De mens houdt van zoet. Zoveel, dat de overvloed aan ingenomen suiker zijn gezondheid ondermijnt. Daarvoor kwam een oplossing in de vorm van kunstmatige zoetstoffen. Chemische stofjes moesten de suikers vervangen en de ziektes uitbannen. De nepsuikers brachten nog meer chemie mee, want ze smaakten in het beste geval nergens naar. En met al die chemie kwamen nieuwe risico’s en nieuwe onderzoeken die de gevaren al dan niet konden verklaren of wilden erkennen. Een Odyssee langs de kusten van de nepsuikers, hun beloftes en de realiteit.
De New Yorkse frisdrankfabrikant Hyman Kirsch begon zijn bedrijf begin twintigste eeuw en verkocht koolzuurhoudende drankjes met diverse smaken. Hij was als Russisch-Joodse immigrant betrokken bij het Jewish Sanitarium for Chronic Disease, waar onder meer diabetici werden behandeld.
Met zijn zoon Morris en een laborant experimenteerde hij met de kunstmatige zoetstoffen die destijds beschikbaar waren. Ze maakten No-Cal, een zoete frisdrank zonder suiker en zonder calorieën. No-Cal bevatte cyclamaat, dat in 1937 ontdekt was, en het oudere sacharine.
De New Yorkse diabetici waren geholpen met de drankjes. Een andere markt diende zich ook aan. De destijds beroemde actrice Kim Novak (ster in onder meer Vertigo van Alfred Hitchcock) prees als ‘No-Cal girl’ de acht verschillende smaken aan als ‘nothing but pleasure’. Want: ‘No-Cal voegt geen inch aan haar taille en geen ons aan haar gewicht toe.’ Het fenomeen ‘diet soda’ met connotaties van een gezonde en glamoureuze leefstijl was geboren.
Vind jij goede en onafhankelijke informatie over een duurzame en klimaatveilige toekomst belangrijk? En helpt Duurzaamnieuws.nl je daarmee? Help ons dan als ondersteunend lid. Dank je wel.
Liever eerst een tijdje volgen? Meld je dan aan voor de gratis nieuwsbrief.
In 1969 werd cyclamaat door de Amerikaanse voedselveiligheidautoriteit FDA verboden. De combinatie met sacharine zou blaaskanker bij knaagdieren veroorzaken en dus misschien ook bij mensen. Het was niet de laatste keer dat er twijfels rezen over de schadelijkheid van kunstmatige suikervervangers. Of over de kwaliteit van het onderzoek en de partijdigheid van de onderzoekers.
Zonder calorieën, niet zonder chemische smaakjes
Alle kunstmatige zoetstoffen zijn op hun manier vies en smaken chemisch. In ieder geval niet naar echte suiker, sucrose. In combinaties met ander smaak- of zoetstoffen benaderen ze de gewilde zoetheid vaak prima. Ze verschillen sterk in zoetkracht, in chemische eigenschappen en in kostprijs, en ook in toepassingsmogelijkheden in dranken en voedingsmiddelen. Overeenkomsten zijn het (vrijwel) afwezig zijn van calorieën en de vaak zeer kleine benodigde hoeveelheid. Ze zijn goedkoop te produceren, niet onbelangrijk voor de industrie.
Na No-Cal kwamen in het land van de onbegrensde mogelijkheden uiteraard meer frisdrankproducenten met caloriearme prikwatertjes op de markt. De Royal Crown Cola Company uit Chicago introduceerde in 1961 Diet Rite Cola, dat meeliftte met de gezondheidsrage van het ‘aan de slanke lijn doen’ door calorieën te tellen. Diet Rite werd na ‘gewone’ Coca-Cola, Pepsi-Cola en Royal Crown de vierde bestverkopende frisdrank, maar dan dus zonder suiker.
Dit speelt zich nog allemaal af in de aanloop naar de problemen die de verslechterende voeding voor de volksgezondheid zou veroorzaken. Algemene, nationale richtlijnen voor de voeding kwamen er pas in de jaren zeventig, zoals de ‘Dietary Guidelines for Americans’ en onze ‘Richtlijnen gezonde voeding’.
Waar was marktleider Coca-Cola? Die had natuurlijk ook in de gaten dat de markt voor dieetproducten sterk groeide, maar men kon niet kiezen hoe die het best te benaderen. Het verhaal gaat dat een marketingmedewerker genegeerd werd toen hij in het begin al had geopperd het drankje ‘Diet Coke’ te noemen. Maar men vreesde dat een caloriearme cola de verkoop van het gewone succesproduct concurrentie zou aandoen als die twee te veel op elkaar leken.
Dus werd TaB bedacht. Niets verwees in de marketingcampagne of de verpakking naar gewone Coca-Cola. Bovendien verschilden alle nieuwe caloriearme cola’s amper van smaak en was smaak niet alles om je in de marketing mee te kunnen onderscheiden. TaB werd gezoet met sacharine, dat gaf het drankje toch een eigen smaak. Maar Coca-Cola ging, zoals nu altijd nog, vooral op de toer van de ‘lifestyle’.
Intussen was Pepsi al wel met Diet Pepsi gekomen. De keuze daarvoor was een pragmatische. Het bedrijf had geen geld over voor twee aparte reclamecampagnes en adverteerde met zowel gewone als met Diet Pepsi. Dat bleek geen enkel probleem. Sterker nog: de consument accepteerde dieetcola als een zelfstandige productgroep. Diet Coke kwam in 1982 op de markt, TaB bleef gewild als cultdrankje en verdween recent, na 57 jaar, uit de handel.
Zoet toeval
In de loop der tijd, na de Amerikaanse ban op cyclamaat, werden andere zoetstoffen ontdekt, getest, gekeurd en toegepast. Aspartaam werd in 1965 bij toeval ontdekt door een Amerikaanse chemicus. Hij werkte aan een middel tegen maagzweren en likte aan zijn vingers om een blaadje papier te pakken: zoet! Het duurde tot 1981 voordat aspartaam, dat bestaat uit twee (lichaamseigen) aminozuren, fenylanaline en asparaginezuur, in de Verenigde Staten werd goedgekeurd als zoetstof in voedingsmiddelen. Aspartaam in combinatie met acesulfaam-K komt wat smaak betreft dicht in de buurt van gewone suiker en is al jaren de zoete smaak in de meeste niet-calorische frisdranken.
In de bekende ‘diet’ cola’s, zoals Diet Coke, Pepsi One en Diet Rite, werden verschillende zoetstoffen en combinaties gebruikt. Behalve de genoemde sacharine, cyclamaat, aspartaam en acesulfaam-K ook sucralose en recentelijk stevia. Als het niet aansloeg bij de consument, verdween het experimentele product van de markt of leidde het een marginaal bestaan, zoals Coca-Cola Life, dat met een mix van suiker en stevia is gezoet.
Al ruim veertig jaar worden er wereldwijd sloten caloriearme frisdrank gedronken. De gebruikte zoetstoffen zijn in Europa goedgekeurd door de EFSA en die goedkeuring wordt geregeld geëvalueerd. Er geldt een Aanvaardbare Dagelijkse Inname (AID) voor zoetstoffen en andere E-nummers. Voor aspartaam is dat bijvoorbeeld 40 milligram per kilo lichaamsgewicht. “Voor iemand die 70 kg weegt gaat het om zo’n 9-14 blikjes light-frisdrank per dag,” schrijft het Wereld Kanker Onderzoek Fonds.
Onderzoek uit die tijd is misschien niet allemaal even goed uitgevoerd, vaak bekostigd door de industrie en niet zo technisch geavanceerd als tegenwoordig. De uitkomst was meestal geruststellend, en officieel gesanctioneerd. Het is veilig bij normaal gebruik en je wordt er niet dik van, want het bevat geen calorieën. Dat was toch wel het belangrijkste.
Diet Coke wordt sinds 1983 aangeprezen door supermodellen, Hollywoodacteurs, modeontwerpers en topsporters. In de tijdcapsule die in 2000 in de persoonlijke bibliotheek van Bill Clinton, zelf een groot liefhebber van het drankje, wordt bewaard, zit een blikje Diet Coke. Betere PR kan prikwater met een smaakje niet krijgen.
‘Diet’ ging vanaf Kim Novak over slanke vrouwen, niet over gezondheid of een feestelijke leefstijl. Met de naamsverandering van Diet Coke in Coca-Cola Light bleef nog een stevige hint naar een geringer lichaamsgewicht behouden. Vooral haakte de nieuwe naam aan bij de rage van light-producten. Die ontstond in de jaren zeventig, toen (dierlijk) vet in voeding in de officiële voedingsadviezen werd ontraden. In de Verenigde Staten ontstond een politiek beladen richting in de voedingswetenschap naar aanleiding van een groots internationaal onderzoek naar hartaanvallen uit 1957, de ‘Seven Countries Study’ onder leiding van de vooraanstaande nutritionist Ancel Keys, die de cover van Time haalde.
Dat was de basis van een belangrijke waarschuwing van de eerste ‘Dietary Goals for the United States’ die in 1977 verschenen na jaren van consultatie en debat. Wetenschappelijk onderzoek, dat later betwist werd, had aangetoond dat de toename van hartaanvallen te wijten was aan de hoge consumptie van verzadigd vet en cholesterol uit vlees en zuivel. Tot dan schreven de ‘food guides’ nog gewoon melk, vlees, fruit en groente, en graanproducten voor.
Maar de ideeën en politieke vrienden van Keys en de suikerlobby hadden veel invloed. Hoewel al in de vroegste ‘guidelines’ ook een hoog suikergebruik werd ontraden, hadden wetenschappers die niet vet maar suiker aanwezen als grootste gevaar in het Amerikaanse dieet, in het bijzonder de Britse onderzoeker John Yudkin, het nakijken in de soms fel gevoerde richtingenstrijd. Hun gelijk zou vele jaren later blijken. In die jaren bloeide ook een enorme industrie van light gemaksvoeding, bomvol suiker.
Reclame en genot
Waarom deze aanloop vanaf de Egyptenaren? Al bij de introductie en marketing van No-Cal werd een verband gelegd tussen twee aandoeningen die met suiker worden geassocieerd: diabetes en overgewicht. Gaandeweg verdween het accent op de medicinale werking in de promotie van suikerloze frisdrank. Door de reclamecampagnes met sterren, de ‘product placement’ in tv-series en films, en de sponsoring van sportevenementen werden de dranken symbolen van genot, vrije tijd en onbezorgdheid. Frisdranken met kunstmatige zoetstoffen zijn in de loop van ruim een halve eeuw volledig geaccepteerd. Hoeveel jonge generaties kregen de boodschap mee dat het OK is ze te drinken?
Er is veel onderzoek gedaan naar de effectiviteit van het vervangen van suiker door calorieloze zoetstoffen in vooral drankjes. Daar kwamen uiteenlopende resultaten uit, al naar gelang opzet en einddoelen. Een bekend voorbeeld is het Nederlandse DRINK-onderzoek uit 2012, waarmee Janne de Ruyter promoveerde aan de Vrije Universiteit als voedingsdeskundige. Behalve een dissertatie leverde het onderzoek een reeks artikelen op over het ontwerp, uitvoering en interpretatie van de volgens het boekje opgezette dubbelblinde, gerandomiseerde studie .
641 basisschoolkinderen in de omgeving van Amsterdam kregen 18 maanden lang een pakje drinken mee naar school gezoet met suiker of gezoet met caloriearme zoetstof in plaats van hun gewone drinken. Allerlei fysiologische gegevens van de kinderen werden verzameld, waaronder de verandering in het lichaamsgewicht, gecorrigeerd voor de te verwachte toename door de natuurlijke groei van de kinderen in die periode. Er waren uiteraard afhakers, maar er bleven genoeg deelnemende kinderen over om resultaten te zien.
De conclusie, zoals gepubliceerd in het topvakblad NJEM: “Gemaskeerde vervanging van suikerhoudende dranken door niet-calorische dranken verminderde de gewichtstoename en vetophoping bij kinderen met een normaal gewicht”. Gemiddeld kwamen kinderen die geen suiker op school dronken in die anderhalf jaar een kilo minder aan. De studie kreeg faam en ging de wereld over, mede omdat drie hoogleraren van de VU erbij betrokken waren, Margreet Olthof, Jaap Seidell en Martijn Katan.
Het mooie van de DRINK-studie was dat die in het ‘wild’ gehouden werd, met een groep schoolgaande deelnemers en een duidelijk te controleren variabele. Er kwam kritiek op de studie, maar die werd gepareerd door de onderzoekers in aanvullende publicaties. Deze en andere studies tonen aan dat calorierestrictie door zoetstofgebruik kan helpen tegen overgewicht. Dat gegeven draagt bij aan de perceptie van light dranken als iets gezonds.
De beleving van je geliefde frisdrank gaat nog verder. Er komen protesten als merken van de markt verdwijnen of de receptuur wordt aangepast. TaB is na een lang leven de nek omgedraaid, tot ontzetting van de trouwe drinkers. En het zijn niet alleen die gekke, geïndoctrineerde Amerikanen die zich druk maken als hen hun favoriete fast food wordt afgenomen. Ook in Nederland was er oppositie toen Coca-Cola Light vervangen dreigde te worden door Coca-Cola Zero.
De Volkskrant beschreef ‘De teloorgang van een fenomeen: hoe Coca-Cola Light uit de markt wordt geduwd’ naar aanleiding van een verzuchting van Peter Pannekoek in ‘Dit was het nieuws’. Tot zijn grote schrik had Coca-Cola besloten dat Coca-Cola Light zou verdwijnen en vervangen door Zero. Hij was zelfs (zogenaamd) beledigd, want Light was destijds vooral bestemd voor vrouwen, en dus “een wijvendrankje”. Zero was voor mannen. “Dus, waar zijn de feministen,” citeert de krant hem.
Woke Coke
Je gevoel van mannelijkheid gekwetst zien omdat je je identificeert met – ja sorry Peter, zo was het wel bedoeld – een wijvendrankje. Als marketing de kunst van het relaties opbouwen met de consument is, dan is de verkering van Peter met Coke Light toxisch. Vooral ook omdat hij er “teringveel” van drinkt. Donald Trump drinkt volgens betrouwbare rapportage ook twaalf blikjes Diet Coke per dag. Zo krijgt een frisdrankje allerlei culturele betekenissen. Ook voordat influencers aan de gang gingen op de socials.
(Pannekoek heeft een punt, want Zero smaakt anders dan Light. In Zero ontbreekt namelijk citroenzuur E330, dat Light net even frisser maakt).
De slankheidsmanie die door de voedingsindustrie een halve eeuw geleden in gang werd gezet, is inmiddels door dat opgedrongen genotzuchtige beeld overschaduwd. Niemand wil nog gezien worden met iets in zijn hand waarop ‘diet’ of ‘light’ staat, daar hoef je geen ‘postmoderne hedonist’ voor te zijn. ‘Zero’ klinkt ook onverzettelijk, een stuk woker. De bekende commercial met die knappe bouwvakker die zijn shirt uittrok heeft daar niet weinig aan bijgedragen. Ook al was die in 1995 nog voor de ‘Diet Coke Break’ en is de boodschap daarvan achteraf gezien niet zo gendervriendelijk. Het wachten is op Woke Coke.
De twijfels over de veiligheid en de invloed op het lichaamsgewicht zijn niet verdwenen nu ‘diet soda’ de weg van product voor diabetici, via de vrouwelijke slanke lijn, naar heus-ook-voor-mannen-drankje en onbekommerd genotsmiddel heeft afgelegd.
Het Voedingscentrum wijdt een aparte webpagina aan zoetstoffen, (kijk daar voor een volledige lijst) met een verhelderende paragraaf over de stand van de wetenschap over aspartaam. Daarin is ook sprake van de recente ophef over de beoordeling die The International Agency on Research and Cancer publiceerde. De IARC heeft in juli 2023 aspartaam ingedeeld in de groep stoffen die ‘mogelijk kankerverwekkend’ zijn (‘possibly carcinogenic to humans’). “In deze groep zitten stoffen met beperkt en geen overtuigend bewijs dat ze kanker kunnen veroorzaken,” schrijft het Voedingscentrum. Waar het op neer komt is dat er vermoedens, verdenkingen en verhalen zijn over aspartaam en kanker, maar geen hard bewijs.
Wie twijfelt aan de veiligheid van zoetstoffen en meer wil weten over andere E-nummers moet het boek ‘Ode aan de E-nummers’ van microbioloog en NSC-Kamerlid Rosanne Hertzberger lezen. E-nummers maken “ons leven beter”, zegt ze. En “aspartaam werd het schoolvoorbeeld van de angst rondom voedseladditieven” (p.44). Ze verwijst naar de Franse onderzoeker Corinne Gouget, die het populaire boek ‘Wat zit er in uw eten’ schreef, en daarin een waslijst aandoeningen opsomt die het gevolg van aspartaamgebruik zouden zijn.
Als waar is wat Couget allemaal beweert “[is het] eigenlijk een wonder dat mensen niet meteen dood neervallen na het consumeren van een blikje cola light”, schrijft Hertzberger. Ze noemt het “fictie” en “angstzaaierij”, geheel in overeenstemming met de wetenschappelijke consensus over aspartaam, een van de meest onderzochte stofjes in voeding.
Maar schaadt het niet, het baat ook niet helaas. Dat is althans de boodschap die uitgaat van een opmerkelijke beoordeling van de Wereldgezondheidsorganisatie WHO van mei 2023. “WHO raadt het in een nieuwe richtlijn af om niet-suikerhoudende zoetstoffen te gebruiken voor gewichtscontrole”.
Wie denkt af te vallen of minstens niet verder aan te komen en gezond bezig te zijn door suikerhoudende dranken te vervangen door ‘diet soda’, komt bedrogen uit. Sterker: “De resultaten van de beoordeling suggereren ook dat er mogelijke ongewenste effecten kunnen zijn van langdurig gebruik van caloriearme zoetstoffen, zoals een verhoogd risico op diabetes type 2, hart- en vaatziekten en sterfte bij mensen die lijden aan hart- en vaatziekten,” aldus het dienstbericht van de WHO.
Meer gewicht met minder calorieën?
Nog een bijverschijnsel van aspartaam- en andere caloriearme zoetstoffen zou toéname van het lichaamsgewicht zijn, precies wat niet de bedoeling was sinds Kim Novak en DRINK. De WHO meldt het niet, maar U.S. Right to Know, een ‘nonprofit public health research group’ zette in augustus 2023 op een rijtje wat er in de wetenschappelijke literatuur inmiddels verschenen is over het onderwerp: ‘Aspartaam wordt in verband gebracht met gewichtstoename, meer honger en obesitas’.
U.S Right to Know is de Amerikaanse pendant van onze foodwatch en volgt de voedingsindustrie nauwlettend. Een onderwerp dat altijd aan de orde is, is ‘industry funded research’, wetenschappelijk onderzoek dat gefinancierd wordt door het bedrijfsleven. Direct door de bedrijven zelf of via een internationaal opererende ‘front’ zoals het ‘International Life Sciences Institute’(ILSI). Dergelijke als onafhankelijke instituten vermomde organisaties hebben tot doel de publieke opinie te beïnvloeden door gekleurde informatie te verstrekken. Halve waarheden verkondigen, selectieve referenties geven, twijfel zaaien over de integriteit van onderzoekers, kortom mist blazen in het debat is door deze lobbyclubs tot kunst verheven.
De Amerikaanse Marion Nestle, de hoge priesteres van de kritische voedingskunde, heeft op haar blog Food Politics zelfs een aparte terugkerende rubriek met nieuwe gevallen van gekochte voedingswetenschap. Daarvan hieronder aan het slot een verrassend Nederlands voorbeeld.
Het zal niemand verbazen dat wetenschappelijk onderzoek, van welke soort ook, dat door het bedrijfsleven betaald is, niet tot conclusies komt die nadelig uitpakken voor de belangen van de financiers. Dat geldt ook voor onderzoek naar de effecten van frisdranken, hoe plechtig academisch het er ook uitziet in de vooraanstaande vakbladen. Aan het slot van elke wetenschappelijke publicatie worden de auteurs geacht hun ‘conflicts of interest’ en hun ‘funding’ te vermelden. Altijd staat er dat de financier geen invloed heeft gehad op ontwerp, uitvoering en interpretatie van het onderhavige wetenschappelijke werkstuk. En dat moeten we dan maar geloven.
David Mela is een onafhankelijke researcher, die meerdere reviews van de wetenschappelijke literatuur over kunstmatige zoetstoffen heeft gepubliceerd. In een (eigen) interview zegt de in Nederland woonachtige Amerikaan: “Er is zeker een wens bij de voedingsmiddelenindustrie om te geloven dat zoetstoffen veilig en gunstig zijn. Maar ik denk ook dat er een sterke anti-beweging tegen zoetstoffen is in delen van de wetenschappelijke wereld. Maar de academische gemeenschap zal altijd zeggen: wij zijn onafhankelijk. Eén van mijn favoriete uitspraken is: er is niets partijdiger dan de pretentie van onpartijdigheid. Er wordt toch door sommigen gezocht naar bewijs, of laat ik zeggen, steun voor een anti-zoetstoffen interpretatie van het beschikbare wetenschappelijke onderzoek.”
Mela was in 2016 medeauteur (met onder andere hoogleraar voedingskunde en smaakdeskundige Cees de Graaf) van een uitgebreide review van de wetenschappelijke literatuur, gepubliceerd in Nature. Daarin wordt geconcludeerd dat caloriearme zoetstoffen kunnen helpen bij het bestrijden van overgewicht, en daardoor “verschuift de vraag of caloriearme zoetstoffen ‘goed’ of ‘slecht’ zijn en richt zich op de vraag hoe ze in de praktijk het best kunnen worden gebruikt om te helpen bij het realiseren van specifieke volksgezondheidsdoelen, zoals het verminderen van de inname van vrije suikers en energie.”
Het ene onderzoek en het andere
Mela’s jongste literatuuronderzoek, een ‘citation network analysis’ uit 2021, toonde aan dat overzichten (‘reviews’) van afzonderlijke studies die een gunstige relatie tussen caloriearme zoetstoffen en lichaamsgewicht lieten zien, voornamelijk gerandomiseerde gecontroleerde experimenten (RCT’s, de hoogste standaard in onderzoek) citeren, terwijl dergelijke reviews die een ongunstige relatie zagen, voornamelijk epidemiologische en andere observationele onderzoeken aanhaalden, met minder bewijskracht.
Dat beeld komt ook bij andere onderzoekers naar voren, ook als de financiering van het bedrijfsleven kwam. Kortom: verschillende soorten onderzoek leiden tot andere conclusies en laten vaak ‘citation bias’ zien, ook bekend als ‘cherry picking’, de neiging om alleen welgevallige bronnen te citeren. Wetenschappers met een grote staat van dienst hebben vaak ook nog neveninkomsten van adviezen, lezingen en andere klussen voor bedrijven. Wie kan je nog vertrouwen?
Dat je niet zal afvallen als je geregeld caloriearme drankjes drinkt, is nog wel te begrijpen. Maar dat je ervan aankomt, is op zijn minst contra-intuïtief. Er zijn meerdere verklaringen voor. De meest banale en oudste is dat wie in een eetgelegenheid, van welke allure ook, een maaltijd bestelt, misschien geneigd is de suikervrije frisdrank als caloriecompensatie te verrekenen met de rest van de bestelling. Zelfbedrog is een menselijke eigenschap.
Een andere verklaring is dat calorieloze dranken, in tegenstelling tot de calorieën uit suikerhoudende dranken, niet verzadigen. Suiker stilt de honger (in vloeibare vorm minder dan in vaste), de hersenen registreren de calorieën in de zenuwcentra waar trek, verzadiging en de energiebehoefte gereguleerd worden, maar als die calorieën er niet zijn, blijft het hongergevoel. Weer een andere verklaring, gebaseerd op recenter onderzoek aan het microbioom, gaat uit van dysbiosis in de darmen, ontregeling van de darmflora door de zoetstoffen, met als gevolg een verstoorde glucoseopname.
En dan is er nog het feit dat alle zoetstoffen in dranken en voedsel de trek in zoetigheid op peil houden. Er zijn grote individuele verschillen in zoetbeleving, maar iedereen kan wennen aan minder zoet in het eten en drinken. Wie ooit gestopt is met suiker in zijn thee en koffie heeft ervaren dat je kan afkicken van zoetigheid. Minderen met zoete dranken en voeding lukt niet met ‘diet soda’.
Een probleem dat zich voordoet bij de perceptie van kunstmatige zoetstoffen is dat ze op één hoop gegooid worden. Het zijn allemaal E-nummers, chemische preparaten. Hoe vaak de EFSA en de FDA ze ook herkeuren naar de nieuwste stand van de wetenschap (een andere maatstaf is er niet), ze blijven allemaal verdacht. Terwijl er grote verschillen zijn, er alleen maar meer suikervervangers bijkomen en ze op grotere schaal worden toegepast.
Na de invoering van (wettelijke) maatregelen zoals de suikertaks op frisdrank en de NutriScore, passen fabrikanten hun producten dusdanig aan dat ze in een gunstiger categorie vallen en minder belast of minder slecht beoordeeld worden. Dat kan uitgelegd worden als een slinkse manier om onder de regels uit te komen, maar ook als nuttige innovatie of verduurzaming van voedsel. Het wordt immers ‘gezonder’ gemaakt.
Dat is wat de maatregelen tenslotte beogen. Fabrikanten van chipsachtigen hebben bijvoorbeeld het zoutgehalte in hun producten verminderd om een gezonder NutriScore-kleurtje te krijgen. Of dat veel bijdraagt aan de volksgezondheid is de vraag. De invoering van de NutriScore-systematiek leverde nogal wat vraagtekens op. De kritiek op NutriScore kwam niet van de minsten.
Overal nepsuikers
The Washington Post publiceert met regelmaat mooie multimedia producties over gezondheidsonderwerpen. ‘Hoe nepsuikers het eten binnensluipen en de metabole gezondheid ontregelen’ heet een recente presentatie. Kunstmatige zoetstoffen worden al decennia gebruikt in frisdranken, schrijft de krant, “Maar nu voegen voedingsbedrijven ze toe aan een groeiend aantal verpakte voedingsmiddelen, waarvan vele je misschien zullen verrassen!”
Het gaat dan om sucralose, stevia, allulose, erythritol en andere zoetstoffen die ook een structuur en consistentie hebben die vergelijkbaar is met suiker. De zoetstoffen die in dranken gaan zijn niet allemaal geschikt voor vaste levensmiddelen, zoals bakkersproducten. Dat is een uitdaging voor de industrie, want er gaat niets boven suiker om een zoet, stevig, krokant en houdbaar product te maken. Probeer maar eens koekjes te bakken zonder suiker.
Consumentenonderzoek laat zien dat de afgelopen jaren het gebruik van suikervervangers in vaste voedingsmiddelen enorm is toegenomen. De verklaring daarvoor is de demonisering van suiker, waardoor consumenten minder suiker willen in hun voeding. Want suiker, dat is wel tot iedereen doorgedrongen, is de belangrijkste oorzaak van overgewicht en daaraan gerelateerde aandoeningen, in het bijzonder metabool syndroom en diabetes type 2. Suiker is de belangrijkste ‘diet demon’, al volgt ultra processed food (waarin ook veel suiker zit) op de voet.
Met de toename van de toepassing van niet-voedzame suikervervangers in allerlei voedingsmiddelen breekt ook een nieuwe fase aan in het biomedische onderzoek. Want de suikervervangers in frisdranken mogen dan als redelijk onschuldig geaccepteerd zijn, hoe zit het met dat nieuwe gebruik?
“Niet voedzame zoetstoffen worden algemeen gebruikt in menselijke voeding en worden verondersteld inert te zijn; dierstudies suggereren echter dat ze een invloed kunnen hebben op het microbioom en de glycemische reacties nadien,” aldus de eerste zin van een recente publicatie in het vakblad Cell over de invloed van kunstmatige zoetstoffen op de darmflora. Het is het verslag van een RCT, uitgevoerd door medewerkers van het Israëlische Weizmann Institute of Science, dat wereldvermaard is door pionierswerk in ‘personalized nutrition’.
Voor het onderzoek werd een groep van 120 gezonde proefpersonen blind opgedeeld in zes groepen. Vier groepen kregen twee weken lang elke dag een normale portie sacharine, sucralose, aspartaam of stevia in hun eten en drinken, de andere groepen evenveel glucose of niets. Bij de proefpersonen die zoetstoffen kregen waren duidelijke veranderingen in het darmmicrobioom te zien, maar ook in de bacteriën in de mond en in het bloedserum.
Sacharine en sucralose (NB: zoetstoffen die nog weinig in frisdranken gebruikt worden) beïnvloeden ook aanzienlijk de zogeheten glycemisch respons, de stijging van de bloedsuikerspiegel en de aanmaak van hormonen die de glucosehuishouding reguleren, in het bijzonder insuline. Dat is een mogelijke verklaring voor het dikmakende effect van bepaalde niet-calorische zoetstoffen.
Belangrijke bevinding van het Weismann-onderzoek was dat er grote individuele verschillen waren in de reacties op de verschillende zoetstoffen, zowel in de darmen als in de glycemische respons. Dat heeft in ieder geval te maken met de grote verschillen tussen mensen wat de samenstelling van de darmbacteriën betreft en ook de genetische aanleg voor de glycemische gevoeligheid. Niet iedereen reageert hetzelfde op een zoetimpuls.
Een neveneffect van de toename van chemische toevoegingen aan de voeding, een tegenreactie op de alsmaar verdergaande be- en verwerking van voedingsmiddelen, is de neiging om maar weer gewoon suiker te gaan gebruiken. Dat is ook gemotiveerd door het besef dat niet iedereen even gevoelig is voor de nadelen van suiker. Wie geen diabetes of metabool syndroom heeft, kan best met mate suiker, honing of andere calorische, natuurlijke zoetstoffen gebruiken.
Een gezond, actief mens kan wel tot honderd gram gewone suiker per dag verbranden. Glucose en vetten zijn voor de mens de belangrijkste bron van energie. Actieve spieren en de hersenen slurpen glucose. Maar niet iedereen is gezond en actief. Een zittend bestaan en een consumptiepatroon met veel ‘lege’ calorieën (wel energie, geen voedingswaarde) uit snoep, frisdrank en andere producten met toegevoegde suiker of geraffineerde koolhydraten verdragen elkaar slecht.
300% meer
De afgelopen halve eeuw is het suikergebruik wereldwijd grofweg verdrievoudigd. Ook al waarschuwden alle nationale voedingsrichtlijnen vanaf hun eerste edities tegen overmatig suikergebruik, het duurde tot begin deze eeuw voordat suiker wereldwijd de zwarte piet kreeg toegespeeld. Dat ging gelijk op met de falsificatie van vrijwel alle wetenschappelijke standpunten over vet. Beetje bij beetje werd duidelijk dat de wetenschap waarop de aanbevelingen berusten om zo weinig mogelijk dierlijk (zuivel)vet en cholesterol (hooguit twee eieren per week) te consumeren niet solide was. Inmiddels gaan er stemmen op om volvette yoghurt en andere gefermenteerde zuivel als aparte categorie van gezonde voeding aan te bevelen, om nog maar een voorbeeld van de verandering in inzichten te noemen.
In 2002 schreef de Amerikaanse journalist Gary Taubes in The New York Times het stuk ‘What if it’s all a big fat lie?’. Daarna publiceerde hij in 2007 het boek ‘Good Calories, Bad Calories’, waarin hij de geschiedenis en voordelen van een eetpatroon met weinig koolhydraten (en veel vet en eiwitten) beschreef. De ‘low carb’-rage is inmiddels over zijn hoogtepunt heen en ongeraffineerde, vezelrijke koolhydraten kregen hun plaats in een gezond dieet weer terug. Maar de verkettering van suiker bleef.
De vraag die cruciaal was in de scheiding der geesten over de nadelige effecten van te veel suiker is of suiker alleen maar schadelijk is als tweetrapsraket door de overbodige calorieën (eerst dik, dan ziek) of op zich als overdosis van het middel zelf (ziek van suiker). Te veel ‘lege’ calorieën leiden bij veel mensen tot overgewicht. Extra lichaamsvet is niet een inerte opslag van druppels vetzuren, maar actief weefsel, dat allerlei hormonen, adipocyten geheten, afscheidt, te vergelijken met een endocriene klier.
Die adipocyten hebben via meerdere metabole paden schadelijke invloed. Ze verhogen de laaggradige inflammatie in het lichaam, de permanente, zwakke ontstekingsreactie, die de bronoorzaak van veel kwalen is, zoals hart- en vaatziekten, diabetes, hoge bloeddruk en een aantal soorten kanker.
Gewone riet- en bietsuiker, sucrose, maar ook High Fructose Corn Syrup, HFCS, suikerstroop dat uit maïs wordt gemaakt en als goedkope vervanger van gewone suiker in voornamelijk Noord-Amerika en Azië in frisdrank zit, bestaat uit (ongeveer) gelijke delen glucose en fructose. Glucose en fructose hebben dezelfde chemische formule, C6H12O6, maar een andere ruimtelijke structuur en daardoor zeer verschillende metabole eigenschappen. Zo is fructose zoeter dan glucose, maar verhoogt niet de insulineproductie in de alvleesklier en wordt via andere paden gemetaboliseerd.
Sucrose en HFCS worden in de spijsvertering vrij gemakkelijk gesplitst in glucose en fructose-moleculen. Glucose wordt snel en goed opgenomen in de darmen en via de lever de bloedbaan ingebracht. Insuline helpt het als brandstof de cellen in. Fructose heeft een ondersteunende rol in de glucoseopname, maar dient zelf niet als brandstof. Deels wordt fructose omgezet in glucose, deels opgeslagen als vet, vooral in de lever. Niet-alcoholische leververvetting is een groot probleem aan het worden, vooral onder jongeren die grote hoeveelheden fructose uit frisdrank binnenkrijgen.
Nieuwe discussie: fructose
Tot de eeuwwisseling hoorde je niemand over fructose. Befaamde onderzoekers stelden meermaals vast dat bij een gezond persoon de fructose uit normale voeding en dranken niet tot leververvetting of andere kwalen leidde. Het werd niet opgeslagen als levervet, hooguit een paar procent. Ook in Nederland werd dat de teneur, mede door publicaties van het (inmiddels opgeheven) Kenniscentrum Suiker & Voeding. In de nieuwsbrief van die instelling verschenen stukken waarin werd betoogd dat suiker bij normaal gebruik prima past in een gezond voedingspatroon en dat je door veel te bewegen de overtollige suikercalorieën verbrandt.
Dat het Kenniscentrum Suiker & Voeding geheel werd gefinancierd door de Suikerunie, de grootste suikerbietenverwerker van Nederland, en onderdeel was van de suikerlobby, was voor universitair hoogleraren als Fred Brouns, Frans Kok en Edith Feskens geen bezwaar hun volle medewerking te verlenen. (Hier meer over de inmenging van de suikerlobby in de informatieverstrekking over suiker in Nederland).
Er waren ook artsen en onderzoekers die minder gerust waren over fructose. De Amerikaanse kinderarts Robert Lustig voert tot op de dag van vandaag een ware kruistocht tegen fructose. Hij zag al lang geleden in zijn praktijk hoe jonge kinderen die veel frisdrank drinken leververvetting kregen en obees werden. Hij trok letterlijk de wereld over om de gevaren van het gif fructose onder de aandacht te brengen. Begin dit jaar nog organiseerde hij een grote (online) conferentie met tientallen lezingen van deskundigen. Zijn boek Metabolical is een van de beste boeken over Ultra Processed Food en gaat ook diep in op de schade aan de gezondheid door fructose. Een hoge inname van fructose veroorzaakt het metabool syndroom (hoge bloeddruk, insulineresistentie), diabetes en leverschade.
Lustig is niet onomstreden, maar ook uit het werk van andere onderzoekers blijkt dat fructose niet de onschuldige partner van glucose is zoals onder meer de genoemde Nederlandse hoogleraren het voorstellen. In de evolutie heeft fructose uit fruit een nuttige functie gekregen. Maar door de grote hoeveelheden die nu in de moderne voeding en vooral dranken zit vormt het een bedreiging die noopt tot drastische vermindering.
Een twistpunt was of fruitsap, dat evenveel fructose bevat als frisdrank met suiker of HFCS, even schadelijk is als frisdrank. Fruit is onmisbaar in gezonde voeding en de fructose die daarin zit kan geen kwaad. Door de vezelstructuur van fruit komt de fruitsuiker geleidelijk in de spijsvertering. In sap is de suiker ‘bevrijd’ van het omhulsel en wordt al direct na de maag, in de dunne darm, snel en geheel opgenomen. Zoals de suiker uit andere dranken. Algemeen werd aangenomen dat daardoor fruitsap niet gezonder is dan frisdrank, afgezien van wat vitaminen, mineralen en andere plantaardige stofjes.
Het Voedingscentrum schrijft over sap: “Het drinken van veel vruchtensap vergroot de kans op overgewicht en diabetes type 2. Bovendien bevatten vruchtensappen zuren die het gebit aan kunnen tasten.” Het advies is er zo weinig mogelijk van te drinken. Afgelopen november promoveerde de Maastrichtse onderzoeker Aimée Buziau op een grote studie naar fruitsap. Een van haar bevindingen: “Fructose, ook bekend als vruchtensuiker, leidt tot de ophoping van vet in de lever. Deze leververvetting kan op zijn beurt diabetes en hart- en vaatziekten veroorzaken.” Zij pleitte dan ook voor een suikertaks, die inmiddels is ingevoerd.
Aan de universiteit van Utrecht promoveerde Floor Scheffers een maand later met het proefschrift ‘Pure fruit juice and chronic diseases’. Daaruit: “Matige consumptie van puur vruchtensap werd in verband gebracht met een lager risico op hart- en vaatziekten. Puur vruchtensap werd niet in verband gebracht met diabetes type 2 of astma.” Maar zolang er niet meer bewijs is, is het advies om heel fruit niet te vervangen door fruitsap. Weer een maand later concludeerden Canadese onderzoekers in een overzichtstudie van de wetenschappelijke literatuur dat “1 portie per dag 100% vruchtensap geassocieerd werd met BMI-toename bij kinderen”. Dus ook hier: matigen met fruitsap.
Er is niet in het algemeen te zeggen vanaf hoeveel suiker in voeding het schadelijk is voor de gezondheid. Is dat de conclusie van een halve eeuw suikeronderzoek?
Wie moet je geloven? Hoeveel is te veel en wat betekent matigen? De WHO, de gezondheidsorganisatie van de Verenigde Naties, hanteert de grens van tien procent als maximale bijdrage aan de dagelijkse energie van toegevoegde suiker. Dat is alle suiker die niet van nature in producten zit. Vijf zogenaamde energieprocenten is nog beter. Maar wie weet precies hoeveel kilocalorieën hij per dag binnenkrijgt en welk aandeel daarvan suiker is? Er zijn grote individuele verschillen in de tolerantie van suiker en aan een algemene richtlijn hebben we niet veel.
De conclusie van een Chinese ‘umbrella review’ uit 2023 (een review van reviews) vat samen wat ongeveer de consensus is: “Een hoge suikerconsumptie is over het algemeen schadelijker voor de gezondheid dan gunstig, vooral bij cardiometabole ziekten. Het verminderen van de consumptie van vrije suikers of toegevoegde suikers tot minder dan 25 g/dag (ongeveer 6 theelepels/dag) en het beperken van de consumptie van met suiker gezoete dranken tot minder dan één portie/week (ongeveer 200-355 ml/week) worden aanbevolen om het negatieve effect van suikers op de gezondheid te verminderen.”
Eén blikje echte cola per week dus.
Voedingsadviezen moeten gebaseerd zijn op het beste bewijs dat beschikbaar is. Dat verandert naarmate het onderzoek verbetert. “Het is belangrijk om de wetenschap, d.w.z. de risicobeoordeling, te scheiden van het beleid, d.w.z. de noodzaak om obesitas in de bevolking aan te pakken,” schrijven de auteurs van een studie over de risicobeoordeling van voedingsstoffen: ‘Risk assessment of nutrients: There must be a threshold for their effects’. Onder hen Ivonne Rietjens, Arne Astrup en John Sievenpiper, voedingswetenschappers van wereldfaam.
Hun betoog komt er voor wat suiker betreft op neer dat de huidige stand van de wetenschap het bepalen van een bovengrens voor suiker, zoals de WHO en de EFSA doen, niet rechtvaardigt. En al zou er genoeg goed onderzoek zijn op grond waarvan die tien procent te verdedigen is, dan doet zich nog een complicatie voor. Suiker zit in voeding, met andere nutriënten. Die bevatten ook glucose en andere stoffen die invloed hebben op de energiehuishouding.
Daarom concluderen de auteurs: “Het is moeilijk in te zien hoe goed beleid kan worden ontwikkeld op basis van het advies van de EFSA dat de inname van toegevoegde en vrije suikers zo laag mogelijk moet zijn, gezien het scala aan voedings- en andere factoren waarmee rekening moet worden gehouden bij het bepalen wat uit voedingsoogpunt adequate voeding is.”
Onzin dus, die tien, vijf of hoeveel energieprocenten er ook geadviseerd worden als bovenlimiet. Er is niet in het algemeen te zeggen vanaf hoeveel suiker in voeding het schadelijk is voor de gezondheid. Is dat de conclusie van een halve eeuw suikeronderzoek?
Even scrollen naar het eind van de publicatie. Een aantal van de betrokken auteurs heeft – keurig vermeld – banden met ILSI, de als serieuze wetenschappelijke organisatie vermomde lobbyclub van de internationale voedingsindustrie. De financiering van het onderhavige onderzoek kwam geheel voor rekening van ‘Cosun Nutrition Center (Hilversum, The Netherlands)’. Dat is de opvolger van het Kenniscentrum Suiker & Voeding (zelfde medewerkers en management).
De Cosun Beet Company, de grootste suikerbietverwerker, is een innovatief bedrijf en doet meer dan suiker pushen. Zoals zoveel bedrijven zien ze het belang van de transitie naar betere producten en een verantwoordelijk gebruik van de opbrengst van landbouw. Want daar is ook geld mee te verdienen. Is dit onderzoek weer een fraai staaltje mist blazen of een zinnige correctie op het voedingsadvies?
In principe is dat laatste een loflijk streven, maar mag het met één in plaats van twee klontjes?
Huib Stam