Wie waarde hecht aan zaken als duurzaamheid, een vredige wereld, gelijke verdeling van welvaart of biologische en veilige voeding zal zijn geduld op de proef moeten gaan stellen. Want de trends gaan steeds sterker een andere kant op.
Dat kun je onder andere afleiden uit de visie op de nabije toekomst van Bain & Company, een van de grootste consultancy bureaus en strategisch adviseur van zowel multinationals als regeringen, waaronder Microsoft, Nike, DelMonte en Zuid Korea.
8 macrotrends
De brains van Bain onderscheiden 8 macrotrends die de internationale ontwikkeling de komende jaren gaan beheersen. Ze zijn bedoeld als radar voor wereldleiders van bedrijven en investeerders. En geen van die trends heeft zelfs maar een duurzame voetnoot.
Schoksgewijze veranderingen en crises zijn voorlopig aan de orde van de dag. Maar, zo stelt het rapport, de wereld zal merken dat zowel bedrijven als regeringen serieus werk gaan maken om niets te missen van de verwachte biljoenengroei die ons te wachten staat. Want daar gaat het om: groeicijfers met twaalf nullen en meer.
Vind jij goede en onafhankelijke informatie over een duurzame en klimaatveilige toekomst belangrijk? En helpt Duurzaamnieuws.nl je daarmee? Help ons dan met een donatie. Dank je wel.
Liever eerst een tijdje volgen? Meld je dan aan voor de gratis nieuwsbrief.
Het onderzoek dateert uit 2011 en we zijn inmiddels drie jaar verder. De aangegeven trends lijken nog niets aan actualiteit te hebben ingeboet, hoewel investeringen in infrastructuur (vooral in de VS), in nieuwe technologie en in onderwijs nog wat achter lijken te blijven. Maar er blijft genoeg over:
Trend 1: de volgende miljard consumenten
De economische groei in vooral Azie voorziet de wereldeconomie van een miljard nieuwe consumenten. Nog niet zo welvarend als wij (er wordt gerekend met een gemiddeld jaarinkomen van $ 5.000,-) maar met voldoende spending power om naar 2020 een markt te genereren van 10 biljoen dollar, die vooral zullen worden besteed aan goedkope producten.
Trend 2: investeringen in infrastructuur
In de opkomen landen moet er vooral worden opgebouwd, in de oude wereld moet er vooral worden vervangen: infrastructuur, zoals wegen en bruggen, wordt een melkkoe voor de industrie. Want overheden hebben geen geld om te investeren. Daar liggen dus kansen voor publiek-private partnerships. Maar let op: waar overheden zo goedkoop mogelijk willen werken, willen bedrijven gewoon zoveel mogelijk winst. Bijdrage aan het wereld bruto nationaal product tot 2020: 1 biljoen dollar.
Trend 3: verdienen aan onveiligheid
Met toenemende verschuivende economische belangen neemt ook de behoefte toe om deze desnoods gewapend te beschermen. Dat levert naar 2020 ook een biljoen dollar extra op.
Trend 4: toenemende vraag naar grondstoffen
Wie groeit heeft meer nodig: meer olie, meer gas, meer graan en meer metalen. Water en graan worden steeds meer gebruikt om grondstoffen te winnen en om brandstoffen te maken. Speculatie en tekorten jagen de prijzen op. En nieuwe bronnen voor fossiele brandstoffen (lees schalie, teerzanden en noordpoololie) maken deze goedkoper en remmen investeringen in duurzame energie.
Levert op tot 2020: 3 biljoen dollar.
Trend 5: ontwikkelen van menselijk kapitaal
Vooral de opkomende landen zullen zwaar moeten investeren in kennis om hun mensen in staat te stellen om mee te kunnen van farm naar factory. Tot 2020 zo’n 2 biljoen dollar.
Trend 6: hoe houden we de rijken gezond
Wie het oude westen gezond wil houden moet er iets voor over hebben. 4 biljoen per jaar tot 2020.
Trend 7: meer van het zelfde, maar dan beter (en duurder)
Echte innovaties worden steeds zeldzamer. Voortbouwen op wat er is dan maar. Vroeger dronken we koffie, nu drinken we latte macchiato of een van de zeventig andere koffievarianten. Big business op weg naar 2020, 5 biljoen dollar.
Trend 8: bereid je voor op ‘the next big thing’
Vijf innovatieve stromen staan op doorbreken: nano, gentechnologie, kunstmatige intelligentie, robotica en het internet van alles worden rijp voor de markt en gaan ook elkaar onderling versterken. Met een markt van zo’n biljoen dollar tot 2020 in het verschiet.
De acht trends bij elkaar zouden tot 2020 zo’n zevenentwintig duizend miljard dollar extra op moeten leveren aan GDP (Gross Domestic Product of bruto nationaal product). Dat is voldoende geld om de hele wereldbevolking een jaar lang van inkomen te voorzien ( 2 miljard gezinnen ieder 13000 dollar). Maar dat is niet waar het grootste deel van het geld terecht komt.
Met deze agenda van de grote industrie hoef je ook niet zoveel te verwachten op gebied van duurzaamheid. Dat wordt geïllustreerd door een recente uitspraak van de topman van Unilever, Paul Polman: ‘Ik ben niet gekozen als bestuursvoorzitter om een populariteitswedstrijd te winnen.’ Polman is een van de topmanagers die het meest wordt geprezen om zijn duurzame inzet. Hij deed de uitspraak in een interview waarin hij grootschalige ontslagen aankondigt, omdat consumenten (hier) te weinig verdienen om voldoende van zijn producten te kopen.
Personeel ontslaan op basis van een verwachte winstdaling lijkt een logische managementbeslissing en dat is het ook, maar eentje die wel wat verder gaat dan ons oog in eerste instantie reikt. Want de klanten van Polman in het westen zijn kritisch en willen graag kwaliteit. Het leveren van die kwaliteit is aan strakke regels gebonden. En kwaliteit kost geld. Die aanstormende miljard nieuwe consumenten nemen het niet zo nauw met die kwaliteit en daar hebben ze ook het geld niet voor. Polman en collega’s vinden massaproductie van goedkope producten met minder regels en lagere lonen prima, want zo maken ze meer winst. Aandeelhouders tevreden, koers omhoog, dag duurzaamheid.
Verdrinken in het geld
Maar er is nog meer aan de hand. Deze trends bij elkaar voegen in een paar jaar zevenentwintig duizend miljard dollar toe aan een stuwmeer van geld, dat nu al zo groot is dat het 10x de hele wereldproductie van een jaar kan kopen, en drie keer alles wat er op de aardbol staat. Kortom, zoveel geld, dat het niets meer kan kopen.
Toch gaat al dat geld op zoek naar rendement, want wie werkt voor een van de eigenaren van dat geld (banken en speculanten) wordt beoordeeld op resultaat. En dat resultaat bestaat uit geld verdienen. Met als gevolg dat er steeds meer geld gaat naar speculatie met financiële constructies, aandelen en met grondstoffen, en dan vooral in transacties met een hoog risico, want die leveren een hoog (potentieel) rendement. Een bewezen recept voor grote ellende.
Terwijl de kapitaalmarkt zwemt in het geld krijgt de burger het steeds lastiger. Het reële inkomen van de gemiddelde consument in het westen is de afgelopen decennia nauwelijks meer toegenomen. Dat gebeurde wel met de werkdruk en de concurrentie tussen werknemers, want de werkgelegenheid neemt alleen maar af. Immers, met het maken van spulletjes kun je als multinational nooit zoveel verdienen als met speculaties op de kapitaalmarkt. En daar heb je nauwelijks mensen voor nodig.
Het nieuwe klein overleeft het oude groot
Maar er is hoop. Traditionele managers gaan doorgaans uit van wat ze kennen, en projecteren daar gewoon meer van naar de toekomst toe. Waar ook de brains van Bain niet naar hebben gekeken zijn de gevolgen van de ontwikkelingen die ze voorspellen, die niet in geld worden uitgedrukt. Zoals de frustratie van mensen die zich opzij gezet en genegeerd voelen. De creativiteit van mensen die hun werk en waardigheid wordt ontnomen om hun leven opnieuw zin te geven. De tijd die mensen krijgen als ze niet meer in de tredmolen van de productie hoeven te lopen. En de aantallen van die mensen die de eindeloze ontslagrondes opleveren.
Opgeteld bij de voorspelbare gevolgen van voortdurende groei, als toenemende vervuiling, tekorten aan grondstoffen, uitputting van landbouwgronden en stagnerende distributie als gevolg van oorlogen, problemen met infrastructuur, toegankelijkheid en kosten van fossiele energie ligt de logische oplossing in een lokale economie, waar mensen met elkaar en voor elkaar werken en de opbrengst eerlijk kunnen delen. En waar die mensen het waardeloze flitsgeld vervangen door ruilmiddelen waarvan ze de waarde kunnen vertrouwen.
Dat is geen idealistische visie op duurzaamheid. Net zoals de industrie nu duurzaamheid gebruikt waar ze er kosten mee kan besparen (en dus haar kans op overleven mee vergroot), geldt dezelfde reden voor burgers. We willen overleven in een wereld die wordt uitgehold door economisch opportunisme. Het grote verschil ligt in het perspectief naar de toekomst. Managers van grote bedrijven kijken niet verder dan drie maanden vooruit: naar de eerstvolgende kwartaalcijfers. Daar worden ze op afgerekend. Die gaan dus liever geen structurele investeringen doen die pas na jaren renderen, in geld of anderszins. Dat kun je dus niet duurzaam noemen.
Voor mensen persoonlijk ligt dat wel anders. Die zijn verantwoordelijk voor de toekomst van hun gezin en die gaat verder dan drie maanden. Die overbrugt minstens twee generaties. Investeren in je lokale gemeenschap is altijd al een sterke strategie geweest om crises te weerstaan. De waarde ervan wordt nog maar eens bewezen door de problemen die de tegenovergestelde aanpak oplevert.
Duurzaamheid is onlosmakelijk verbonden met de lange termijn. En naarmate je als samenleving complexere structuren opzet, des te moeilijker wordt het voorspellen van de ontwikkeling van de gevolgen. Dat vertaalt zich in toenemende en uiteindelijk onbeheersbare risico’s. Echte duurzaamheid betekent dan ook dicht bij de basis blijven. Daarvoor hoeven we niet terug naar de middeleeuwen, maar daarvoor kan er zeker niet meer van wat nu al teveel is. Dat is misschien niet de duurzaamheid van die leuke groene en toch nog groeiende samenleving die we zouden willen. Maar het is wel de duurzaamheid die ons helpt om te overleven.
Peter van Vliet