Als de afgelopen halve eeuw van studies en publicaties over voeding en gezondheid iets heeft opgeleverd, dan is het wel het inzicht dat de wisselwerking tussen beide heel complex is. Goede voorlichting bieden en onderscheidende journalistiek bedrijven zijn dan ook niet eenvoudiger geworden. Het wetenschappelijke onderzoek is kwantitatief en kwalitatief toegenomen, dat vertalen als advies aan de bevolking is een vak apart. Gemakkelijk geroeptoeter, ego-activisme en dieetfantasieën maken de strijd voor de goede zaak er niet beter op. Niet overschrijven en napraten, maar researchen.
De rages van diëten en hun goeroes zijn wel zo’n beetje voorbij, evenals de ‘diet wars’. Er is niet één restrictief dieet of normatief voedingspatroon dat beter is dan een ander dat het ene voedingsmiddel verbiedt of het andere aanraadt. Gezond, gevarieerd eten, niet te veel en weinig snoepen en snacken. Veel vezels en weinig dierlijk: dat is overal goed voor. Iedereen weet het ongeveer wel. Er is te veel ongezond eten om ons heen en we laten ons te gemakkelijk verleiden.
Het nutrition-onderzoek is de afgelopen decennia aanzienlijk verbeterd, maar er is een bekende paradox in de wetenschap: hoe beter je het bestudeert, hoe minder je weet. Er komen meer nuances, de onderzoeksuitkomsten dienen voorzichtig geïnterpreteerd te worden en de actuele wetenschap wordt zowel belast als gesteund door vroeger onderzoek. Dat laatste geldt zeker voor nutrition.
4 invloedrijke ontwikkelingen
In het vakgebied zijn vier invloedrijke ontwikkelingen te onderscheiden: verbeterd (lab)onderzoek, (naar de genen, het zenuwstelsel en het microbioom); verschuiving van reductionistisch ‘stofjesdenken’ naar een ‘holistische’ benadering van voedselpatronen (de ‘voedingsmatrix’, ‘het mediterrane dieet’); de ‘personalized nutrition’ (individuele verschillen in plaats van gemiddelden); en de blijvende invloed in het latere leven van milieu(vervuiling) en leefstijl door ‘fetal programming’ tijdens de zwangerschap.
Vooral de epidemiologische, op statistische verbanden en kansrekening gebaseerde bestudering van voeding en gezondheid in populaties, is onder vuur komen te liggen. Die methode laat hooguit cijfermatige relaties zien via ondoorgrondelijke data-analyses, geen causale verbanden. Maar ook de ‘gouden standaard’ van de gerandomiseerde, gecontroleerde experimenten (RCT’s) verliezen hun onfeilbare heiligheid. De effecten van voeding in de mens laten zich heel moeilijk begrijpen en bestuderen.
In de historie van de voedingskunde zijn belangrijke ontwikkelingen aan te wijzen die de kennis (blijvend) hebben vergroot. Om drie recente te noemen: de pionierende onderzoeken van het Weizmann Instituut naar de personalised nutrition; de zeer goed opgezette en strak geïnterpreteerde ‘trials’ van de Amerikaanse onderzoeksgroep rond Kevin Hall; en het symposium over ‘The Causes of Obesity’, de oorzaken van obesitas, van de Londense Royal Academy uit 2022.
Het Israëlische Weizmann Instituut liet zien dat er grote individuele verschillen zijn in de reactie van de menselijke stofwisseling, in het bijzonder de glucosehuishouding, op verschillende groepen voedingsmiddelen, de macronutriënten vetten, eiwitten en koolhydraten. Daarmee werden in feite alle restrictieve diëten, die voor iedereen hetzelfde zouden werken, onderuit gehaald.
De fysioloog Kevin Hall liet zien dat we echt meer calorieën eten van ultrabewerkte fabrieksvoeding dan van gewone gezonde voeding. Veel verder dan deze kwantitatieve conclusie ging Hall niet, op zich al duidelijk genoeg. Maar de suggestie dat dit UPF, ontworpen door de voedingsindustrie om smakelijk, aantrekkelijk en gemakkelijk te kunnen consumeren, anders ‘werkt’ in het lichaam, was met die onderzoeken ook gesteund.
Obesitas
Tientallen vermaarde obesitasdeskundigen kwamen in Londen eind 2022 na dagen van presentaties en discussies tot de slotsom dat de multifactoriële ziekte obesitas zeer uiteenlopend oorzaken heeft. Er is niet te zeggen wat obesitas in het bijzonder of ‘het meest’ veroorzaakt, maar wel wat het niet veroorzaakt: gebrek aan wilskracht en veranderingen in onze voeding alleen. Obesitas is een ‘neuro-endocriene vetophopingsziekte’, en als zodanig door alle autoriteiten en instituties van de medische wetenschap erkend.
Genen
Genen veranderen niet in een paar generaties, maar de genexpressie wordt beïnvloed door een groot aantal externe factoren, die de groei van de foetus in hoge mate kunnen bepalen en het hele leven doorwerken. Dit verschijnsel heet epigenetica en wijst op de interactie tussen de omgeving, de leefstijl van de moeder en de genen. Het is een van de ‘causes’ van obesitas en andere ziekten in het latere leven. Heel recent is de aandacht voor ‘forever chemicals’, hormoonverstorende stoffen zoals PFAS.
Om te illustreren hoe het onderzoek op biologisch, medisch, chemisch en labtechnisch gebied ontwikkeld is, of lelijker gezegd: zwalkend is, mag het Grote Cholesterol Verhaal dienen. Na de Tweede Wereldoorlog werd eerst in de Verenigde Staten en later in de rest van de westerse wereld de toename van het aantal hartaanvallen onder mannen toegeschreven aan het eten van vlees, dat verzadigd vet en cholesterol bevat. In de jaren zeventig kwam in Nederland een campagne op gang om ‘De Binnenvetter’ te bestrijden. Niet meer dan 250 mg cholesterol per dag was het advies. Alsof iemand dat precies kan bijhouden.
Cholesterolfobie
Biomedisch onderzoeker Martijn Katan kwam begin jaren zeventig in de Sterrenplaybackshow van Henny Huisman uitleggen, in de hand een potje wit spul, hoe schadelijk cholesterol voor het hart en de bloedvaten was. Diëtisten gingen bedrijfskantines langs om te waarschuwen tegen ballen gehakt en kroketten. Hooguit drie eieren per week en liefst magere zuivel. De uitzending van ‘Andere tijden: Het vet van vroeger’ staat nog online.
Hoe dat verder ging met de cholesterolfobie: Vijftig jaar geleden had je gauw te veel cholesterol in je bloed en liep je een groot risico (niemand had het over roken). Later bleken er twee soorten cholesterol te zijn, het slechte LDL en het goede HDL. Veel HDL was juist goed, veel LDL slecht. Maar hoog totaal cholesterol zei op zich niets over een groter risico. Weer later beschermde meer HDL ook niet tegen hartziekten. Bovendien waren er veel meer soorten cholesterol, ook VLDL en IDL en hun varianten.
Cholesterol is een onmisbare bouwstof dat het lichaam zelf goed reguleert en alleen geoxideerd LDL is schadelijk. Bovendien was de bepaling in bloedmonsters van cholesterol onzuiver en wordt dat nu gedaan aan de hand van het ApoB molecuul of een nieuwe rekenmethode. De oude gaf (sinds 1972) tot 63 procent afwijkingen, met foute diagnoses tot gevolg.
Cholesterolverlagende medicijnen, in het bijzonder statines, bleken heel effectief tegen atherosclerose (‘aderverkalking’), ook als melkkoe voor Big Pharma. Maar werken statines door de verlaging van de cholesterolproductie of door een bijeffect op de laaggradige inflammatie? Wat in de verwarrende ‘cholesterol wars’ overeind blijft is dat verzadigd (dierlijk) vet een aangetoond verband heeft met hart- en vaatziekten, nog altijd de grootste killers.
Plantaardig eten helpt hier ook, want groenten hebben geen dierlijk vet. Vezels remmen de cholesterolopname in de darmen. Overmatig suiker wordt overigens door het lichaam zelf omgezet in verzadigd vet en kan mede via dat pad tot diabetes leiden. De waarschuwingen tegen verzadigd vet uit volle zuivel en cholesterol uit eieren worden niet meer zo serieus genomen. Volle yoghurt helpt zelfs (een beetje) tegen diabetes.
Veranderende inzichten
Er zijn meer voorbeelden van veranderende inzichten door beter onderzoek. Is de onduidelijkheid over nutrition, de volksgezondheid en de plaag van obesitas dan alleen maar toegenomen? Nee, het is alleen moeilijker te overzien in de totale omvang (of is dat hetzelfde?). De stap van wetenschap naar het publiek is niet zomaar meer het terrein van dieetgoeroes, vlotte populair-wetenschappelijke auteurs en anderen die inhaken bij een superfoodtrend of iets dergelijks fantasievols.
De voorlichting over voeding in Nederland is over het algemeen noodzakelijk serieuzer geworden. Serieuzer dan de regelgeving voor preventie van volksziekten door slechte voeding, maar dat is een ander verhaal. Het Voedingscentrum heeft – met de heringevoerde Schijf van Vijf – de afgelopen tien jaar (weer) de plaats ingenomen van de go-to autoriteit voor voedingsadvies. Die adviezen zijn een vertaling van de bevindingen van de hooggeleerde commissie Voeding van de Gezondheidsraad, die zich baseert op de laatste wetenschappelijke literatuur.
Dat ‘laatste’ is een belangrijke toevoeging. Want een andere les van de geschiedenis van de voedingswetenschappen is dat de kennis zich ontwikkelt. Dat houdt onder meer in dat wie zich nu uitlaat over het onderwerp goed op de hoogte moet zijn van die ontwikkeling, in staat moet zijn om het slechte en onnutte te vergeten, maar voort moet kunnen bouwen op het werk dat wel waardevol is gebleken.
Oude opvattingen opschudden
Wetenschappelijk bewijs is moeilijk te leveren en ook moeilijk geaccepteerd te krijgen. Dat verklaart ook het behoudende van instituties zoals de Gezondheidsraad, dat de kwaliteit van bewijs weegt. Eerst zien, dan geloven is het parool. Maar daarom loopt de officiële kennis vaak achter op de inbreng van de dwarsdenkers en cynici, die misschien niet altijd met nieuwe feiten komen, maar wel de oude opvattingen opschudden.
In nutrition gebeurt dat voordurend. De wetenschap van nutrition is in het algemeen niet zo keihard. Sorry, maar het concept van ultra processed food UPF bijvoorbeeld heeft geen deugdelijke wetenschappelijke basis. Een bijkomend nadeel daarvan is dat belangenbehartigers van de voedingsindustrie met succes twijfel weten te zaaien met vaak dezelfde onderzoeksuitkomsten in de hand. Dit soort misleidende lobby’s is een industrie op zich geworden. Mist blazen in de discussies over de ‘gezondheid’ van producten is een geliefde bezigheid van de voedingsindustrie.
Vijftig jaar geleden was er in de academische opleiding geneeskunde nauwelijks aandacht voor voeding, om de eenvoudige reden dat ons eten zelden tot gezondheidsklachten leidde. Laat staan dat voeding een volksgezondheidsprobleem was in de westerse wereld. Maar het afgelopen decennium is er veel meer aandacht in de universitaire en hogere beroepsopleidingen gekomen voor voeding en alles waarmee dat verband houdt.
Leesvoer
Zonder grondige kennis van de wetenschap – medisch, chemisch en biologisch – word je als auteur niet echt serieus genomen. De interessante boeken over voeding en gezondheid worden geschreven door wetenschappers. De endocrinologen en hoogleraren Liesbeth van Rossum en Max Nieuwdorp richten zich met hun boeken ‘Vet belangrijk’ en ‘Wij zijn onze hormonen’ op een publiek van geïnteresseerde leken. Dat zijn misschien lezers die voorheen gevoelig waren voor het werk van Michel Montignac of Sonja Bakker.
Van ‘Vet belangrijk’ van de Maastrichtse hoogleraar Van Rossum en haar medeauteur dr. Mariëtte Boon verscheen onlangs de 21e bijgewerkte druk en het is vertaald in alle grote talen. Van Rossum en Boon leggen de ingewikkelde materie van ons vetmetabolisme zo goed uit dat het boek ook als lesboek bij opleidingen wordt gebruikt. Ook ‘Wij zijn onze hormonen’ van Max Nieuwdorp geeft een goed inzicht in de werking van de hormonen, dat zo mogelijk nog mysterieuzer is dan de wereld van vet.
Naast het genre van de-dokter-gaat-op-de hurken zijn er nog twee typen boeken in de sector van nutrition waar uitgevers brood in zien. Dat zijn de dieet-annex-kookboeken door artsen en de tips-voor-hoe-te-leven-boeken. Emeritus-hoogleraar Martijn Katan schreef meerdere edities van zijn ‘Wat is nu gezond’ (let op dat ‘nu’). De internist Frank van Berkum schreef als Dr. Frank een aantal nog altijd zeer bruikbare dieetboeken. Van huisarts Tamara Weijers verscheen het kordate ‘Eet beter in 28 dagen’. Hoogleraar psychiatrie Iris Sommer schreef voor de Hersenstichting ‘Voed je brein – gezond eten & drinken voor de hersenen’. Professor Jaap Seidell en collega dr. Jutka Halberstadt schreven meerdere toegankelijke boeken over gezonde voeding, waaronder ‘Tegenwicht’. Het Voedingscentrum heeft een reeks kookboeken en boeken over afvallen.
Opvallend is dat veel boektitels verwijzen naar het irrationele en complexe van het vakgebied: ‘Voedsellabyrint’, ‘Voedingsmythes’, ‘Eetsprookjes’, ‘Feiten en fabels over voeding en gezondheid’ en dan nu ‘150 Mythes over voeding en gezondheid’, een uitgave van de Consumentenbond gebaseerd op werk van de Oostenrijkse zusterorganisatie. Wie wil weten hoe het zit met Houten snijplank & hygiëne, Tijm & hoesten, maar ook Vezels & darmkanker krijgt een duidelijk antwoord. Altijd met een inschatting van de kracht van het huidige bewijs, dat is inmiddels wel een vereiste voor elke publicatie over het onderwerp. Ideale lectuur voor op het nachtkastje.
Een heerlijk boek en een persoonlijke favoriet, zowel om de titel als inhoudelijk, is ‘Over zinneprikkelende oesters en verslavende chocolade’ van dr.ir. Eric de Marteleire.
Het enige jammere aan de website ‘I’m a foodie’ is de naam, die belooft minder inhoud dan hij bevat. Oprichter van het ‘evidence-based food collectief’ ir. Marijke Berkenpas weet precies het midden te vinden tussen inhoudelijkheid, actuele aantrekkelijkheid en commercie. ‘I’m a foodie’ bestaat dit jaar tien jaar en Berkenpas schrijft dat ze destijds met de site begon uit weerzin tegen de feitloze kletskoek zoals bijvoorbeeld Rens Kroes die verkocht. I’m a foodie geeft ook boeken uit, zoals ‘Eet als een atleet’.
Wat ontbreekt in het Nederlandse taalgebied zijn boeken gebaseerd op diepgravende journalistieke research. ‘Nutrition’ is in Nederland kennelijk geen profijtelijk onderwerp voor journalistieke boeken. Op de long- en shortlists van de Brusseprijs, de prijs voor het beste journalistieke boek, staat nooit een boek over de onderwerpen voeding, gezondheid, medische wetenschap, voedselproductie en aanverwanten.
Toch zijn er onderwerpen genoeg te bedenken. De genoemde ‘diet’ en ‘cholesterol wars’; de misverstanden rond ‘low carb’; of de oorzaken van obesitas. Ontrafel het nut èn de onwerkbaarheid van het begrip ‘ultra processed food’. De neurobiologie en de psychologie van eetstoornissen zijn zeer spannende gebieden van onderzoek. De hersen-darm-as is pioniersgebied.
Uitzoeken: het bestuurlijk falen van het volksgezondheidsbeleid
Ook interessant om uit te zoeken: het bestuurlijk falen van het volksgezondheidsbeleid op dit gebied. Het mislukken van het Nationaal Preventieakkoord en de macht van de voedingsindustrie bij het opstellen van convenanten met de overheid. Een (BBB)-mythe om door te prikken: dreigende voedselonzekerheid als de veestapel wordt gehalveerd en boeren moeten stoppen in Nederland om de natuur te verbeteren. Hoe lopen de voedsel handelsstromen internationaal eigenlijk?
Een brandende vraag is of de voedingsindustrie ons willens en wetens dik, verslaafd en ziek maakt of alleen maar geld probeert te verdienen. Sinds een jaar of tien heerst er het sterke besef dat het aanbod van ongezonde voeding een kennelijk onmogelijk beïnvloedbare factor in de volksgezondheid is. De initiatieven om daar wat aan te doen, ook door de overheid, zijn even talrijk als tandeloos gebleken. Wat ging daar mis?
Dat antwoord pretendeert Teun van der Keuken te geven in zijn nieuwste boek ‘De mens is een plofkip’. Hij legt daar, anders dat de titel belooft, niet in uit wat er biologisch in de humane stofwisseling allemaal misgaat. Dat had een interessant boek kunnen opleveren. Van der Keuken herkauwt het werk van grotere schrijvers voor hem, in het bijzonder Michael Moss, wiens ‘Salt Sugar Fat’ (‘Zout Suiker Vet’) in 2013 verscheen. Hij laat ‘usual suspects’ onder wie Jaap Seidell en Hanno Pijl (alle respect voor hen) aan het woord. Het boek is oppervlakkig, met halve uitleg en fouten. Referenties ontbreken vrijwel. Gek genoeg geeft Van der Keuken af op het programma ‘De Keuringsdienst van Waarde’ waarvoor hij jaren werkte, terwijl dat binnen de mogelijkheden van de tv toch invloedrijk is geweest.
Wie zich profileert als activist, zoals Van der Keuken tegenwoordig doet, moet goed beslagen ten ijs komen, niet alleen maar met een vlot van-horen-zeggen verhaal langs de feiten scheren. Om een deuk in een pak boter te slaan en rechtszaken te kunnen winnen moesten foodwatch, MOB, Milieudefensie en Urgenda hun feitelijke onderbouwing, juridische aanpak en publiciteit goed op orde hebben. XR kiest (of koos) één duidelijk actiepunt: oliesubsidie. We staan voor een regeringsperiode waarin ministersposten bezet worden door vertegenwoordigers van de agro-industrie. De VVD gaat over de staatsfinanciën, de PVV over het asielbeleid. Hier ligt een taak voor publicisten, journalisten en uitgeverijen die ietsje meer durven dan braaf de kerk in het midden te houden, zoals de kwaliteitsmedia doen uit vrees voor links uitgemaakt te worden. De feiten hebben het lastig, dezer dagen. Niet roeptoeteren en napraten, maar researchen.
Huib Stam