Nu Charlie dood is wil iedereen Charlie zijn. Toen Charlie nog springlevend was, wilde eigenlijk niemand dat. Want daar hadden we Charlie voor. Charlie riep toch al wat bange burgers dachten en schijterige media niet durfden zeggen?
Naast de kwetsbaarheid van ons maatschappelijke bestel legt de moord op de redacteuren van Charlie nog iets anders belangrijks bloot: onze collectieve hypocrisie. Wat we de enige dag niet durven zijn willen we ons de andere dag post mortem toedichten.
Dat doen we niet uit opzet natuurlijk; dat doen we vooral vanuit een besef dat we te laat zijn met onze steun. Hadden we maar….
Anders ligt dat met de boodschap die onze regeringsleiders deze dagen de wereld in blazen. ‘Dit is een aanslag op de vrijheid’. Dat doen ze wel met opzet, in de hoop dat het de aandacht afleidt van de kern van het probleem. Die kern bestaat uit de frustraties in grote delen van de wereld over het optreden van onze noordwestelijke helft aldaar. Dat gaat al vele eeuwen terug, tot de tijd van de kruistochten en de eeuwen van kolonisatie.
Toen, en nu nog steeds, gaat het die leiders vooral om hun eigen vrijheid, om andere culturen onze denkbeelden en regimes op te leggen. In het verleden exporteerden we het Christendom niet om Moslims een alternatief te bieden, maar om ze te bekeren. Nu exporteren we de democratie niet om alleenheersers tot andere gedachten te brengen, maar om ons toegang tot hun grondstoffen te verschaffen.
Als je vrijheid serieus neemt gaat dat ook samen met respect. Je kunt over religieuze waarden best met elkaar discussiëren, maar alleen van uit ieders vrijheid zijn eigen religie te beleven. Wanneer je de eigen waarden in die discussie bij voorbaat superieur stelt wordt dat een moeilijk gesprek.
Het politiek-islamitisch extremisme waarmee we nu worden geconfronteerd heeft haar wortels in dit spanningsveld. Naast de frustratie over de lijfelijke inmenging van de VS en de NAVO-landen op hun grondgebied is het verzet vooral ook gericht op het opleggen van een democratisch systeem, dat in de kern lijnrecht in gaat tegen een van de belangrijkste waarden van hun denkraam: de scheiding tussen kerk en staat. Voor de Islam IS de kerk de staat.
Waar je over in gesprek kan gaan is de inrichting van die staat en de wijze waarop haar wetten worden toegepast. Wij gruwen van de in onze ogen onmenselijke en letterlijke toepassing van tucht in de moslimwereld. De uitdaging is hoe we mensen daar kunnen overtuigen dat je geen handen hoeft af te hakken; vanuit een cel kunnen ze ook niet meer stelen.
Dat gesprek kun je niet zomaar ingaan vanuit een geschiedenis en een heden dat bezetting en economische uitbuiting als exploitatiemodel hanteert, zeker niet als je dat doet uit naam van een vrijheid zoals die door de Westerse politiek wordt geïnterpreteerd. Dat is hypocriet, dat is dom, en dat is vragen om problemen. Die hebben we dus.
In de ogen van wie we vandaag als onze vijanden zien, was Charlie een van de scherpste voorbeelden van die vrijheid waarop wij ons beroepen. (Ook in Canada en Australië waren de aanslagen gericht tegen symbolen van de Westerse samenleving ( parlement en cafe / alcoholgebruik )
De mensen van Charlie wisten wat ze deden, en waarom. Daar hebben ze de ultieme prijs voor betaald. Misschien helpt dat om nu de spiraal van toenemend geweld te stoppen. Wij zijn Charlie niet. We hoeven niets meer aan de kaak te stellen; de posities zijn duidelijk.
Wat onze leiders nu kunnen doen is een streep trekken onder het verleden en de Islamitische wereld haar eigen vrijheid laten. Niet dat we daarmee IS en Al Qaida moeten erkennen. Maar wel om de Islamitische wereld in staat te stellen dit probleem vooral binnen eigen gelederen op te lossen. Daar wordt de hele wereld beter van.
Peter van Vliet