Er is een overshoot-commissie ingesteld. Het is een initiatief van het Paris Peace Forum. Men wil bekijken met welke technieken (geo-engineering) het klimaat gerepareerd kan worden als we over de 1.5° heen schieten.
Ik vind dit initiatief om vier redenen onwijs.
In de eerste plaats regeltechnisch. In de regeltechniek wordt van overshoot gesproken als er voorbij een zeker tolerantiegebied rond een doelwaarde ruimte is voor bijregeling. Als je in het onderhavige geval ‒ waarbij we na heel veel studie en overleg het gebied tussen 0 en 1.5° tot uiterste tolerantie hebben bepaald ‒ blijft denken dat je voorbij de 1.5 graad overshoot (vanaf 0) nog alle manoeuvreerruimte van de wereld hebt om het klimaat terug te buigen, ben je onderhand wel echt de enige. Voorbij de 1.5°, en zeker met de snelheid waarmee je er nu op af dendert, slaat de opwarming op hol, en zal er geen redden meer aan zijn. Als je op de rand van de afgrond staat, en je zet één voet twee centimeter te ver, heb je geen overshoot meer maar donder je gewoon de diepte in. Dan crash je.
In de tweede plaats onwijs omdat die reparatie-optie al twee keer overal ter wereld afgesnuffeld is en ook twee keer verworpen. De eerste keer in de tijd (± 2007) dat overal de duurzaamheidshoogleraren zijn aangesteld, en de tweede keer in het jaar vlak voor de Parijse COP, waar toen uiteindelijk, in het volle besef dat we een levensgevaarlijke situatie naderen, met volle overtuiging voor krachtige mitigatie is gekozen.
Vind jij goede en onafhankelijke informatie over een duurzame en klimaatveilige toekomst belangrijk? En helpt Duurzaamnieuws.nl je daarmee? Help ons dan met een donatie. Dank je wel.
Liever eerst een tijdje volgen? Meld je dan aan voor de gratis nieuwsbrief.
Het opgooien van de reparatie-uitweg is dus al twintig jaar bezig. Het kan fysisch niet (zie A. Robock, 20 reasons why geoengineering may be a bad idea. Bulletin of the Atomic Scientists. 2008, 64 (2): 14–18, 59), en sociaal niet. Men gaat zich in een super dreigende situatie wagen waar iedereen toenemend scherper tegenover elkaar komt te staan. Als de opwarming uit de hand loopt, en dus overal onvoorstelbaar veel leed wordt veroorzaakt, wordt de hele wereld conflictgebied, gaat iedereen wraak nemen, en krijg je geopolitiek niemand meer op één lijn voor absurd (qua schaal, qua risico) technologische dempingsprojecten. De motivering van deze wetenschappelijk en politiek heel dunne pretentieuze Overshoot-club: ” Research indicates that, if these options supplemented emissions cuts and were governed well, they could help ward off harms to people and the planet”, komt neer op gebakken lucht. Want dat “well governed” kan men in een werkelijkheid die van honger en ellende aan elkaar gaat hangen op de buik schrijven. Dat wordt één grote eeuwenlange vechtbak.
In de derde plaats onwijs (en gemeen) omdat je vanuit een heimelijk motief ‒ je wilt (energie-verslaafd als je bent) niet denken aan de pijn urgent veel minder energie te moeten gaan gebruiken, en die pijn verplaats je dus liever naar elders en later ‒ een uitweg-optie insinueert die tot uitstel van mitigatie kan leiden omdat je jongeren weer een kluif geeft waar ze een paar jaar op kunnen bijten. Kevin Anderson noemt dat terecht misleiding. En Michael Mann: “The idea that we will have as a tool at our disposal the ability to capture and sequester large amounts of atmospheric carbon not only can be, but already is being used as an excuse by polluters and those advocating for them to delay and downplay the only safe climate solution—rapidly curtailing our burning of fossil fuels. This constitutes what’s known as “moral hazard”.
In de vierde plaats getuigt dit overshoot-begrip van klimaatwetenschappers, louter inzomend op temperatuurstijging, van een heel beperkte kijk op de huidige overshoot-situatie in de dynamiek van alle planetaire condities. Bill Rees: “There is already (2017) a 73% overshoot. i.e. human eco-footprint is 20.9 billion hectare, and global bio-capacity is 12.1 hectare. So we deplete bio-capacity stocks (forests, soils, fish, etc) in a fast rate.” Hij bedoelt daarmee dat belangrijke aardse toestandsvariabelen (stocks/sinks) steeds sneller degraderen. We boeken daar dus jaarlijks enorme waarde op af. De degradaties zijn ook nog vaak onomkeerbaar. Hetgeen Debra Roberts doet opmerken dat we ons daarom absoluut niet meer dan 1.5 graad stijging kunnen permitteren: “Overshooting would erase ecosystems that are absolutely critical to underpinning the livelihoods of often the most vulnerable [people] in the world.” Edoch met haar ‘most vulnerable” perkt ze die schade veel te smal af. We verliezen allemaal, rijk en arm, burger en boer, met een ongelooflijke snelheid leefbaar terrein.
Enkele stocks die snel achteruit gaan
- Volgens de 2019 Assessment on Biodiversity and Ecosystem Services van het IPBES staan 1 miljoen soorten op uitsterven. Over de rest zegt Rees: “De gemiddelde populatie van duizenden gemonitorde soorten in het wild levende gewervelde dieren (vogels, vissen, zoogdieren, amfibieën) is sinds 1970 met 60 % gedaald”
- We verliezen continu belangrijke warmte-sinks nl. (a) de hoeveelheid ijs op gebergten en polen die af kan smelten ‒ en tijdens smelten 80 keer meer warmte opneemt dan tijdens 1 graad temperatuur stijging , en dus de opwarming nu sterk remt ‒ neemt zienderogen af, (b) zee en land en gebouwen worden steeds dieper steeds warmer, en we verliezen ook daar dus directe warmte-opnamecapaciteit.
- Het sterk verminderen van sneeuwval op gebergten en vlakten leidt naast albedo-verlies tot vier andere belangrijke verliesposten: (a) langzame bevochtiging van diepe ondergrond gedurende winter en voorjaar verdwijnt waardoor bronnen eerder opdrogen en vlakten eerder uitdrogen; (b) voorjaarshitte wordt via afkoelend effect van sneeuwsmelten op vlakten minder geremd, en dus veel snellere verdamping, en veel te felle aanzet tot groei; (c) afstromende rivieren worden extreem grilliger als alle water in de vorm van regen valt, en sneeuw de afvoer niet meer buffert; (d) constante toevoer van water voor scheepstransport, voor drinkwater, en voor alle agrarische groeiprocessen gedurende de hele zomer door afsmelting van sneeuwbuffers op gebergten verdwijnt. Zie bijv. de opdrogende Po-vlakte en Rio Grande Valley, en de toenemende waterproblematiek rond de Himalaya.
- Door droogte, hitte, en extreme regens eroderen bodems. Tevens steeds meer verlies van organische stof door een verhoogde decompositie-snelheid door hogere temperaturen. Overal vermindert de bodemvruchtbaarheid. Ook in het noorden. Elders: de humus verstoft, zand blijft over.
- Vee houden en graan telen wordt steeds moeilijker. Koeien en schapen verdragen hoge temperaturen niet Als tarwe in de bloei-fase enkele dagen meer als 23° voor de kiezen krijgt loopt de opbrengst snel terug.
- Goedkoop en gemakkelijk vangbare vis-stocks ‒ vis alleen levert nu 17 procent van de eiwitinname van de wereldbevolking ‒ in kustgebieden nemen sterk af (Noordzee en Azië 20 à 30% minder). Vis migreert mee met voorkeurstemperaturen maar recent onderzoek ziet harde grenzen aan die adaptatie: “With sea temperatures rising faster than ever, fish will very quickly get left behind in evolutionary terms and struggle to survive. This has serious implications for all fish and our food security, as many of the species we eat could become increasingly scarce or even non-existent in decades to come.”
- We verliezen razendsnel vruchtbomen-potenties. Elke vruchtboom heeft een vrij nauwe bandbreedte aan seizoensomstandigheden nodig om overvloedig goede vruchten te leveren. Druiven kunnen niet tegen hoge temperaturen. Appels, peren, kersen, perziken, noten hebben genoeg kou nodig (‘accumulation of required chilling hours‘) om in het voorjaar te kunnen bloeien. Gevolg: steeds minder opbrengsten, en steeds meer fruitbedrijven zonder toekomst.
We verliezen terrein en toegankelijkheid
Daarnaast zijn er nog belangrijke mentale toestandsvariabelen van mensen en dieren, zoals hoop, oriëntatie, weerstand en resiliëntie, die toenemend aangetast worden. Maar dat terzijde. Over het geheel genomen is absoluut waar wat Bill Rees met “the shrinking bio-capacity of earth” bedoelt. We verliezen zienderogen leefbaar terrein d.w.z. plekken die daarvoor groeizaam waren (groei-potenties hadden) en zonder veel inputs goede opbrengsten leverden; plekken dus waar we het voor het opscheppen hadden, waar basisvoorzieningen voor de mens ‒ water, voedsel, leefbare temperaturen ‒ stabiel en voldoende aanwezig waren. Door dat snel toenemend terreinverlies komt er, zowel via migraties als via handel, steeds meer druk op minder (ook degraderende) plek, en dringen we op elkaar. Zie de Mexican border, en de uitdijende steden wereldwijd. Het UN Global Assessment Report (GAR) vat dit samen met: “If the 1.5°C threshold is breached, the possibilities to adapt will diminish as ecosystem services collapse. Unable to support current economic activity and human populations, migration on a scale never before seen may be triggered, ………”
Als we de klimaatopwarming in dat veel ruimere licht van deze degraderende aarde-situatie plaatsen ‒ hetgeen op de Parijs-COP via een brede politieke evaluatie ongetwijfeld in de hoofden is omgegaan ‒ dan is de nu getrokken rode lijn bij 1.5° de absolute grens tussen (links daarvan) een reeds gevaarlijke overshoot van het aardse systeem en (rechts daarvan) een zekere crash van de mensheid, omdat iedereen heeft beseft dat voorbij die rode lijn ons een mijnenveld aan positieve feedback loops (= versterkende krachten) wacht, en daar ook nog steeds meer negatieve loops (remmende krachten, zoals CO2-opnamecapaciteit van vegetatie en zee) het onomkeerbare loodje gaan leggen. Voorbij die lijn gaat dan ons huidige samenlevingsmodel, gekenmerkt door liberale powerplay tussen graaiende elites die tot op het bot hun troefkaart (= techniek en intelligentsia) tegen elkaar uitspelen, uiteindelijk ondervinden wat iedereen de afgelopen 20 jaar misschien wel gevreesd maar niet echt tot zich door heeft willen laten dringen nl. een systeem collapse en daarmee een totale uitroeing van de mensheid.
Tragisch gebrek aan overzicht
Het tragische is desondanks op dit moment dat de meeste gespecialiseerde klimaatwetenschappers (per definitie geen generalisten), geïntegreerd in het systeem als ze zijn, zich in hun visies op uitwegen geen enkele stap buiten de normatieve en descriptieve denkramen (spelregels) van de huidige liberale economische orde durven permitteren, en nu op de grens van overshoot en crash weer met een vrachtvol deels onvolwassen, deels onbestaanbare techniek komen aansjokken (zie ook het recente IPCC mitigatie rapport) in plaats van de knuppel in het hoenderhok te gooien en sterk remmende ingrepen in de economische wisselwerkingen voor te stellen.
Zodoende vind ik dat de meeste klimaatwetenschappers ‒ Anderson, Hansen, en Klaas van Egmond zijn bijvoorbeeld uitzonderingen ‒ onvoldoende overzicht over de totale problematiek hebben om begaanbare uitwegen uit deze hopeloze toestand te schetsen. Ze schieten gewoon te kort. Door de band genomen willen ze te veel, gezien wat er nog kan. Ik bedoel daarmee dat ze een groei-perspectief, en de daaraan verbonden glorieuze onoverwinnelijkheid van de menselijke soort tegenover de natuurelementen, in hun hart niet los willen laten. Een voorbeeld?
Als Leo Meyer in een Nieuwsuur-video (op 3 min.) waarin 15 NL-klimaatwetenschappers verklaren geen vertrouwen meer te hebben in het beperken van de opwarming van de aarde tot onder de 2 graden, zegt: “Vanuit een politieke kant is het goed om een reductie-doelstelling neer te zetten want dan gebeurt er tenminste wat”, en vervolgens niet op dat “wat” focust en daar op ingaat. Wat precies belangrijk is dat mensen blijven doen, en wat ze als de sodemieter moeten laten? Wat gaat er mis?
Ik bedoel: hij ziet een scherpe bocht op zich afkomen: Waarom is minderen en remmen dan geen optie? Hij weet (want spreekt eerder in die video uit dat we stevig over de 1.5° heen gaan schieten) dat deze complete transitie ‒ onder condities van vrijheid van expansie ‒ doodlopend en gevaarlijk is. Dus hij zegt daarmee eigenlijk de huidige inhoud (= green growth) van ‘wat’ de wacht aan. Waarom specificeert hij dan vervolgens niet duidelijk wat wél belangrijk is om een snelle mitigatie te doen lukken (zoals bijvoorbeeld houtbouw, openbaar vervoer, biologische landbouw, lokaal produceren), en wat helemaal niet (zoals luchtvaart, kunstmest, 5G en crypto-mining) en dus sterk beperkt zou moeten worden? Hij leidt niet omdat hij geoogklept is, te geobsedeerd gericht op oplossingen zoeken binnen vaste kaders en geldende verhoudingen. Is gekooid koortsachtig bezig oplossingen te zoeken binnen het frame van “iedereen moet steeds meer welvaart krijgen”. Wat niet in die kraam past, kan zo iemand niet zien. Allerlei stuurmogelijkheden en sociale werkingen vallen buiten zo’n gefocust blikveld.
Twee belangrijke manco’s van het blikveld van de meeste klimaatwetenschappers zijn mijns inziens:
- Ze zien geen prioriteiten in de hele wereldwijde bandbreedte aan economische activiteit. Maar is het zo ingewikkeld om te snappen dat nu het (op renewables) ombouwen van het hele long-chain wisselwerkingscircus vastloopt ‒ nl. dat we niet op tijd emissies onder controle krijgen om een ‘climate runaway’ te voorkomen ‒ je moet gaan prioriteren op wat essentieel is om wél aan de gang te houden om de mensheid helemaal heel te houden? Terwijl al in Kyoto een zeer duidelijke prioriteitshint door de politiek is gegeven. Een kernafspraak (artikel 2) daarin was dat een dusdanige stabilisatie van de opwarming moet worden bereikt dat de voedselproductie nergens in gevaar zal kunnen komen. Iedereen is van het begin af aan bezorgd geweest over het mogelijk verlies van natuurlijke potenties in de eigen habitat. Om zo’n voedselvoorziening te garanderen, is het hoofdzaak dat het overal gemakkelijk blijft groeien (planten, gewassen, vee, bomen), en dat dus de klimaatcondities slechts minimaal mogen gaan afwijken van wat eeuwen zo geweest is. Dat heeft er voor gezorgd dat in elke regio iedereen vanuit de directe omgeving van voldoende en veelzijdig en goedkoop voedsel kon worden voorzien. Dat is goud. We leven op een wolk (de natuur) die ons alles in de schoot werpt, elk jaar weer. Zolang dat proces werkt, is er helemaal niets aan de hand. Het hele circus eromheen (onderwijs, vervoer, communicatie, vakantie, uitgaan, sport, luxe, etc) is allemaal deels misbaar, deels vervangbaar, deels uitstelbaar en later weer instelbaar. Maar als die voedselproductielijn gaat haperen en moeilijk wordt, ben je weg. Ik bedoel, helemaal weg. Niet alleen de kwetsbaren. Immers, als voedsel wereldwijd moeilijk produceerbaar en distribueerbaar wordt, kunnen elites ook niet meer op kunstmatige voedselsystemen overschakelen omdat dan ook het hele peleton goedkope arbeidskrachten (= de zwakke plek van iedereen die koopt wat hij wil) die nu de inputs voor elk westers systeem (ja ook van die zogenaamde CO2-opvangsystemen) opgraven, assembleren, vervoeren en thuisbezorgen schijteduur en schaars wordt omdat hun goedkope beschikbaarheid (hun levenskracht en gezondheid) recht evenredig is met hun toegankelijkheid tot goedkoop nabij gemakkelijk produceerbaar voedsel. Kortom: De blindheid van klimaatwetenschappers m.b.t. het primaire belang van de aardse productiviteit (de grondslag voor ons welzijn), waardoor we nu als een zombie nog dieper op die productiviteit dreigen te gaan inboeten, zie ik als een ernstig gebrek, en drijft niet voor niets al jaren de meeste biologen tot wanhoop.
- Ze zien de sociale dimensie van de opwarmingsproblematiek over het hoofd. Hebben met name geen oog voor hoe de belangrijkste sociaal-economische samenlevingsregels ‒ nl. die rond de toegang tot inkomen en bezit ‒ de vraag naar fossiele energie bepaalt. Zien dan ook niet dat emissie-reductie niet vast zit op kosten of weerzin tegen minderen, maar op “wie eerst”. We veroorzaken die emissies immers in de eerste plaats (i.e. wenden energie aan) om van elkaar te kunnen winnen, of in ieder geval onze positie te consolideren en niet achter te blijven. Immers onze samenlevingsregels staan een open onderlinge strijd om inrichting van onze persoonlijke leefdomeinen toe. We dringen meer dan dat we delen, en kunnen dus voortdurend verdrongen worden. En dus vereist echt remmen op de vraag naar energie dat ook ‒ net als in oorlogstijd gebruikelijk is ‒ die onderlinge wedstrijd geneutraliseerd moet worden zodat iedereen er gerust op kan zijn dat hij net zo veel toegankelijkheid tot essentiele behoeftenbevrediging blijft hebben als ieder ander. Met een distributiesysteem is dat heel goed te regelen. Zwakke vormen daarvan (zoals PCA’s) distribueren op een gedeelte van de persoonlijke emissies of consumpties; sterkere vormen distribueren een carbon budget voor alle persoonlijke indirecte en directe emissies en koppelen dat aan een systeem waarin ieder product of dienst wordt voorzien van een emissie-score zijnde de som van alle emissies gedurende de hele bovenstroomse productie- en transportketen. En echt sterke vormen distribueren middelen (zoals land en kapitaal) om zelf in basis-producten (energie, voedsel, woningen) te voorzien. Overigens: De blindheid van klimaatwetenschappers voor de sociale dimensie loopt momenteel wel behoorlijk terug. In het IPCC mitigatie-rapport is flink aandacht voor de koolstofintensiteit van de leefwijze van elites. Modi heeft in Glasgow die weg gebaand met zijn “Lifestyle for environment” speech.
Confrontatie
Maar als we zo dicht op een crash zitten dat de reparatie-opties ‒ die momenteel in de (inter)nationale emissie-reductieplannen steeds nadrukkelijker als reddende engel opduiken ‒ neerkomen op een zelfmoordgordel, en we repareren dus uit ons hoofd moeten zetten, dan moeten we naarstig op zoek naar een ander gezamenlijk verhaal (‘narrative’). Dat wordt even zoeken. Want er wordt wel steeds vaker om geroepen (zie Kevin Anderson op t= 8 min), maar inhoudelijk ligt er niet veel gemeenschappelijks aan plan B op tafel. Laat staan in de harten, en daar draait het natuurlijk om. De kloof tussen business-as-usual, green growth, en back-to-basics voorstanders wordt, nu het spannend wordt, eerder groter dan kleiner. Dus waar te beginnen?
Iedereen weet het. Als je een omgang met iets of iemand echt wil omvormen, is er maar één weg te gaan: hooglopende ruzie maken. Nu we elkaar echt doeltreffend op korte termijn qua emissies moeten gaan beperken om te voorkomen dat de temperatuur nog verder oploopt, zullen we via heel directe confrontaties dieper moeten doordringen in elkaars ergernissen en oorzaken van wantrouwen, om daarmee nieuwe wetten rond ons economisch handelen te ontwerpen. In confrontaties worden diepe remmingen losgewoeld en tot uitdrukking gebracht. Een diepere toenadering en onderlinge betrokkenheid dan op ideeën alleen, kan het gevolg zijn.
Jac Nijssen