De vraag is niet óf, maar wanneer zich een humane pandemie door het vogelgriepvirus zal voordoen – met de gevolgen van een coronacrisis. Wetenschappers zijn nu nog redelijk optimistisch, het zal zo’n vaart niet lopen. Maar wie de berichtgeving over de recente uitbraken van de vogelgriep volgt, heeft weinig redenen om in het toenemend aantal lokale besmettingen niet de voorboden van een ecologische en mogelijk humanitaire ramp te zien. De intensieve pluimveehouderij is een grote besmettingshaard geworden.
Het vogelgriepvirus doet wetenschappers telkens weer versteld staan. Dat lees en beluister je in de artikelen en podcasts over de gevolgen van nieuwe besmettingen. Uitbraken die tienduizenden, honderdduizenden, miljoenen dode dieren opleveren. De intensieve pluimveehouderij is de voornaamste besmettingsbron van het dodelijke, snel muterende virus. Eén overvliegende zieke wilde eend die kakt in het drinkwater van een ganzen- of kippenfarm kan gemakkelijk een paar van de duizenden dieren besmetten. Vanaf daar gaat de infectie exponentieel verder. Het stopt als alle besmette dieren dood zijn, door de ziekte zelf of door de ruiming van duizenden dieren op de boerenbedrijven. In dat laatste geval door adequaat ingrijpen van de veterinaire autoriteiten.
Nederland is meermaals getroffen door grote vogelgriepcrises. Recent nog vanaf 2021, waarbij meer dan zes miljoen kippen, eenden en kalkoenen een nutteloze dood stierven. De ‘aviaire influenza’ is van een eeuwenoud incidenteel probleem, sinds 1996 na een uitbraak in China, een structureel probleem geworden. Het virus heeft zich in de populaties van wilde watervogels genesteld en kan altijd en overal opduiken en actief worden. “Er is nog geen idee hoeveel wilde vogels het virus inmiddels bij zich dragen. Ook is nog onbekend in hoeverre besmette pluimveebedrijven het virus verspreiden in de omgeving, voordat alle dieren zijn gedood”, aldus de update en kaart met besmettingen van de site Levende Have.
Ook zoogdieren besmet met vogelgriep
Dit gaat dan nog alleen over pluimvee, maar het vogelgriepvirus waart ook rond onder populaties van zoogdieren. En dan vooral onder productiedieren in de intensieve veehouderij, zoals geiten, schapen en ook koeien. De recente uitbraak op Amerikaanse melkveebedrijven heeft een schokgolf onder consumenten veroorzaakt. Is het nog wel veilig om melk van Amerikaanse koeien te drinken? (ja, als het gepasteuriseerd is). Koeien op een melkveebedrijf zijn onder controle te houden, maar wat als het virus overslaat naar populaties van wilde dieren? Dan is grootschalige sterfte van het Noord-Amerikaanse ‘wildlife’ niet ondenkbaar.
In ongecontroleerde uitbraken woedt het virus onder populaties voort tot er geen levend dier meer is om te besmetten. Dat levert dan bijvoorbeeld een onthutsend itempje op Het Jeugdjournaal op, van 29 oktober van vorig jaar: “Meer dan 1300 zee-olifanten dood door vogelgriep”. Drie maanden later meldde de site Livescience: “Vogelgriep roeit meer dan 95% van de pups van zuidelijke zee-olifanten uit in ‘catastrofale’ massale sterfte”. De mariene biologen die de populatie aan de zuidkust van Argentinië al jaren volgen stonden te huilen op het strand, want dit hadden ze nog nooit meegemaakt. Een hele generatie pasgeboren zee-olifantjes stierf in een mum van tijd, naar schatting 17.000. De pups kregen het virus binnen via de moedermelk. Het virus bereikte na Zuid-Argentinië het vasteland van Antarctica en bedreigt daar momenteel zeevogels en pinguïns.
Het ‘hoogpathogene’ vogelgriepvirus heet H5N1. Dat heeft niets met vijf atomen waterstof en één atoom stikstof te maken, maar met de zogeheten oppervlakte-eiwitten hemagglutinine (H) en neuraminidase (N), die op de virussen voorkomen. Die zorgen voor de hechting aan en aantasting van de weefselcellen van het prooidier. Er zijn 18 mogelijke posities van hemagglutinine en 11 van neuraminidase. In principe kunnen hieruit tientallen varianten ontstaan, die lang niet allemaal even pathogeen zijn. De menselijke griepvirussen zijn van het H1-soort.
Watervogelgriepvirussen zijn H5-soorten. De meeste veroorzaken (lichte) griep, infecties van de bovenste luchtwegen of allen ontstoken ogen. Maar een enkele tast alle weefselsoorten aan. De nieuwe variant H5N1 dook in 1996 op in China, in de buurt van Hong Kong, op een gigantische ganzenfarm. Een kleuter was het eerste dodelijke slachtoffer. De vrees voor grootschalige besmetting onder mensen werd niet bewaarheid, mede door ingrijpen van overheden waardoor het virus werd ingedamd.
De besmetting door een wilde watervogel met het virus van een ander dier, dat geen afweer heeft tegen het betreffende virus, is een natuurlijke gang van zaken. Het betreffende dier heeft pech als het virus van het type H5N1 is. Anders dan andere type virussen infecteert H5N1 niet alleen de luchtwegen of de darmen, maar alle weefselsoorten. Ook de subvariant H7N7 is hoogpathogeen. Het besmette dier komt vol virussen te zitten, sterft een onherroepelijke dood, en is een besmettingshaard voor elk dier dat ermee in aanraking komt.
Brandhaard bioindustrie
De vehementie van de woekering van H5N1 is al angstwekkend genoeg. Gevaarlijk wordt het als fataal besmette vogels soortgenoten infecteren, zoals kippen, eenden of ganzen, die dicht op elkaar gepakt zitten op een (pluim)veehouderij. H5N1 heeft vocht nodig om zich te verplaatsen, vandaar dat vooral watervogels de dupe zijn, maar niet uitsluitend. Weer een stapje erger wordt het als zoogdieren het virus binnenkrijgen: katten, honden, vossen, beren die een besmet dier pakken. Dat ook (Amerikaanse) koeien besmet kunnen worden, verbaasde de wetenschappers. Maar ook weer niet, gezien eerdere onvoorspelbare stappen van het virus.
“De uitbraak van het hoogpathogene vogelgriepvirus is in de afgelopen weken overgeslagen van vogels op rundvee, met meerdere bedrijven waarbij het virus in de melk werd aangetoond,” schrijft het vakblad Veeteelt op 22 april. “De U.S. Department of Agriculture (USDA), heeft inmiddels bevestigd dat ook overdracht van koe-op-koe een rol speelt in de verspreiding van het virus. Hoe dit precies zit, zoekt het USDA nog uit.”
Hoe zou dat dan precies kunnen zitten? Zoals elke organisme heeft een virus maar één doel in het leven (al is er geen sprake van levende organismen in het geval van virussen, noch van doelgerichtheid van de evolutie): het voortbestaan van de soort. Geloof al die praatjes over de zin van het leven niet, we zijn maar om één reden op aarde: ons voortplanten om dat voortbestaan te garanderen. Virussen behoren tot de oudste organismen en hebben het zo lang vol weten te houden omdat ze zich aanpassen aan de omstandigheden. Inmiddels is er wel een vermoeden hoe het virus zich onder koeien verspreidt: via de melkmachines. Die brengen het virus over van uier op uier.
“Het Erasmus MC is wereldwijd in het nieuws, omdat onderzoekers er een vogelgriepvirus hebben ontwikkeld dat zich via de lucht verspreidt onder zoogdieren” AD, 2011
Kip-op-kip, nerts-op-nerts, koe-op-koe: dat verontrust virologen het meest. Als het dodelijke virus zonder tussenkomst van een besmette watervogel een zoogdier van dezelfde soort in een dichtbevolkte stal kan infecteren, dan betekent het dat het virus gemuteerd is. In de ‘stapjes’ die hierboven genoemd worden past het virus zich aan en wordt steeds beter in het infecteren (=zelf voortbestaan) van een ander organisme.
In 2011 schreef het AD: “Het Erasmus MC is wereldwijd in het nieuws, omdat onderzoekers er een vogelgriepvirus hebben ontwikkeld dat zich via de lucht verspreidt onder zoogdieren”. De viroloog Ron Fouchier besmette achter elkaar een fretten met het gemuteerde virus dat in een voorganger was gemuteerd en verkreeg aldus na een gering aantal tussenstappen een zeer hoogpathogeen virus, dat zelfs via de lucht verspreid mensen kon besmetten. Het virus werd vernietigd, dergelijke proeven worden om redenen van veiligheid niet meer gedaan. Er was aangetoond dat zo’n virus in het lab kan ontstaan. En vermoedelijk ook in het wild.
Kleine kans, hoge sterfte
Dat een medewerker van een Amerikaans melkveebedrijf door het intensieve contact met de koeien besmet raakte, daar keek eigenlijk niemand nog van op. Want vogelgriep is behalve een zoönose, een infectieziekte die van dier op mens kan worden overgebracht, evenals COVID-19, de ziekte van Lyme, Q-koorts, toxoplasmose, en salmonellose, ook van mens-op-mens besmettelijk. Er is echter een belangrijk verschil met het verloop van de ziekte door de andere pathogenen: de sterftekans. Van de ruim achthonderd geregistreerde gevallen van menselijke besmetting met H5N1 is bijna de helft geëindigd met de dood van het slachtoffer. Dat halen de andere zoönosen bij lange na niet.
Het optimisme onder wetenschappers over de ernst van de besmetting van mens-op-mens is gebaseerd op de beperkte overdracht van het H5N1-virus. Dat er maar zo weinig slachtoffers onder mensen zijn bewijst dat de besmettelijkheid van mens-op-mens gering is. Anders dan menselijke griepvirussen zit het niet in de bovenste luchtwegen, vanwaar het met elke niesbui een volgend slachtoffer kan bereiken. H5N1 nestelt zich dieper in de longen.
De besmettelijkheid van de huidige varianten moet daarbij vermeld worden. Besmetting van mens-op-mens is heel goed mogelijk, maar is afhankelijk van de aanpassing van een gemuteerd virus. Om het virus geen kans te geven te muteren – we hebben dat gezien met het coronavirus – moet de initiële uitbraak onder dieren zo snel mogelijk de kop worden ingedrukt. Snelle signalering leidt tot grondig ingrijpen, zoals preventieve ruiming van pluimveehouderijen. Dat gruwel is het risico van de intensieve bioindustrie. Er zijn ook antivirale middelen en generieke vaccins beschikbaar die de ernst van een besmetting kunnen verzachten.
Als er een grootschalige mens-op-mens besmettingen met een hoogpathogene H5N1-variant plaatsvindt, zal het enkele maanden duren voordat er een voor die variant specifiek vaccin is ontwikkeld, zoals we zagen bij de coronapandemie. Dat heeft laten zien wat dat in de maatschappij teweeg kan brengen. Zieken en doden, paniek alom, ophokplicht voor mensen, economische crisis en grote sociale ontregeling. Tweedeling tussen antivaxers en getrouwen die elke prik haalden en grote twijfels over de huidige omgang met productiedieren. Laten we maar beginnen met dat laatste te verbeteren.
Huib Stam