Groene groei is een populair idee om de dreiging van ecologische ineenstorting tegen te gaan. Het sust de gemoederen en suggereert dat er een gemakkelijke uitweg is. Maar het is gebaseerd op de verkeerde premissen. Sterker nog, het is niet meer dan een frame om de economie in stand te houden die onze huidige problemen juist heeft veroorzaakt en die gedoemd is te mislukken.
Groei, van welke kleur of samenstelling dan ook, heeft een tweelingbroertje dat nooit van zijn zijde wijkt. De naam van dat broertje is Complexiteit. Waar Groei ook gaat, Complexiteit volgt. Bovendien heeft Complexiteit een nare eigenschap. Het is hebzuchtig. Met elke nieuwe stap van Complexiteit verdubbelt zijn honger naar energie. Twee keer zo complex resulteert in vier keer zo veel honger naar energie. Het leidt tot een exponentiële explosie van onze fundamentele problemen.
Elektrisch groeien
De overgang naar elektrische auto’s is een bekend voorbeeld van groene groei. Om tegemoet te komen aan onze groeiende behoefte aan transport, werden elektrische voertuigen geïntroduceerd om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen die doorgaans gepaard gaat met groei. Dat doen ze ook, vergeleken met auto’s die rijden op fossiele brandstoffen. De ‘maar’ in het voorbeeld is een heel nieuw systeem dat moet worden opgetuigd om ze te laten werken. Elektrische voertuigen moeten worden opgeladen, waar we nieuwe netwerken van oplaadstations voor moeten bouwen die uitbreidingen van het elektriciteitsnet en extra stroomopwekking vereisen.
Energie moet hernieuwbaar zijn, dus moeten we nieuwe zonne- en windparken aanleggen. De elektromotoren van auto’s, zonnepanelen en hun omvormers en windturbines hebben zeldzame aardmetalen nodig. Om die te produceren is grootschalige nieuwe mijnbouw nodig die bestaat uit opgraven, verwerken, transporteren en soms zelfs het ontwikkelen van extra infrastructuur, om nog maar te zwijgen van de sloop van hele dorpen.
Een ander aspect van elektrisch rijden dat vaak over het hoofd wordt gezien, is het betalingssysteem dat bij de oplaad infrastructuur hoort. Voor het tanken van een conventionele auto heb je een betaalpas nodig, of contant geld. Het opladen van een elektrische auto kun je alleen maar digitaal betalen, waarvoor tientallen verschillende aanbieders allemaal hun eigen kaart uitgeven. Al die betalingssystemen worden afzonderlijk beheerd en gehost, wat resulteert in een hele serie nieuwe, dubbele dataprocessen die elk extra energie en de productie van extra hardware vereisen om te kunnen werken.
Een ander populair voorbeeld van groene groei is geoengineering. Zoals het bouwen van machines die koolstofdioxide uit de atmosfeer verwijderen, wat zou resulteren in een hele industrie die honderdduizenden, zo niet miljoenen, energie- en grondstoffen verslindende apparaten moet bouwen. Dat zal best veel banen creëren en geld opleveren. Maar kunnen we de gevolgen aan?
Want er is nog een andere speler om rekening mee te houden. Net zoals Complexiteit Groei in elke stap volgt, doet Murphy (je weet wel, de man die zei dat alles wat fout kan gaan, ook fout zal gaan) dat ook. En Murphy en Complexiteit zijn dikke vrienden. De recente stroomstoring in Spanje en Portugal is daar maar een klein voorbeeld van; de COVID pandemie is een ander, meer ingrijpend.
Alleen al het veranderen van de aandrijving van auto’s of het maken van apparatuur om CO2 uit de lucht te halen leidt tot extra nieuwe, complexe ondersteuningssystemen, die op hun beurt leiden tot een domino-effect van nieuwe complexe ontwikkelingen, een versneld toenemende vraag naar energie en grondstoffen, en hogere risico’s.
Kapot groeien
Deze voorbeelden, hoe voor de hand liggend ze ook lijken, doen echter geen recht aan de ware aard van de complexiteit die voortkomt uit voortdurende en versnelde groei. Ze illustreren ook niet de domino effecten als er iets misgaat. De opkomst en ondergang van Northvolt, het prestigieuze Europese batterijproject waar vele miljarden in werden geinvesteerd, laat dat in meer detail zien.
Northvolt werd in 2015 opgericht door de voormalige Tesla-managers Peter Carlsson en Paolo Cerruti. Het bedrijf wilde de dominantie van Azië in de productie van batterijcellen doorbreken door massale, duurzame gigafabrieken te bouwen in Zweden en daarbuiten, om zo Europese autofabrikanten zoals Volkswagen en BMW te voorzien van lokaal geproduceerde batterijen.
Gesteund door meer dan $13 miljard en met spraakmakende contracten van Volkswagen, Scania en anderen, groeide Northvolt rap. De belangrijkste fabriek in Skellefteå, Zweden, begon in 2021 met de productie van batterijen en het bedrijf kondigde al snel plannen aan voor extra fabrieken in Duitsland, Polen en Canada. Op het hoogtepunt kon Northvolt bogen op meer dan 50 miljard dollar aan toekomstige contractverplichtingen en werd het bedrijf gevierd als een symbool van Europa’s groene industriële ambities.
De snelle groei van het bedrijf verhulde echter diepgaande structurele problemen. Het bedrijfsmodel van Northvolt was niet opgewassen tegen de kapitaalintensieve, complexe wereld van de batterijproductie. Het bedrijf ondervond hevige concurrentie van gevestigde Aziatische fabrikanten, worstelde met productievertragingen en was voor belangrijke machines en materialen sterk afhankelijk van Chinese leveranciers. Operationele missers, zoals overbezetting, verwarring tijdens de snelle schaalvergroting, teruggetrokken contracten en politieke inconsistentie (Europese regeringen die subsidies op elektrische auto’s stopzetten), illustreerden het door complexiteit veroorzaakte systeemfalen. In maart 2025 vroeg het bedrijf faillissement aan.
Van complex naar ineenstorting
Het voorbeeld van Northvolt introduceert nog een andere risicofactor in complexe ontwikkelingen: snelheid. Versnelde ontwikkelingen overtreffen uiteindelijk het vermogen van elke organisatie om veranderingen bij te houden en er adequaat op te reageren. Het zet een dodelijke spiraal in gang van problemen die moeten worden opgelost, terwijl het oplossen van problemen zelf de complexiteit van het systeem vergroot en dus ook de energiebehoefte, zowel in brandstof als in menselijke inspanning. Het resultaat is dat de marginale opbrengsten van de investeringen, of het nu gaat om een project, een organisatie of een hele beschaving, afnemen en uiteindelijk negatief worden. Op dat moment stort het systeem in.
Joseph Tainter, historicus en antropoloog, beschreef dit principe in zijn boek The Collapse of Complex Societies uit 1988.
Tainter’s theorie suggereert dat de huidige wereldwijde beschaving wordt gekenmerkt door een hoge complexiteit en energieafhankelijkheid. Ze kan daarom soortgelijke risico’s lopen als eerdere beschavingen. Klimaatverandering, uitputting van hulpbronnen en economische ongelijkheid kunnen de druk op maatschappelijke systemen verergeren. Tainter benadrukt dat ineenstorting niet onvermijdelijk is, maar dat zonder significante veranderingen in hoe samenlevingen omgaan met complexiteit en het gebruik van hulpbronnen, het risico substantieel blijft.
Hij legt uit dat de ineenstorting van beschavingen een terugkerend en natuurlijk proces is door de menselijke geschiedenis heen. Hij definieert ineenstorting als een snel verlies van maatschappelijke complexiteit. Samenlevingen worden complex door het oplossen van problemen, maar complexiteit gaat gepaard met stijgende kosten, vooral in energie en grondstoffen. Na verloop van tijd nemen deze kosten toe terwijl de voordelen afnemen. Wanneer een samenleving het punt bereikt waarop de opbrengsten van complexiteit niet langer de kosten dekken, wordt instorting steeds waarschijnlijker. Er is geen dramatische gebeurtenis voor nodig, alleen het gestage verstrijken van de tijd onder toenemende stress.
Tainter benadrukt dat complexiteit, hoewel essentieel, nooit gratis is. In oude samenlevingen werd het betaald door arbeid en hogere belastingen. In de wereld van vandaag wordt het grotendeels gesubsidieerd door fossiele brandstoffen, waardoor het betaalbaar lijkt. Maar als de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen problematisch wordt, is het handhaven van ons huidige niveau van complexiteit zonder fossiele brandstoffen misschien niet mogelijk. Hij wijst op het Romeinse Rijk als een casestudy: het reageerde op crises door complexer te worden, zijn bureaucratie en leger uit te breiden, maar kon zichzelf uiteindelijk niet langer in stand houden, wat leidde tot ineenstorting. Hij stelt dat dit patroon in veel samenlevingen te zien is.
Hij noemt specifieke signalen die erop wijzen dat een samenleving op instorten staat: hogere belastingen met minder lokale voordelen, toenemende ontevredenheid, inflatie, ideologische verdeeldheid en een toenemende rigiditeit van de overheid. Deze tekenen waren al aanwezig in samenlevingen in de oudheid en kunnen nu ook opduiken.
Of klimaatverandering nu instorting kan veroorzaken? Tainter gelooft dat het probleem niet alleen ecologisch is, maar ook economisch en structureel. Aanpassen aan klimaatverandering vereist meer complexiteit, wat op zijn beurt meer energie en middelen vereist. De hamvraag is of we ons de stijgende aanpassingskosten kunnen veroorloven, vooral als hernieuwbare energiebronnen niet snel of flexibel genoeg kunnen worden opgeschaald om fossiele brandstoffen te vervangen.
Tainter is sceptisch over de vraag of samenlevingen vrijwillig kunnen vereenvoudigen. Hij noemt het Byzantijnse Rijk als een zeldzame uitzondering: het overleefde een grote crisis door zijn complexiteit drastisch te verminderen, maar alleen omdat het geen andere keuze had. Over het algemeen reageren samenlevingen op crises door meer lagen van complexiteit toe te voegen, niet minder.
Complicerende innovatie
Innovatie, vaak gezien als oplossing voor uitdagingen op het gebied van hulpbronnen en milieu, volgt ook dit patroon van afnemende meeropbrengsten. Het onderzoek van Tainter toont aan dat wetenschappelijke en technologische vooruitgang steeds complexer en duurder wordt. Voor elke nieuwe doorbraak zijn nu meer mensen, instellingen en inspanningen nodig dan in het verleden, maar de opbrengsten zijn kleiner.
Ondanks de grimmige implicaties van zijn theorie gelooft Tainter niet dat ineenstorting onvermijdelijk is. Hij stelt dat onderwijs een verschil zou kunnen maken, vooral door jongere generaties te leren breder te denken over systemen, tijd en gevolgen. Onze soort heeft de neiging om in crises “door te modderen”, zegt hij, maar dat is niet genoeg om de uitdagingen die voor ons liggen aan te kunnen. De toekomst hangt af van hoe goed we de verborgen kosten van onze manier van leven begrijpen en of we op tijd van koers kunnen veranderen.
Van koers veranderen betekent complexiteit verminderen. Complexiteit verminderen begint met vertragen en groei heroverwegen. Groei heroverwegen als het drijvende principe van de huidige economie betekent ook afstand nemen van groene groei. Als Tainter gelijk heeft, en ik zie geen reden om aan te nemen dat hij dat niet heeft, dan ligt het antwoord in het accepteren van alternatieven zoals Degrowth en een steady-state economie.
Zowel de geschiedenis als de wetten van complexiteit laten zien dat groei, van welke kleur dan ook, onvermijdelijk leidt tot ineenstorting. Trap er niet in.
Peter van Vliet
Blijf op de hoogte met de nieuwsbrief. Meld je hier aan.
( Je kunt ons ook steunen door lid te worden of te doneren )