Hoe is het in vredesnaam mogelijk dat een grondig onderzocht onderwerp, waarover een brede wetenschappelijke consensus bestaat, stuit op zoveel weerstand? Bijna iedereen weet waar de schoen wringt, maar een groeiende groep kiest ervoor de kop in het zand te steken en een select gezelschap spant zich zelfs enorm in om de overdonderende hoeveelheid wetenschappelijk bewijs bij het grof vuil te zetten. Snel en ingrijpend handelen is geboden, maar de plaat blijft hangen in de oude bekende groef (olie, olie, olie) en er gebeurt veel te weinig. Hoe kan dat? Die vraag hield klimaatdeskundige Jan Paul van Soest de afgelopen jaren bezig. Hij schreef er een doorwrocht, uiterst leesbaar en fascinerend boek over: De Twijfelbrigade. Vorige week werd het in De Balie in Amsterdam gepresenteerd.
Op de kaft van de Twijfelbrigade staren een grafisch weergegeven schapen- en een wolvenkop de lezer indringend aan. ‘Waarom de klimaatwetenschap wordt afgewezen en de wereldthermostaat 4 graden hoger gaat’, luidt de ondertitel. De boodschap is helder: de Twijfelbrigade bestaat uit wolven in schaapskleren. Van Soest bedoelt er een kleine groep verstokte klimaatsceptici mee, die volgens hem de argumenten nabouwen van hun veelal door de fossiele industrie gefinancierde Amerikaanse geestverwanten. Ze doen zich voor als bonafide wetenschappers, of op z’n minst als experts, maar ze baseren zich vooral op bronnen van wetenschappelijk twijfelachtige oorsprong. Hun doel: het in meer of mindere mate ontkennen van de sombere conclusies van de reguliere wetenschap over de staat van het klimaat. Of eigenlijk vooral het tegenhouden van de maatregelen waar klimaatsceptici bang voor lijken te zijn: overheidsbemoeienis, het belasten van CO2 en het afbouwen van de fossiele industrie. En De Twijfelbrigade boekt succes: sinds 2009, het jaar waarin deze groep zelfverklaarde verdedigers van de waarheid ‘Climategate’ succesvol op de publieke agenda wist te krijgen, is het aantal mensen dat de ernst inziet van de door de mens veroorzaakte opwarming van de aarde, flink teruggelopen.
Republikeinse denktanks
Stap voor stap, hoofdstuk voor hoofdstuk, legt Van Soest uit hoe dat kan. Hij begint met een alleszins begrijpelijke uitleg van de bevindingen van de klimaatwetenschap. Feiten waarover wel degelijk een brede consensus bestaat, ook al wil De Twijfelbrigade de argeloze burger graag anders doen geloven. Dan schetst hij ‘het sceptisch paralleluniversum’, waarin Amerikaanse wetenschappers worden gefinancierd door libertaristische, soms evangelistische, maar in alle gevallen zwaar Republikeinse denktanks, om ‘tegenfeiten’ te publiceren, die moeten aantonen dat het allemaal wel losloopt met die opwarming van de aarde. Bij nader wetenschappelijk onderzoek valt hun bewijsvoering gierend door de mand, maar dat onderzoek vindt zelden plaats. Klimaatsceptische artikelen zijn veelal niet peer reviewed, zoals dat heet. En als ze dat wel zijn en ze overleven die toets der kritiek, dan zitten de critici in hetzelfde kamp. Nederlandse klimaatsceptici putten dankbaar uit deze troebele bron. Van Soest laat het allemaal zien met ontluisterende, maar overtuigende voorbeelden.
Razend werd hij in eerste instantie over deze ontdekking: hoe kunnen deze mensen feiten verdraaien die zo vitaal zijn voor de overleving van de mens op aarde? Dat is toch misdadig? Maar zijn onderzoek naar de achterliggende motieven hebben hem, zegt hij, milder gemaakt. Want ook een klimaatscepticus is bang, ontdekte de auteur. Bang dat de overheid zich te veel zal gaan bemoeien met de industrie, de handel en zelfs het persoonlijke leven. Bang dat een gemeenschappelijke voorziening als een leefbare wereld geld gaat kosten. Veel geld. Bang dat we niet op de oude voet verder kunnen, want groei is goed en een stapje terug welhaast ondenkbaar. Bang soms ook dat de Heer vertoornd zal raken wanneer de mens zo arrogant is om te denken dat hij iets groots als het klimaat zou kunnen beïnvloeden. Puur menselijk angsten dus, wat je er inhoudelijk ook van vindt.
Socialistische heilstaat
Hoe je het ook wendt of keert: klimaatverandering ís beangstigend. Wie de feiten onder ogen durft te zien, kan haast niet anders dan in paniek raken. Vier graden opwarming klinkt niet veel (wel lekker zelfs, een paar graadjes erbij), maar bezien vanuit een klimaathistorisch perspectief is het een regelrechte ramp. Ter illustratie: in de vorige IJstijd was het gemiddeld 3 à 4 graden kouder dan nu. Er is dus simpelweg vráág naar de sussende verhalen van de twijfelbrigade. Diep van binnen willen we dolgraag horen dat klimaatwetenschappers niet deugen. Dat ze de feiten verdraaien en ons allemaal maar wat voorspiegelen, met als doel een socialistische heilstaat te vestigen waarin hardwerkende ondernemers beknot worden door torenhoge milieuheffingen. Of varianten daarop. Relativering of ontkenning van de wetenschappelijke conclusies zijn als balsem op onze angstige ziel: het is allemaal niet zo erg als het lijkt. Vandaar dat een relatief kleine groep (er zijn wereldwijd zo’n honderd actieve klimaatontkenners, schat Van Soest) er in slaagt om, via een sterk staaltje PR en beïnvloedingstactieken, een alternatief beeld over de onaangename werkelijkheid heen te schuiven.
Puur menselijk gedrag, waar Van Soest wetenschappelijke termen op plakt als ‘cognitieve dissonantie’ en ‘motivated reasoning’. Ook degenen die zichzelf graag beschouwen als ‘klimaatrealist’ houden zichzelf overigens voor de gek, vindt de auteur. Want roepen dat we, als we vanaf nu het roer drastisch omgooien, de opwarming nog zullen weten te beperken tot een minder desastreuze twee graden, is volgens hem zelfbedrog. Gezien het feit dat het roer van de immense globale klimaatmammoettanker nog niet eens noemenswaardig is bijgedraaid, zijn we dat station inmiddels al gepasseerd. We zullen ons dus moeten beraden op aanpassing aan wat onafwendbaar is: zeespiegelstijging en steeds grotere weersextremen.
Cultuurshock
Van Soest pleit voor een eerlijk en constructief debat, gebaseerd op de moeilijk te verteren feiten die er nu eenmaal liggen. “Klimaatverandering is een cultuurshock”, zegt hij tijdens de presentatie van zijn boek. “Het ondermijnt het vertrouwen in een samenleving die gebaseerd is op de overvloedige beschikbaarheid van fossiele brandstoffen. Het publieke debat erover is de afgelopen jaren verworden tot een cultuuroorlog. De beeldvorming is zodanig het publiek zich bij het ene of het andere ‘kamp’ indeelt om de eigen identiteit te onderstrepen. Maar daarbij raken de feiten ondergesneeuwd.” Van Soest pleit ervoor om te stoppen met het welles-nietes debat over de feiten. “In grote lijnen staan die vast. Waar we over moeten praten, is over onze reactie daarop. Ongeacht onze politieke of persoonlijke overtuigingen.”
Die wens ketst meteen af op het harnas van het eigen gelijk van Hans Labohm, een in het publiek aanwezige klimaatscepticus. Hij opent tijdens de vragenronde direct de aanval op een inhoudelijk aspect van de klimaatwetenschap: “Waar komt die zogenaamde pauze in de opwarming toch vandaan?” is de kernvraag in zijn hoorbaar voorbereide woordenstroom. “Iedereen heeft recht op z’n eigen mening, maar niet op z’n eigen feiten”, besluit hij snedig. Pas na herhaaldelijk aandringen vanuit het expertpanel (waarin overigens geen sceptici zitting hebben omdat, zoals Van Soest het uitdrukt ‘reflectie op de vragen die we vandaag bespreken naar verwachting niet direct gevonden zal worden in de sceptische hoek’), beschrijft Labohm de zorgen die de voeding vormen voor zijn sceptische strijdlust: “Ik ben een klassiek liberaal. Ik wil een terughoudende overheid. Bovendien zullen de voorgestelde maatregelen geen effect hebben.” Waarna hij meteen weer een blik cijfers opentrekt waaruit het ongelijk van de verzamelde klimaatwetenschappers moet blijken. “Maar voer het debat nou toch eens over die zórgen, en niet over die zogenaamde pauze”, wordt hem door het panel toegevoegd. Vooralsnog tevergeefs. Labohm verlaat uiteindelijk voortijdig de zaal.
Reflectie op eigen handelen
Jan Paul van Soest realiseert zich dat hij in De Twijfelbrigade voornamelijk voor eigen parochie preekt: “Op grond van het onderzoek dat ik voor dit boek deed kan ik met een hoge mate van zekerheid voorspellen dat deze analyse vrijwel geen invloed zal hebben op de discussie”, schrijft hij in zijn voorwoord. “Veel klimaatsceptici zullen mijn bevindingen op voorhand afwijzen, omdat ze niet bij hun eigen opvattingen passen. De mensen die wel zijn overtuigd van een door de mens veroorzaakte klimaatverandering zullen dit boek wellicht lezen om het eigen gelijk bewezen te zien. In dat geval is de vraag of het ook nog leidt tot reflectie op eigen handelen en communiceren, waaraan ook nogal wat te verbeteren valt.”
In de epiloog heeft Van Soest, ondanks alle eigen en beschreven scepsis, gelukkig toch nog enige woorden van hoop: “Ongeacht welke toekomst werkelijkheid wordt, er zijn altijd mogelijkheden tot handelen. […] Er zijn […] robuuste investeringen te bedenken die in elk scenario zinvol zijn.” Hij noemt het ‘investeringen in kracht en veerkracht’: de moed om de waarheid onder ogen te zien en van daaruit te spreken en te handelen; de vitalisering van gemeenschappen die de nieuwe economie en samenleving voorbereiden; investeringen in robuuste natuur en ecosystemen en het bundelen van kracht en macht van klimaatrealisten. Hopelijk voelt u, lezer van Duurzaam Nieuws, zich door dit handelingsperspectief aangesproken, geactiveerd en toch ook enigszins getroost. Want daar hebben we allemaal behoefte aan.
Annelies Roon
De Twijfelbrigade door Jan Paul van Soest is een uitgave van MGMC, Maurits Groen Communicatie. Prijs € 25,00.