De klimaatdiscussie moet breder. Er is – ook vanuit groene partijen – geen ander verhaal dan de technische optie, namelijk hals over kop het fossiele energiegebruik in onze processen afbouwen.
Nu helder wordt dat die technische optie kostbaar, poeplink en conflictueus is, gaan steeds meer haren overeind staan. Iedereen ziet op een andere manier zijn positie in het nauw komen. Weldenkende mensen beginnen nattigheid te voelen bij de begaanbaarheid van het tegen elkaar op doorinnoverend steeds verder opschalen en mondiaal verknopen van de economische hoofdstromen.
Nog extremer innoveren om het klimaat te redden, gaat de toch al groeiende vraag naar energie weer harder aanwakkeren, waardoor het fossiele energiegebruik zal blijven toenemen. Grondstofwinning, zwaar transport en massavervoer, de strijdmachten ook, blijven nog tientallen jaren op fossiel draaien. Er zijn honderden hele grote vliegvelden in aanleg, alle havens en servers breiden uit, en de internationale wegenbouw kraakt uit zijn voegen. Er zit een chaotiek in, een onbegrensde rouwdouwerij, die absoluut niet garandeert dat we het nauwe gaatje van evenwicht tussen uitstoot en opname binnen korte tijd zullen kunnen treffen. Ons kent ons. We zien het circus dagelijks om ons heen.
Gevaren de toekomst in geprojecteerd
De meeste mensen hebben zich twintig jaar lang laten kalmeren door de stemmen van leiders, wetenschappers en uitvinders. Die stemmen projecteerden acute gevaren behoorlijk ver de toekomst in, en opperden voortdurend nieuwe technologische deeloplossingen om die gevaren te voorkomen. Klimaatverandering was nog geen monster. Nu begint het beest te grommen, en raken mensen aan het twijfelen. Waarom is dit monster niet doorzien? Waarom zijn we door zegsmannen verleid dit levensgevaarlijk pad op te lopen? Het geloof in technologie wordt onbestendig, en dat is – zeker voor jongeren – heel ingrijpend als je daar volledig in opgegroeid bent, en er als een tandwiel op in had willen haken.
Om de verwarring rond deze met breekijs gevulde toekomst te beantwoorden, moeten we haar breder onder ogen zien. Moeten we niet veel dieper snijden in de manier waarop we nu met elkaar in leven proberen te blijven? Moeten we zo energievretend doordenderen, gevangen in een dans die we zelf verzonnen hebben? Kunnen we niet een reorganisatie van de economie verzinnen die geheid veilig thuis geeft? Kunnen we niet zodanig de manier veranderen waarop we elkaar middelen van bestaan toespelen, dat mensen zich sneller uit deze gifgas-productie kunnen wrikken?
De mens is oorzaak, dus de mens moet anders opgesteld worden. Mensen zouden wapens moeten krijgen om snel uitstootloos te gaan. De technische optie zou zodoende stevig geflankeerd moeten worden met positie-beleid, dat jongvolwassenen vroegtijdig autonoom toegang geeft tot middelen van bestaan op geïntegreerde leefplekken, zodat de uitstoot die ze wereldwijd via hun dependenties aantrappen minimaal kan worden. Land en woonplekken toebedelen dus.
Iedereen een moestuin
Toen ik jong was, had in mijn geboortedorp elk gezin een moestuin van rond de 1000 m². Men haalde in maart met een geleende kruiwagen wat stalmest bij de boeren rondom. Een zwik eigen kompost van huisafval en konijnenenmest erbij, en alles groeide als kool. Iedereen kon het. Aan de natte cirkel – zoals groente, zuivel, vlees, fruit – kwam bij ons geen transport, verpakking, en koeling te pas. Door de autonome toegankelijkheid van mensen te boosten, zoals ik in De dode hoek van klimaatmodellen heb uitgewerkt, en die toedeling van activa onverhandelbaar, wel ruilbaar, te maken, sla je een deken om kleinschalige productie-eenheden heen. Daarmee demp je het dringen (= concurreren), enorm, en dus het tegen elkaar op innoveren om stand te houden. Plus je maakt grote passen naar juistschalige circulariteit.
In dat boek komt het basis-idee (i.e. sturen op bezit) niet als een baksteen uit de lucht vallen natuurlijk. Het volgt uit een brede analyse van de economische structuurdynamiek die arbeidsdeling en specialisatie de afgelopen decennia veroorzaakt hebben, met name hoe er langzaam maar zeker – door via steeds slimmere energie-toepassingen steeds meer mensen van corvee te ontlasten en de R&D in te loodsen – een waterhoofd aan herinrichtend vermogen in onze economie is gegroeid. Niet erg? Toch wel:
- Zoals zojuist gezegd wordt door die herinrichtings-versnelling de broeikasgas-uitstoot op korte termijn volslagen ontembaar.
- Ook erg is dat mensen steeds meer functioneren in een netwerk van gestandaardiseerde afhankelijkheidsrelaties. Ze krijgen daardoor niet genoeg opdonders en houvast. Klinkt gek misschien. Maar ons domein wordt steeds groter, is soepel doorkruisbaar, en door herinrichtingen ongelooflijk labiel. We huppelen van het ene naar het andere, zijn op weinig grilligheden nog echt aangewezen, gaan op in gelegenheidszwermen, steeds sneller, steeds verder. Ons contact verschraalt. We glijden en voyeren, maar raken niet. Overal worden we gepapt en geleid, overal kunnen we kiezen wat ons niet stoort, overal weten we dat we weg kunnen. Ziedaar de cultuur van verlating die de laatste vier decennia vanuit de elite alle bevolkingslagen heeft besmet. Verstoken van bandbreedte zijn velen ongemerkt op allerlei aspecten gevoelloos geworden. Dit deterioreert zowel oriëntatie als bevrediging, waardoor men slechter prioriteert en nergens meer genoeg van krijgt. Zo’n mens kan kopen wat ie wil, maar denkt al aan het volgende. Hij voelt niet, dus geniet niet, dus houdt niet.
Iedereen dezelfde reddingsboot
Een reorganisatie van de economie moet dus twee dingen zeker ondervangen: (a) om herinrichten te dempen, dienen mensen zo gesteld te staan dat ze niet via levenslang dringen hun middelen zeker moeten stellen, (b) om via blootstelling gevoel te ontwikkelen, dienen mensen veel essentiële processen rond hun basisvoorzieningen (voeding, beschutting, energie) zelf uit te voeren. Maar ook een gelijk speelveld voor ieder moet deel zijn van de oplossing. Je krijgt iedereen alleen van zijn plek, als iedereen dezelfde reddingsboot krijgt.
Niet alleen Ronald Rovers met zijn pleidooi voor strakke grondstoffen en materialen-circulariteit staat positief tegenover zo’n low-tech inrichting van onze economie. Ook Kate Raworth en George Monbiot beginnen die kant op te denken. De belangstelling voor ekodorpen, lokale voedselvoorziening, en tiny houses lijken weliswaar pogingen in die richting maar net als de installatieprogramma’s voor jonge boeren in veel Europese landen – “als u 5 ton investeert, krijgt u 1 ton subsidie!” – wordt men daar via schulden, inkomensverplichtingen, en algemene regelingen qua inrichting en inkomen op lange termijn geketend aan condities van bezitters, banken, verzekeraars, en overheden. Het moet veel ruimer en losser.
Kijk hoe het aanvankelijk razendsnel groeiende enthousiasme rond Transition Towns volledig is uitgedoofd door onvoldoende onbelaste toegang tot lokale middelen. De recente spinsels van bijvoorbeeld De Jonge Klimaatbeweging en de Nationale Denktank rond het realiseren van een circulaire economie zullen diezelfde weg gaan als overheden niet snel uitstootloosheid tot doelvariabele verheffen, en dus hun capaciteit om bedrijventerreinen de grond uit te stampen ombouwen naar het stimuleren van werk- en leefplekken waar jongeren uitstootloos kunnen gaan. En dan moet je niet zoals Louise Fresco stadslandbouw afraden, maar zulke initiatieven juist tegemoet komen met lappen grond op fietsafstand, en beschikking geven over loodsen om te transformeren en te verhandelen. Stoot ze niet van de rand waar ze op willen klauteren. Beloon hun drang om uitstootloos te leven met een soepele beschikbaarstelling van middelen!
Ja, ik weet het, je tast met sturen op bezit – vooral land – enkele lucratieve maar klimaatvijandige verdienmodellen aan. Daar staat tegenover dat je nu acuut oriëntatie en initiatief produceert. Mensen zullen hart voor de zaak krijgen, gevoel voor grenzen en prioriteiten opdoen, kordaat worden, gezondheid scoren, en via hun gelijkgerichtheid veel onderlinge cohesie opbouwen. De neuzen gaan dezelfde kant op staan. Makkelijk coördineerbaar. Dat wordt heel belangrijk als we deze shit-storm willen overleven.
Jac Nijssen
is auteur van het boek De dode hoek van klimaatmodellen