. Ze onderging chemotherapie en een mastectomie. Het stuk sluit af met het bericht dat het inmiddels goed met haar gaat. De foto’s zijn liefdevol, maar schokkend. Want dit hoort niet, zegt het gevoel.
Eigenlijk zou dit stuk beginnen met een eigen observatie. De buurjongen van veertien steekt op krukken de straat over. Zijn gelaat is zo bleek als een vel papier en op zijn hoofd draagt hij een petje. Hij is kaal van de chemo namelijk, want hij heeft botkanker in zijn onderbeen. Hij glimlacht flauwtjes, hij weet dat de prognose gunstig is. Maar hij moet wel door een reeks akelige behandelingen heen.
Waarom krijgen deze jonge mensen kanker? Dat is gissen. In het eerste geval is het misschien een van de twee beruchte BRCA-genen, die erfelijk zijn en voor sommige jonge dragers een reden om preventief de borsten te laten verwijderen. In het tweede geval is het domme pech. Kanker komt in zijn familie niet voor, hij kan het zomaar gekregen hebben door een ongelukkig verlopen reeks celmutaties. Een geluk bij een ongeluk is dat zijn vader radioloog is en al snel met een collega zijn zoon, die al enige tijd last had van zijn been, na werktijd onder het röntgenapparaat kon leggen.
In Nederland is de stichting KiKa actief met fondsenwerving voor onderzoek naar kinderkanker. De website vermeldt dat van de gemiddeld 600 kinderen die jaarlijks kanker krijgen 81 procent overleeft. Dat betekent dat zo’n 120 kinderen in Nederland jaarlijks overlijden aan enige vorm van kanker, meestal leukemie of hersentumoren. Het percentage genezingen stijgt, dat is goed nieuws.
Kanker geldt van oudsher als ouderdomsziekte. Hoe raadselachtig de ziekte ook mag zijn, we zijn vertrouwd geraakt met het akelige gegeven dat veel ouderen vroeg of laat de diagnose kanker krijgen. Een derde van de nieuwe kankerpatiënten is ouder dan 75 jaar. Doordat de bevolking als geheel gemiddeld ouder wordt, stijgt het aandeel oudere patiënten. Dat is een demografisch verschijnsel dat zich al langer voordoet. Veel van de soorten kanker zijn goed te behandelen. Met landelijke onderzoeksprogramma’s naar borst- en darmkanker worden veel gevallen vroegtijdig opgespoord en kan behandeling succesvol zijn. Meer ouderen overlijden met (genezen) kanker en minder aan kanker.
Een wereldomspannend onderzoek uit 2022 naar de risicofactoren van kanker had onder meer als uitkomst dat 44 procent van de overlijdens aan kanker te voorkomen is: “Deze bevindingen benadrukken dat een aanzienlijk deel van de wereldwijde kankerlast kan worden voorkomen door interventies die gericht zijn op het verminderen van blootstelling aan bekende risicofactoren, maar ook dat een groot deel van de kankerlast wellicht niet kan worden voorkomen door beheersing van deze ingeschatte risicofactoren.” Kortom: preventie kan bijna de helft van de sterfte aan kanker voorkomen, de rest is pech.
Het KWF, het Koningin Wilhelmina Fonds, liet TNO becijferen welk aandeel de diverse risicofactoren hebben in het vóorkomen van kanker in de Nederlandse bevolking. Dat leverde een overzichtelijk ‘interactief dashboard’ op waarop de data in grafieken zijn weergegeven. TNO rekende de Populatie Attributieve Fractie (PAF) uit van elk risico. Dat is het percentage van het totaal van de gevallen dat kan worden voorkomen als de risicofactor geheel zou wegvallen.
De risicofactoren en de PAF’s zijn de volgende (de percentages zijn afgerond):
– leefstijl 25% [roken (16%), ongezonde voeding (5%) overgewicht (4%), weinig bewegen (2%), alcohol (1%)]
– leefomgeving 8% [natuurlijk UV-straling (5%), fijnstof (2%), en radon (<1%)]
– infecties 2% [HPV (1,5 %), Helicobacter pylori (0,5%), HIV + Hepatitis B en C (0,5%)]
– reproductie 0,3% [geen borstvoeding, orale anticonceptie, perimenopauzale hormonen]
De gegevens komen uit het peiljaar 2019, toen 120.000 Nederlanders de diagnose kanker kregen, waarvan dus 40.000 door de onderzochte risicofactoren, 1/3 van het totaal. Roken was de koploper met 20.000 gevallen. Alcohol, te weinig groente, te veel bewerkt vlees en te weinig vezels elk 1000 à 1500.
2500 gevallen zijn toe te schrijven aan fijnstof in de lucht, dat is 1/16 van het totaal aan te voorkomen gevallen. Fijnstof veroorzaakt longkanker, ook bij mensen die nog nooit gerookt hebben. Met roken, alcohol drinken en slecht eten kan je stoppen, met buitenlucht inademen niet. Het TNO-rapport geeft gemiddelden van over het hele land, maar tekent erbij aan dat per regio de uitstoot van fijnstof en andere schadelijke stoffen sterk kan verschillen.
In de onderzoeksliteratuur naar gezondheidsrisico’s wordt een verschil gemaakt tussen grotere en kleinere fijnstofdeeltjes, uitgedrukt in ‘particulate matter’ PM10 en PM2,5. De eerste zijn 10 micrometer (0,01 mm) of kleiner, de tweede 2,5 micrometer of kleiner. Vooral de laatste zijn carcinogeen, omdat ze zich in de longblaasjes nestelen.
Het TNO-rapport vermeldt in een bijlage de ‘risicofactor-kankercombinaties die niet werden bestudeerd’. Daaronder ‘chemische stoffen’, zoals de verschillende PFAS-soorten. Volgens TNO is er “onvoldoende bewijs voor een causale relatie met kanker”. Dat betekent dat de onderzoekers die relatie niet hebben aangetroffen in de beschikbare data, maar het betekent niet dat die er niet is. Actueel is de ophef over de grote vervuiling met PFAS in de omgeving van de DuPont/Chemours-fabriek bij Dordrecht. Een PFAS (perfluoroctaanzuur) kwam daar in grote hoeveelheden vrij door de productie van teflon.
PFAS-stoffen zijn hormoonverstorende ‘forever chemicals’, en daardoor biocumulerend. Hoe groter en langer de blootstelling aan de stoffen, hoe groter de kans op kanker. In (industrie)gebieden waar PFAS wordt uitgestoten, komen meestal ook andere chemische stoffen en fijnstof in de lucht, zoals in de omgeving van Tata Steel. De zorgwekkende situatie doet zich voor dat veel van de vervuilende uitstoot binnen wettelijke toegestane marges blijft, maar dat niemand precies weet welke waarden (en combinaties daarvan) schadelijk zijn. Juist door het cumulatieve effect hebben ouderen er meer van te vrezen dan jongeren, bij kortere blootstelling.
Maar inmiddels is wel duidelijk dat PFAS en PM2,5 carcinogeen zijn. Het allerfijnste fijnstof zelfs in kleine hoeveelheden, PFAS door het cumulerende effect. De Rotterdamse rechtbank had genoeg bewijs over de schadelijkheid en de onrechtmatigheid van de uitstoot door Chemours (vonnis van 27 september 2023) om het bedrijf aansprakelijk te stellen voor de vervuiling in de omgeving. Voor veel oudere, zieke bewoners zal het een schrale troost geweest zijn.
Ouderdomskanker hoort kennelijk bij het leven. Maar kanker onder jongeren niet. Dat is het onderliggende sentiment bij de berichtgeving over de toename van kanker onder jongeren, te definiëren als onder de 50, de grens waarop het risico (statistisch) toeneemt (en er gescreend wordt). Sinds 1990 neemt het aantal gevallen van zogenaamde ‘early onset’ kanker met elke generatie toe. Dat heet een seculiere trend: gestaag omhoog. Het aantal mensen onder de 50 jaar dat wereldwijd de diagnose kanker krijgt is in drie decennia met bijna 80 procent toegenomen, volgens een groot onderzoek.
In Nederland kregen in 2022 ongeveer 4000 jongvolwassenen tussen de 18 en 39 jaar (zogeheten AYA’s, ‘adolescents and young adults’) de diagnose. “Er leven op dit moment in Nederland iets meer dan 32.000 adolescenten en jongvolwassenen met of na kanker.” Dat staat in het rapport ‘Kanker bij jongvolwassenen’ van Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) en het Nationaal AYA ‘Jong & Kanker’ Zorgnetwerk, dat op 14 mei een congres organiseert over de zorg aan jongvolwassen patiënten.
De vraag is: wat verklaart die enorme stijging van 80 procent sinds 1990? Er zijn geen cijfers over de Nederlandse situatie. Genetisch zijn mensen van die leeftijd niet veranderd. De blootstelling aan externe factoren, zoals milieuvervuiling, is deels een verklaring. Zoals gezegd is niet elke vorm van luchtvervuiling (ook niet een ‘mix’ van uitgestoten stoffen) meegenomen door TNO bij gebrek aan duidelijke cijfers. Wat wel vaststaat, is dat de luchtvervuiling in Nederland in die tijd niet is toegenomen. De uitstoot van fijnstof door de industrie en de intensieve veehouderij is in die periode gedaald. Het aantal jonge rokers is in die periode zelfs gehalveerd. En hoewel binge-drinken onder tieners een probleem is, is sinds 2003 het alcoholgebruik onder jongeren gedaald, mede door de NIX-campagnes.
Wat blijft er dan over? Die vraag is gemakkelijker te beantwoorden als uitgesplitst wordt naar soorten kanker onder jongeren. The New York Times berichtte vorige maand over de toename van darm- en endeldarmkanker onder jongeren in de Verenigde Staten. De toename is zo groot, dat een genetische verklaring die niet meer dekt.
Een verklaring moet gezocht worden in wat er in de leefstijl van de huidige generatie onder de 50 veranderde. Onderzoekers wijzen meerdere factoren aan: obesitas, hogere consumptie van rood vlees (vooral zichtbaar in landen met stijgende welvaart), slechte kwaliteit van de voeding (vooral veel bewerkt en fast food) en gebrek aan beweging door een meer zittend bestaan. Ontoereikende voeding, met te weinig vezels, te veel suiker en vet en te weinig antioxidanten van plantaardig voedsel, veroorzaken dysbiose, onbalans van de samenstelling van de darmbacteriën. Dat leidt tot darmklachten, maar via de connectie met het immuunsysteem mogelijk ook tot carcinogene processen.
Obesitas is geassocieerd met een aanzienlijke stijging van zes soorten kanker onder jongeren (multipel myeloom, colorectaal, baarmoeder, galblaas, nier en pancreas). Maar niet alle darmkankerpatiënten zijn te dik of bewegen te weinig. Een andere mogelijke, maar goeddeels onbewezen factor is medicijngebruik, in het bijzonder antibiotica, NSAID’s, zoals ibuprofen, en maagbeschermers (protonpompremmers, pantoprazol ed.)
“Vijf jaar na diagnose is 85% van de AYA-patiënten nog in leven,” aldus het rapport van het AYA-Zorgnetwerk. Bij veel van die patiënten is de diagnose niet te laat gesteld en was behandeling succesvol. “Bij jongvolwassenen die gezondheidsklachten ervaren wordt vaak laat gedacht aan de mogelijkheid van kanker,” aldus het rapport. De nationale screeningprogramma’s voor darm- en borstkanker richten zich op de grootste risicogroepen, mannen en vrouwen ouder dan 55 voor darm- en onder de 50 voor borstkanker.
Bij jongeren wordt kanker vaak bij toeval, na aanhoudende onverklaarbare klachten, en daardoor vaak in een laat stadium van de ontwikkeling vastgesteld. Latere diagnose kan invloed hebben op de prognose en overlevingskansen. De Gezondheidsraad heeft geadviseerd om een proef met screening op darmkanker van personen van rond de 50 te starten.
In de categorisering van de risicofactoren wordt een onderscheid gemaakt tussen leefstijl en leefomgeving. Maar veel van wat er veranderd is in de afgelopen decennia in de leefomgeving, bepaalt de leefstijl van jongeren. Het zittende bestaan is het gevolg van de digitalisering van werk- en studieomgeving. Er is sprake van een ‘obesogene’ voedselomgeving, waarin veel dikmakend voedsel voorhanden is. Het verslechteren van het eetpatroon is niet altijd een persoonlijke keuze.
Voor veel lage inkomens(landen) is gezonde voeding lang niet vanzelfsprekend. De sociaaleconomische factoren zijn geen leefstijlkeuze, maar allesbepalende omgevingsfactoren. De groep van de AYA’s in westerse landen bestaat uit studenten of jonge werknemers en professionals, die aan het begin van hun loopbaan staan, hun leven moeten opbouwen, en niet in de financiële positie zijn om oplettend en gezond te eten. En ze hebben al helemaal niet de tijd om te bedenken dat hun leefomgeving hun risico op kanker kan vergroten. Want kanker is immers iets van oudere mensen?
Met dank aan Gemma van den Boog van KWF Kankerbestrijding
Huib Stam